Geografisch thema

Uitkerke

ID
14393
URI
https://id.erfgoed.net/themas/14393

Beschrijving

Sinds 1971 gefusioneerd met Blankenberge. Totale oppervlakte circa 1481 hectare. Gelegen aan de spoorlijn Brugge-Blankenberge. Vlak landschap bestaande uit zeepolders, weiland en akkerland.

Oorspronkelijk kustgemeente, afstand van zijn strand aan Zeebrugge in 1896, aan Blankenberge in 1901.

Het huidige landschap is het resultaat van de complexe landschappelijke evolutie van de Vlaamse kustvlakte. Omstreeks 1000 voor Christus vormt de kustvlakte een groot zoetwatermoeras, dat door een strandwal van de zee afgesloten is. Eeuwenlang hebben er zich honderden lagen halfvergane waterplanten opgestapeld, waardoor de veenlaag van de polders ontstaat.

Tijdens de zeetransgressie (zogenaamd Duinkerke I-transgressie) van 500 voor Christus - 1ste eeuw na Christus wordt de strandwal doorbroken. Het veen evolueert tot een dynamisch waddengebied met getijdengeulen, slikken en schorren. Twee tot drie eeuwen lang zet de vloed klei en zand af op de turfbodem. Dit heeft een dichtslibbing van de getijdengeulen en een ophoging tot gevolg. Aan het einde van de transgressie (50 na Christus) vermoedelijke vestiging van een Gallo-Romeinse bevolking op de aangeslibde grondlaag (zie Romeinse vondsten onder meer te Zeebrugge).

De opkomende zeetransgressie vanaf het begin van de 4de eeuw na Christus (zogenaamd Duinkerke II-transgressie) maakt de bewoning van de kustvlakte onmogelijk. Door de overstroming worden er brede vloedgeulen in het terrein uitgeschuurd. Ze vormen brede kreken waarin het veen bijna volledig weggespoeld wordt. De gronden tussen de stroomgeulen worden door een dikke laag klei bedekt. Afzetting van zandige klei in de kreken. De brede kreken versmallen en zorgen voor de overtollige waterafvoer van de kustvlakte en de aanpalende zandstreek. De aangeslibde grond wordt vanaf de 8ste eeuw bruikbaar als schapenweide. Het schorrengebied groeit verder aan, opwerping van vluchtheuvels voor de bescherming van het vee. Binnen de polders van de Evendijk liggen in een gebied van 10 km² zes zichtbare terpen, waarvan vier te Uitkerke.

In de 10de eeuw is het uitgestrekte schorrenland langs de Vlaamse kust in gebruik als schapenweide. Waarschijnlijk worden een aantal grotere vluchtheuvels ingericht als woonterp. Het gebied wordt veilig gesteld van overstromingen door de aanleg van de zogenaamde Gentele of Blankenbergse Dijk. Deze dijk is onder meer nog goed traceerbaar ter hoogte van het verdwenen gehucht Sint-Jan-op-de-Dijk (zie Blankenbergse Dijk). Meer noordelijk ter hoogte van Uitkerke is een deel van de dijk weggespoeld door de zogenaamde Duinkerke III A-transgressie. Slechts een klein deel van het grondgebied van de gemeente is gelegen in het Oudland of de gebieden die niet meer overstroomd werden door de zogenaamde Duinkerke III A-transgressie. Het grootste deel is gelegen in het zogenaamd Middelland.

Op de Gentele wordt later een boogvormige dijk de Dulle Weg (verlengde van de Schaapstraat) aangelegd. Zo wordt de woonterp waarop ook de kerk van Uitkerke is gelegen veilig gesteld.

Dit dijksysteem bouwt men verder uit in westelijke richting tot in Bredene (zogenaamd de eerste Evendijk, zie huidige Vredelaan op grondgebied Blankenberge), vandaar liep deze dijk naar Oudenburg (de Zidelinge, later Dijk van de Blankenbergse Watering). Door deze dijkaanleg wordt het hele gebied tussen Brugge, Uitkerke, Bredene en Oudenburg tegen overstromingsgevaar beveiligd.

In het midden van de 11de eeuw werpt men op ongeveer 500 meter ten noorden van de eerste Evendijk een nieuwe zeewering op die ten noordwesten van Uitkerke uit de Evendijk vertrekt. Ten oosten ervan wint men een kleine schorre door de aanleg van een dijk vanuit de Gentele in zeewaartse richting: tussen de twee dijken in (de latere Westdijk en Oostdijk op grondgebied van het huidige Blankenberge), vestigen zich een aantal vissers in de nabijheid van de zee. Zij vormen de eerste bewoningskern van het latere Scharphout of Blankenberge.

Tussen 1100 en 1134 wordt er een preventief dijksysteem - zogenaamd de tweede Evendijk (grosso modo het tracé van de huidige Evendijk West en Oost, en de Zeebruggelaan) - aangelegd vanaf de Gentele te Uitkerke, richting Heist voorbij Westkapelle en Hoeke tot Damme. Kort na de aanleg van deze dijk overstroomt het oostelijk kustgebied als gevolg van de zogenaamde Duinkerke III B-transgressie. De hoogste vloeden slaan op verschillende plaatsen bressen zoals te Uitkerke nabij de hoeve "Raaswalle" (zie mogelijke etymologische verklaring als 'razende wal'). Toch blijft het grootste deel van de kustvlakte gespaard van overstromingen.

Mogelijke woonterpen zijn de hoeve "Raaswalle" net ten zuiden van de tweede Evendijk met een bijna cirkelvormige walgracht, het kasteel van de Heer van Uitkerke, gelegen op ongeveer 200 meter ten noordoosten van de kerk en de hofsteden Mallegem, Bekegem en Oudengem (deze hoeves zijn verdwenen of sterk verbouwd).

In het midden van de twaalfde eeuw (na de zogenaamde Duinkerke III B-transgressie) worden de schorren buiten de Tweede Evendijk in gebruik genomen als schaapweide. Vermoedelijke vluchtheuvel opgeworpen ter hoogte van de huidige Pierstraat (nu grondgebied Blankenberge). De grond van de schorre wordt strooksgewijs ingepolderd door het leggen van lichte dwarsdijkjes vanuit de Evendijk en een weerdijk langs de zeezijde.

De gronden tussen de eerste en de tweede Evendijk behoren bij het Jong-Middelland en zijn de jongste in Uitkerke. Dit gebied wordt aangeduid met de benaming "Oudemaarspolder" zie Ferrariskaart van 1770-1778.

7de tot 10de eeuw

Circa 650 zou Sint-Elooi volgens sommige bronnen op het grondgebied van de gemeente een eerste bidplaats hebben gesticht.

In 961 (volgens andere bronnen in 1089): eerste vermelding van "Utkerca" bij het Brugse Sint-Donaaskapittel, etymologisch te verklaren als 'buiten de kerk'.

11de eeuw

Circa 1050 groeit de eerste dorpskern aan het noordeinde van de Dulleweg, ten oosten van de Blankenbergse Dijk. De schapenboeren gaan zich langzamerhand meer in het noorden vestigen. Een terp ten zuiden van de kerk wordt bewoond tot in de 19de eeuw. Waarschijnlijk is de dorpskern gegroeid uit een terp die ten zuiden van de eerste Evendijk (Evendijk West en Oost, Zeebruggelaan) lag.

Circa 1070-1080 vermoedelijke stichting van de parochie. In 1100, eerste vermelding van de Sint-Amanduskerk, met de kapelanieën van Onze-Lieve-Vrouw, het Heilig Kruis (Bruine Kruis) en Sint-Pieter. Het kapittel van de Brugse Sint-Donaas bezat als belangrijkste tiendheffer het patronaatsrecht.

Het grondgebied van Uitkerke valt onder twee waterschappen, het oostelijk deel onder de Watering Eiesluis, het westelijk onder de Blankenbergse Watering. Mogelijk fungeerde de Blankenbergse Dijk als scheiding tussen beide.

Oorspronkelijk vormt Uitkerke samen met Zuienkerke het 'ambacht Uitkerke'. De parochie Uitkerke was een deel van het Brugse Vrije en bestond uit Wenduine (eerste vermelding en tevens afscheiding in een cartularium van 1185), Sint-Jan-op-den-Dijk (gesticht tussen 1185 en 1228, eerste vermelding in 1228, zie gehucht onder de Blankenbergse Dijk) en Scharphout (het latere Blankenberge). Ten westen werd de parochie begrensd door Nieuwmunster, ten zuiden door Zuienkerke.

12de eeuw

Eind deze eeuw, opbouw op een platte wal van "het kasteel en het neerhof van Huutkerke". Het kasteel is gelegen ten noordoosten van de dorpskom, net onder de Evendijk. Het wordt aangeduid als "Kasteel Le Croy" op de Vander Maelenkaart (teruggaand op basiskaart van circa 1842) (zie Kerkstraat nummer 420).

De kerk, de woning van de heer en de schuur van de voornaamste tiendheffer bestaan reeds in het begin van de 12de eeuw. Het kerkhof is ommuurd, aan de noordkant van de kerkmuur bevindt zich een kerksteger, een kleine pui waar men op zondag officiële berichten afkondigde. Vermoedelijk oprichting van de molen - ten noorden van het centrum - in het begin van deze eeuw.

13de eeuw

In 1228 afscheiding van Sint-Jan-op-den-Dijk als onafhankelijke parochie. In 1270 eerste vermelding van de "heren van Uitkerke", de Heerlijkheid is in handen van Jan van Uitkerke. Zijn kasteel is gelegen op een motte, (aanvankelijk een terp die opgeworpen was na de overstromingen van de zogenaamde Duinkerke III A-transgressie).

In 1272 wordt Blankenberge door Margaretha van Constantinopel verheven tot "stede en port" omwille van de bloeiende vishandel. Vermoedelijk heeft zij het Blankenbergse grondgebied afgescheiden van de Heerlijkheid Uitkerke en er stedelijke voorrechten aan gegeven.

14de eeuw

In 1337, vermelding van de "Steenstraete" (zie de huidige Kerkstraat op grondgebied van het huidige Blankenberge) als eerste weg naar de zee.

In 1359, vermelding van de "hoostmueln". binnen het ambacht Uitkerke, waarvan de Heer van Uitkerke de molenrechten bezat. Rond 1400 wordt de molen meer naar het westen geplaatst, zie vermelding van de "Molenhoek" op de Blankenbergse Dijk.

In 1365 wordt de familie van Halewijn aangeduid als Heren van Uitkerke.

15de eeuw

In 1456, oudste vermelding van twee steenovens namelijk "de Tegeloven" en "het Klampstuk". Joos van Halewijn is Heer van Uitkerke.

In 1488-1491, verwoesting van het kasteel door de Bruggelingen. De stad Brugge wordt verplicht om de schade te vergoeden.

16de eeuw

De dorpskern ten oosten van de Blankenbergse Dijk telt ongeveer vijfentwintig huizen, waaronder de herberg "Sint-Antonius", de herberg (waarschijnlijk de oudste van het dorp) en brouwerij "het Rode Huis", het huis "de Drie Beren", de pastorie, het huis van de koster, het kasteel en meerdere hoeves. Ten westen van de dijk liggen het neerhof van het kasteel en een tiental hoeves waaronder "de Blauwe Duivekete". Tevens vermelding van de hoeve "Raaswalle" en "de Oostporthoeve".

De gemeente gaat zwaar gebukt onder de oorlogslast als gevolg van de tachtigjarige oorlog (1568-1648). De landbouwgronden brengen niet meer voldoende gewassen op en het gebied overstroomt herhaaldelijk. Meer en meer landbouwgronden worden verlaten.

In 1512, vermelding van de steenbakkerij "de Tegelrie". In 1520, afbraak van "het Tiendenhof" van het kapittel van Sint-Donaas (locatie onduidelijk).

Circa 1540 vindt een eerste grenswijziging tussen Blankenberge en Uitkerke plaats, behorend tot twee rechtsgebieden. De grenzen worden aangeduid door palen: paal A staat op de oostoever van de Blankenbergse Vaart. De grens loopt langs de Vaart naar het zuiden. Paal E staat aan de Evendijk. Bij de molen van Blankenberge op de Westdijk staan palen F en G. Verder loopt de grens langs de Kerkstraat tot op de Oostdijk en vandaar langs de Oostpoortwatergang. De kerk van Blankenberge staat dus op Uitkerks grondgebied wat meerdere grensconflicten veroorzaakte.

In 1547, eerste vermelding van een taveerne "De Zwane" met smidse in het dorp gelegen op de Brugsche Steenweg (zie huidige Kerkstraat op grondgebied Blankenberge).

In 1557 gaat de heerlijkheid van Uitkerke over naar de familie van Claerhout. Bij de herindeling van de bisdommen door Filips II in 1559, wordt de parochie Uitkerke die vanaf haar ontstaan tot het bisdom Doornik behoorde, bij het bisdom Brugge gevoegd.

In 1572 zou de Sint-Amanduskerk verwoest zijn door de Watergeuzen. In 1575, verwoesting van de kerk van Sint-Jans-op-den-Dijk die niet meer heropgebouwd wordt. Blijkens een kerkrekening van 1578-1579 had een brand de Sint-Amanduskerk grotendeels verwoest. In 1579, herstelling van de kerktoren en de daken van het schip en de zijbeuken.

17de eeuw

In 1616-1620 wordt de sacristie herbouwd. In 1631 wordt het huis van de pastoor hersteld.

In 1636 komt Uitkerke in handen van Isabella de Zuniga Y Fonseca, die eveneens de heerlijkheden Maldegem, Pittem, Koolskamp, Assebroek en Meetkerke bezat.

In 1641 wordt de school van de koster hersteld. In 1643-1646, herstellingswerken aan de vloer van de kerk. Een nieuwe preekstoel voor de kerk wordt besteld bij Walram Rombout van Lissewege. In 1651 wordt door diezelfde Walram Rombout en Pieter van de Weerde een nieuwe pastorie gebouwd, op een perceel tegenover de kerk, dat eigendom was van de kapelanie van het Heilig Kruis (zie huidige Ruitersstraat, van oudsher 'Kerkstraat'). De koster neemt zijn intrek in de verlaten pastorie, eveneens in de nabijheid van de kerk gelegen.

18de eeuw

Tijdens het Oostenrijks bewind worden er talrijke percelen ten oosten van de Gentele bebost.

In 1710 wordt de familie van Croy als erfgenaam van de heerlijkheid erkend. Deze herbouwen in 1763 het kasteel in rococostijl. Emmanuel Francis (1770-1794) is de laatste heer van Uitkerke.

Een schets van 1723 van de Sint-Amanduskerk ontvouwt het volgende grondplan: een westtoren, het middenschip tussen twee zijbeuken. De noordelijke beuk was toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouw, de zuidelijke beuk aan Sint-Jan (voor de verwoesting van de kerk door de Watergeuzen in 1572 was dit altaar waarschijnlijk toegewijd aan Sint-Pieter). Door het aanleggen van de steenweg Brugge-Blankenberge (zie Kerkstraat en Brugse Steenweg) in dat jaar komt de sacristie op een aarden weg naast de steenweg te staan. Andere wijzigingen hierdoor in de dorpskom zijn de inkorting van de wegen die leiden naar het kasteel en het neerhof ervan en het verdwijnen van het grootste gedeelte van het erf van de herberg "het Rode HuisI". De Blankenbergse Dijk verliest zijn verbindingsfunctie.

Volgens de volkstelling van 1748 telt de gemeente 264 personen in 57 gezinnen. In 1766 wordt de kosterswoning en -school verwoest door brand. Een nieuwe school wordt gebouwd aan de westzijde van de steenweg.

Door de grenswijziging van 1788 komt de Sint-Antoniuskerk op het grondgebied van Blankenberge te liggen.

Franse Periode (1794-1814)

De voormalige parochie Sint-Jan wordt bij Uitkerke gevoegd. De heerlijkheid van Uitkerke wordt afgeschaft in 1789, het kasteel blijft bestaan.

Uitkerke telt bij de volkstelling van 1797 415 personen. In 1800, oprichting van het "roskot", een molen die in 1860 gedeeltelijk geïntegreerd wordt in de brouwerij van Lodewijck De Clercq.

19de eeuw

In 1815 telt de gemeente 91 woningen en 477 inwoners. Vermoedelijk in 1819, oprichting van het Sint-Jobskapelletje (aanvankelijk Sint-Jan geheten), op de plaats van de in 1575 verwoeste kerk van Sint-Jans-op-den-Dijk (op de Ferrariskaart van 1770-1778 aangeduid als "Eglise Ruinée"), (zie Blankenbergse Dijk).

In 1824 worden herstellingswerken uitgevoerd aan de school in het huis van de koster.

In 1834, heroprichting van het bisdom Brugge met de provincie West-Vlaanderen als grondgebied.

In 1836, oprichting van "Tytens' molen" "op muelenstic", waarschijnlijk Evendijk Oost waar vroeger de Oostmolen gelegen was. In 1860, vermelding van de molen van F. De Grote aan de Schaapstraat.

In 1859-1863 wordt de dorpskom gekasseid. Door de aanleg van de spoorlijn Brugge.Blankenberge in 1863 wordt een gedeelte van de walgracht van het kasteel gedempt, deze spoorlijn zorgt ervoor dat het dorp nog meer in twee delen wordt opgedeeld. In 1866 telt de gemeente 201 huizen, onder meer de nieuwe pastorie van 1865.

In 1868 wordt een nieuwe gemeenteschool met een onderwijzerswoning gebouwd aan de toenmalige Kerkstraat (zie huidige Ruitersstraat) naast de pastorie. De oude school aan de steenweg wordt omgebouwd tot woning. In 1880 telt de gemeente 251 huizen.

In de 19de eeuw worden het café "Sint-Antonius" en de herberg "het Rode Huis" - laatstgenoemde later oud gemeentehuis genoemd - gebruikt als vergaderplaats voor de gemeenteraadsleden. Vanaf 1882 wordt "het Hof van Commerce" nabij de Sint-Amanduskerk gebruikt als gemeentehuis.

In 1884 openen de zusters van de Heilige Vincentius van Kortemark een vrije meisjesschool op de gronden van de hofstede en brouwerij Monset (zie 'Oude Lissewegestraat', huidige Schaapstraat). De noordelijke vleugel wordt in 1962 herbouwd, na 1970 wordt de school nog drie maal vergroot. In 1888-1889, opening van een tweede gemeentelijke jongensschool.

Op het einde van de 19de eeuw wordt de Sint-Amanduskerk grondig verbouwd. In 1866 was reeds de gotische kerktoren grondig hersteld. In 1886 verkeert de gotische kerk in een bouwvallige staat. In 1889 beslist het kerkbestuur om een nieuwe en grotere neogotische kerk te bouwen met behoud van onder meer de oude toren. De Onze-Lieve-Vrouwebeuk en de sacristie worden afgebroken. De noordzijde van de middenbeuk en het portaal onder de toren worden dichtgemaakt. Het middenschip wordt toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouw. Het portaal wordt voorzien in de verlengde linkerbeuk. De Heilige Kruiskapel verdwijnt, in de plaats wordt een koor voorzien (de nieuwe middenbeuk). Het altaar van de nieuwe linkerbeuk wordt toegewijd aan Sint-Amandus. In 1889 wordt een nieuwe sacristie gebouwd op de plaats van het vroegere kerkhof. De verbouwingen, uitgevoerd in neogotische stijl zijn voltooid in 1892.

In het laatste kwart van de 19de eeuw, kortstondige uitbouw van Uitkerke als badgemeente, voornamelijk langs de Graaf Jansdijk en de Groenestraat (op grondgebied van het huidige Blankenberge). Het strand was 2,3 kilometer breed en wordt uitgebaat door E. Franchomme uit Brussel. In 1896/1900 verliest Uitkerke de noordoosthoek van haar grondgebied ten voordele van Zeebrugge. In 1901 verliest Uitkerke zijn laatste stukje strand aan Blankenberge

20ste eeuw

Vanaf 1908 aanleg van de Stedelijke Begraafplaats van Blankenberge zie Scharebrugstraat (in 1952 uitbreiding van deze begraafplaats).

In 1919 wordt het gasthof "de Zwarte Leeuw" ten oosten van de steenweg door de "Commune de Schaerbeek" omgevormd tot de "école Alexandre De Craene".

In 1956 wordt een gedeelte van de oude school en het kostershuis afgebroken. In 1958 wordt het "Hof van Commerce" verbouwd tot nieuw gemeentehuis. Bij de fusie van 1971 wordt Uitkerke bij Blankenberge gevoegd. Ongeveer vanaf die periode ontstaat een grondige transformatie van het dorpsbeeld. Het gemeentehuis wordt omgebouwd tot kinderkribbe.

Omvorming van de gemeenteschool tot Rijksbasisschool de "Zilvermeeuw" met kleuterafdeling en bijgebouwen op de Blankenbergse Dijk. Het oude schoolgebouw wordt omgevormd tot Jeugdherberg "De Wullok"

De dorpskom wordt in 1974 heraangelegd, hierbij wordt de herberg "de Werkmansvriend" aan de Schaapstraat afgebroken. Een aantal kasseiwegen worden geasfalteerd. De Kerkstraat wordt verbreed in 1976.

In 1980 worden de "école Alexandre De Craene" en de herberg "het Rode Huis" afgebroken. Op de plaats van de school wordt een openbaar park, zogenaamd park "De Craene" aangelegd (zie Kerkstraat).

In 1990 wordt de hoeve Vandamme, in de dorpskern ten zuiden van de kerk afgebroken voor de bouw van een grootwarenhuis.

Structureel

De oude dorpskern situeert zich rond de neogotische Sint-Amanduskerk ten westen van de in 1723 aangelegde steenweg (huidige Kerkstraat) enerzijds en de site van het kasteel van Uitkerke met deels bewaard neerhof ten oosten van de steenweg (zie Kerkstraat nummer 420) anderzijds. Het kerkhof rond de kerk wordt ontruimd in de jaren 1980, het is wel deels bewaard als plantsoen met oude linden en deels kerkhofmuur en hekken. De dorpsbebouwing was voor het einde van de 19de eeuw geconcentreerd rond de kerk onder meer aan de Ruitersstraat (voor de fusie Kerkstraat) en de Zwarte Leeuwstraat. De Zwarte Leeuwstraat vormde destijds de "Steenstraete" (eerste vermelding in 1337) als oudste verbinding met de zee, vervolgens samen met de huidige Ruitersstraat 'Kerkstraat' en vanaf 1892 huidige benaming. Aan de Ruitersstraat van oudsher de oudste bebouwing van Uitkerke: de afgebroken pastorie van 1651, het voormalige gemeentehuis van 1868 ernaast is in verbouwde toestand bewaard als jeugdherberg. Tevens oude 19de-eeuwse dorpsbebouwing van één, anderhalve à twee bouwlagen aan de westzijde van de Zwarte Leeuwstraat, de oostwand van deze straat en enkele historische gebouwen zoals pastorie en herbergen zijn gesloopt, deels bij de heraanleg van de steenweg (huidige Kerkstraat) in 1976. Volkstuintjes zijn gelegen ten westen van de kerk langs de wegel naar de Blankenbergse Dijk. Het kasteel van Uitkerke gaat terug op een site van circa 1070 met terp, walgracht en neerhof. De laatste eigenaarsfamilie, de prinsen van Croy, herbouwen in 1763 het kasteel in rococostijl. Dit kasteel op een motte met nog deels omwalling is op heden gaaf bewaard. De voorgevel vormt een witgeschilderde lijstgevel met klassieke opbouw, het bovenvenster is omlijst met rococomotieven, boven de overluifelde dubbele deur bevindt zich een wapenschild.

Uitkerke vormt een straatdorp langs de steenweg, in aansluiting met de lintbebouwing te Blankenberge. De rijbebouwing aan deze steenweg (huidige Kerkstraat) dateert voornamelijk uit het einde van de 19de eeuw en het begin van de 20ste eeuw, voornamelijk burgerhuizen soms met bel-etage en met inslag van de neo-Vlaamserenaissance of het neoclassicisme, enkele bel-etageburgerwoningen naar ontwerp van architecten H. Cosman en J. Heyneman. De panden uit het interbellum als lijstgevels veelal met betegeling of geglazuurde baksteen. Aan de voormalige Stationsstraat (nu het meest westelijke deel van de Zeebruggelaan) - een straat die eind 19de eeuw/ begin 20ste eeuw haaks op de steenweg naar het nu afgebroken station werd aangelegd . gelijkaardige bebouwing uit het eerste kwart van de 20ste eeuw. Merkwaardige verkaveling "de Cottages" ten oosten van de Kerkstraat (Kerkstraat nummers 324-328), de meest gaaf bewaarde is nummer 326 zogenaamd "La Joliette" (zie huisnaam in art-nouveaugetint tegeltableau) van 1911-1913 naar ontwerp van de plaatselijke architect Heyneman, parement van witte geglazuurde baksteen.

Ter hoogte van de Zeebruggelaan (voormalige Stationsstraat) is een beluik bewaard.

Bewaarde kloosterwoning van 1926/ 1929 bij school aan de Schaapstraat nummer 8. Verkavelingen met vrijstaande woningbouw vanaf de jaren 1960 voornamelijk ten oosten van de spoorweg.

Landelijk gebied

Het grootste gedeelte van Uitkerke ten westen van de steenweg (Brugse Steenweg, Kerkstraat) behoort tot de zogenaamde Uitkerkse polder, die doorloopt op grondgebied van Zuienkerke. Vrij gaaf bewaard laaggelegen poldergebied waarin de Blankenbergse Vaart erg beeldbepalend is. In 1970 telde de gemeente nog 50 hoeves, in 1992 waren er dat nog maar 40.

Een aantal grote, grotendeels witgekalkte hoeves typeert nog het vlakke polderlandschap, zoals "de Blauwe DuivekeetI" aan de Scharebrugstraat en hoeve "Raaswalle" aan de Zeebruggelaan (buiten de Uitkerkse polder, voorheen met bergschuren). De historische hoeve "Ter Messinghe"  bewaart een erg mooie schouw met betegeling in de Delftse traditie en afbeelding van kat en hond. De kleine langgestrekte boerenarbeiderswoonst zogenaamd "De Rode Poort" met geïncorporeerde stalling (Hooistraat) is representatief voor een verdwijnend type. Hoeve " 't Klokhof" aan de noordrand van de Uitkerkse polder werd in 1879 gebouwd (zie muurankers) dit vermoedelijk als buitengoed.

(Pre-)industriële activiteiten

Op het grondgebied van Uitkerke waren vanaf de 15de eeuw meerdere steenbakkerijen actief. De oudste vermelding van de steenovens "de Tegeloven" en "het Klampstuk" dateert van 1456. In 1512 eerste vermelding van de steenbakkerij "de Tegelrie" of "Oude Tegelrie" (gelegen aan de Schaapstraat). Vermelding van de "kleine steenovenbilk" in 1650 en van de "grote steenovenbilk" in 1752. Hoevebenaming "Steenovenhuis" verwijst ook naar deze activiteit.

De meeste steenbakkerijen lagen in de buurt van waterlopen of van grachten, dit in verband met het vervoer van de afgewerkte producten naar Brugge en Blankenberge, en de brandstof uit de omliggende veenderijen.

In de periode van 1833 tot 1900 worden er twaalf toelatingen verleend voor het opstarten van een steenbakkerij. Ze lagen onder meer aan de Schaapstraat (zie huidige velodroom), langs de Blankenbergse Vaart, de 'Oudengemse weg' (ten oosten van de huidige Astridlaan, huidig grondgebied Blankenberge) en naast het vroegere Schuttersplein.

  • AMERYCK J., De ontstaansgeschiedenis van de zeepolders, in: Biekorf, West-Vlaams archief voor geschiedenis, oudheidkunde en folklore, 60(1959), p. 377-400.
  • BILE E., De straatnamen van Blankenberge, oorsprong en betekenis, Blankenberge, 1988, p. 207-208.
  • Bodemkaart van België, De Haan 10, W en Blankenberge 10, E, Brussel, 1953.
  • COORNAERT M., Uitkerke. De topografie, de geschiedenis en de toponimie van Uitkerke en Sint-Jans-op-de-Dijk tot omstreeks 1900, s.l, s.d.
  • GOTTTSCHALK M.K.E., Historische geografie van westelijk Zeeuws-Vlaanderen, Assen, 1955.
  • PANNIER N., De datering van de Duinkerke III B Transgressie en het dijksysteem ten noorden van Brugge, in: Handelingen der Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent, nieuwe reeks, XXIV(1970), p. 113-126.
  • VAN RIJSEL A., Blankenberge in oude prentkaarten, Zaltbommel, 1972.
  • VAN RIJSEL C., Blankenberge, van herberg tot restaurant, Brugge, 1995.
  • VERHULST A., Historische geografie van de Vlaamse kustvlakte tot omstreeks 1200, in: Bijdragen voor de geschiedenis der Nederlanden, 14(1960), p. 1-37.
  • VERVAECKE R. en PRIEM J., Uytekerke, toen..., s.l., 1992.

Bron: HOOFT E. & VANNESTE P. met medewerking van DE LEEUW S. & MISSIAEN H. 2003: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Blankenberge, Deelgemeente Uitkerke, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL2, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Vanneste, Pol; Hooft, Elise
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)

Aanvullende informatie

De staakmolen die in 1836 werd opgericht was niet de Tytens' molen, maar wel de zogenaamde Molen Verlinden. Deze molen werd in 1836 opgericht tegen Evendijk-West, nabij de overgang met de Blankenbergse Dijk, onder de Brugse notaris Pacifique Canneel-Pollet. Vanaf 1838 werd de korenwind- en oliemolen verpacht aan Laurentius Verlinden. De molen werd in 1895 onttakeld; in 1926 werd het restant van de molen gesloopt.

  • Rijksarchief Brugge, TBO 132/24, register 60, akte nummer 91.
  • Informatie verkregen van R. Verté (27 maart 2020).
Auteurs : Verhelst, Julie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)

Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Uitkerke [online], https://id.erfgoed.net/themas/14393 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.