Gemeente van 159 hectare met 140 inwoners (30.01.2001), voor de gemeentefusie van 1971 de gemeente met het kleinste aantal inwoners van de provincie. Grenzend ten noorden aan Beerlegem, ten oosten en ten zuiden aan Munkzwalm, ten westen aan Sint-Maria-Latem en met de Munkbosbeek aan Meilegem. Lijnrecht en schaars bebouwd gedeelte van de provinciale steenweg van Oudenaarde naar Aalst, hier zogenaamd de Latemdreef, doorsnijdt de gemeente van west naar oost; rechtgetrokken in 1835.
Gelegen in de zandleemstreek met zacht golvend reliëf van 50 meter in het centrum tot 17,5 meter in de vallei van de Munkbosbeek. Overwegend vruchtbare en goed gedraineerde zandleem- en leembodems, natter in de beekdepressies.
Vermeld als Lathim in een keure van 998. In het Ancien Régime één van de parochies van het Land van Aalst onder de baanderij van Gavere. Als heerlijkheden worden vermeld "Ter Talen", later zogenaamd "Ter Heiden", en het "Goed te Paulatem".
Het patronaatsrecht van de parochiekerk werd uitgeoefend door het Heilig Kruiskapittel te Kamerijk. Tienden geheven door de pastoor, de kerk en het Gentse Sint-Baafskapittel. Van 1559 tot 1801 horend tot aartsbisdom Mechelen, nadien tot bisdom Gent.
Dorp met open landelijk karakter, slechts bestaande uit zeven straten met 53 huizen, onder meer vier landbouwbedrijven en één tuinbouwbedrijf. In de uiterst kleine dorpskern gesitueerd aan de verbindingsbaan van Sint-Maria-Latem met Beerlegem, is sedert jaren geen pastorie, school, winkel of café.
- DE NOYETTE G. - HOEBEKE M., Dorpsbeelden uit het verleden, Zwalm, Nazareth, 1994, p. 80-84.
- DHANENS E., Kanton Sint-Maria-Horebeke, Tekst, Inventaris van het Kunstpatrimonium van Oost-Vlaanderen, VII, Gent, 1971, p. 157-172.
- SIMONS G., Paulatem, kleinste gemeente van Oost-Vlaanderen, Antwerpen, 1967.