Spilgemeente van de fusie Zingem. Landbouwgemeente aan de linker Schelde-oever, halfweg tussen Gent en Oudenaarde. Oppervlakte van 818 hectare en 3382 inwoners (01.01.01). Grenzend in het noorden aan Gavere (Asper), in het oosten met de Schelde aan Zwalm (Meilegem, Hermelgem), in het zuiden aan Oudenaarde (Welden, Heurne) en in het westen aan Huise. Gelegen in het Leie- en Schelde Interfluvium aan de zuidelijke rand van de Vlaamse laagvlakte, in een overgangsgebied tussen de zand- en leemstreek. Het Oosten van de gemeente, omsloten door een brede Scheldebocht, wordt landschappelijk en geomorfologisch gekenmerkt door vochtige weilanden van de alluviale Scheldevallei, tot 9 meter, die grotendeels onbewoond bleven; enkele afgesneden meanders. In het Westen, zacht oplopende helling van het Scheldedal, tot 17 meter. De scheiding tussen de lichte gronden in het Westen met vroeg ontgonnen grote blokvormige percelen en zwaardere gronden met recenter ontgonnen kleine percelen in het Oosten komt overeen met de landdijk.
Bij de aanleg van een aardgaspijpleiding van Zeebrugge naar Quévy in 1992 werd het grondgebied van Zingem doorkruist en werden op verschillende plaatsen archeologische resten opgetekend die wijzen op een occupatie in de Keltische periode met onder meer kuilen, greppels en paalgaten en talrijke scherven van aardewerk uit de vroeg-La-Tèneperiode. Deze bevindingen werpen een nieuw licht op de bewoningsspreiding in de late ijzertijd in de regio. Oudere archeologische vondsten onder meer een muntschat van 400 stuks uit de 3de eeuw, in 262 toevertrouwd aan de aarde en ontdekt in 1861 wijzen op een Romeinse aanwezigheid.
Etymologisch is Zingem te verklaren als een Germaanse nederzettingsnaam: Sigginga-heim of woning van de lieden van Siggo, in geschreven bronnen voor het eerst vermeld in 885-886 in geschriften van de Gentse Sint-Pietersabdij.
De "villa Siggingahem" behoorde echter tot het oudste vroegmiddeleeuwse abdijdomein van de Gentse Sint-Baafsabdij in de 7de eeuw, tijdens de Noormanneninvasie eind 9de eeuw geüsurpeerd door Sint-Pieters en volgens een oorkonde van 966 door koning Lotharius deels gerestitueerd. Centrum van de uitbating was de curia of vroonhof, te identificeren met het zogenaamde "Tiendenhof" bij de kerk en vormde het kerndorp.
Sinds begin 14de eeuw één heerlijkheid met het aanpalende Asper, afhankelijk van de graven van Vlaanderen. In 1601 door de aartshertogen overgedragen aan J. Richardot, voorzitter van de Raad van Vlaanderen, nadien aan de familie vander Meeren en van Hoobrouck, heren van Axelwalle. Bestuurlijk-fiscaal ressorteerde de heerlijkheid onder de kasselrij en het leenhof van de Steenen Man van Oudenaarde. Op kerkelijk gebied was ze afhankelijk van het bisdom Doornik, sinds 1559 van het bisdom Gent. De Gentse Sint-Baafsabdij, die het patronaatsrecht over de kerk bezat, en de Sint-Pietersabdij waren de belangrijkste grondbezitters. Een tiental kleinere heerlijkheden waaronder de heerlijkheid Axelwalle, Voorde of ter Speelt strekten zich op Zingem uit.
Door de aanleg van een 7 kilometer lange landdijk langs de Schelde tussen Eke en Heurne in 1785, het herhaaldelijk rechttrekken van de rivier en het aanleggen van sluizen in 1880 werden de jaarlijkse overstromingen in de streek beperkt.
De aanleg van de spoorlijn Gent-Oudenaarde in 1857 deed ook de gemeente Zingem aan en zorgde, samen met een verbetering en uitbreiding van het wegennet voor de ontsluiting van de streek. De eerste Scheldebrug kwam er in 1882.
Naast de traditionele landbouw en huisnijverheid werd Zingem in de 19de eeuw vermaard om zijn wannen-, manden- en zetelmakers van de, in de vochtige alluviale Scheldevallei gekweekte wijmen en wissen. Thans is de firma Windels, opgericht in 1901, als ambachtelijke meubelmakerij in wijmen en bamboe, nog steeds in de Peperstraat gevestigd. In de Scheldemeersen werden vanaf eind 19e eeuw talrijke veldsteenbakkerijen vergund om aan de stijgende vraag van de typische Scheldesteen te voldoen.
Tot de jaren 1970 gebeurde de bebouwingsverdichting hoofdzakelijk door opvulling langs de invalswegen, vanaf deze periode zorgden nieuwe verkavelingen als de Tuinwijk en Wijnhuisveld in het dorpscentrum en nieuwe wijken in de Speelstraat, Toekomststraat of Wittelstraat in de jaren 1990 voor een sterke bebouwingstoename.
- BAUTERS L. - DE GROOTE K. en andere, Een aardgasleiding, 65 km archeologische informatie, Jaarverslag van de provincie Oost-Vlaanderen 1996, Gent, 1997, Zingem p. 131-146.
- DHAENE L., Boeren en burgeres, Sociale geschiedenis van het negentiende eeuwse platteland, Zingem 1796-1900, Zingem, 1986.
- DIERICKX M., Geschiedenis van Zingem, Antwerpen, 1943, 1960.
- DE PREESTER E., Zingem in beeld, s.l., s.d.
- DE POTTER F.-BROECKAERT J., Geschiedenis van de gemeenten der provincie Oost-Vlaanderen, reeks I, deel 1, Gent, 1864-1870.
- VERHULST A., De Sint-Baafsabdij te Gent en haar grondbezit (VIIe-XIVe eeuw), Brussel, 1958.