Niet gefusioneerde gemeente, doorsneden door het Kempisch Kanaal, het Albertkanaal en de autosnelweg E 313 en begrensd door Kasterlee (ten noordoosten), Geel (oosten), Westerlo (zuiden) en Herentals (westen). Op folkloristisch vlak bekend om de volksverhalen over "de boeren van Olen" en "de pot van keizer Karel". Totale oppervlakte: 2.310 hectare. Inwoners op 31/12/2000: 10.920.
Prehistorische vondsten op het grondgebied Olen wijzen op een vroege bewoning van de streek. Einde 10de, begin 11de eeuw gaf graaf Ansfridus, bisschop van Utrecht, de rechten die hij in en rond "Odlo" (Olen) en Westerlo bezat aan het Sint-Maartens- en aan het Sint-Salvatorkapittel te Utrecht, deze kapittels gaven het goed Westerlo-Olen midden 13de eeuw in erfpacht deels aan Arnold van Wesemael en deels aan de abdij van Tongerlo. De beide gemeenten kenden vervolgens een gelijklopende geschiedenis onder de heren van Wesemael (1247) en het huis de Merode (1429). In 1550 kreeg Hendrik de Merode de titel van graaf van Olen en in 1620 verwierf de familie de volle eigendom van het gebied dat in 1625 verheven werd tot markizaat Westerlo. Het kerkelijke begevingsrecht ging van de Utrechtse kapittels, via de familie van Wesemael over op de abdij van Tongerlo.
Tot diep in de 19de eeuw bleef de bewoning van Olen grotendeels geconcentreerd in het zuidelijk deel van het grondgebied rondom het dorpsplein met aansluitend lintbebouwing aan de verbindingsweg met de kerk (zie Sint-Maartenstraat). Voorts bestonden er een tiental agrarische gehuchten of "heerdgangen" zoals Boekel, Meren, Gerhagen, Heibloem... waarvan de namen voortleven in de huidige straatnamen. Ten noorden van de vroegere landbouwzone lagen de "Groote" en de "Neder Heyde", een deels droog en deels nat heidegebied. Vanaf de tweede helft van de 18de eeuw ijverden de boeren voor de oprichting van een eigen parochie, maar noch de kapel van Gestel (zie sociale woonwijk Gestelen), noch de Sint-Willibrorduskapel van Meren verkregen de status van parochiekerk. Pas in de 19de en 20ste eeuw ontstonden door een sterke demografische groei nieuwe parochies te Achter-Olen (1864), modo Onze-Lieve-Vrouw-Olen, en te Sint-Jozef-Olen (1913), beide gelegen ten noorden van de E 313 en het Albertkanaal. Tijdens de 19de en de 20ste eeuw werd het gebied ontsloten door de aanleg van verschillende verbindingswegen: in 1839 de baan Herentals-Geel, in 1865 het Kempisch Kanaal (Herentals-Bocholt), in 1878 de spoorweg, in 1890-1892 de banen Oevel-Achter-Olen en Olen-Larum en in 1930-1939 het Albertkanaal, dat gemoderniseerd werd in de periode 1966-1995. De aanwezigheid van de autosnelweg, twee kanalen en de spoorweg Antwerpen-Gladbach (1875-1879) bevorderde de vestiging van bedrijven geconcentreerd in industriezones. De landbouwbedrijvigheid moest steeds meer plaats ruimen voor de woonfunctie van Onze-Lieve-Vrouw-Olen dat gesitueerd is tussen twee belangrijke fasen van de Kempische industrialisatie: de oude non-ferrometallurgie te Sint-Jozef-Olen vanaf 1912 en de recente industrieterreinen aan het Albertkanaal en de E 313 vanaf 1960. Rond de Sint-Jozefskerk ontstond na de Eerste Wereldoorlog de zogenaamde "Olense cité", een tuinwijk voor arbeiders, bedienden en kaderpersoneel van de vestiging van Union Minière (naam sinds 1992) voor de verwerking van ertsen uit Belgisch-Congo, namelijk produktie van radium (1922-1978), kobalt (1925), koper (1929) en germanium (1990). Geïsoleerd aan de overkant van het Kempisch Kanaal ligt de wijk Heibloem met sociale woningbouw onder meer door de maatschappij "De Heibloem", opgericht vanaf het derde kwart van de 20ste eeuw. Een deel van de vallei van de Kleine Nete, ontsloten door de Roerdompstraat, behoort tot het Geelse "Zeggedomein" een agrarische ontginning met enkele grotere veehouderijen uit midden 20ste eeuw en grote kavels met weiland en maïsteelt. Dit open valleilandschap contrasteert met de kleinschalige authenticiteit van het aanpalende "Olens Broek" (staatsnatuurreservaat sinds 1994). Voorts liggen er aan de noordelijke oever van het Kempisch kanaal nog enkele vennen en oude landduinen.
Zuidelijke dorpskern met driehoekig plein als knooppunt van verschillende invalswegen, voorts heterogene bebouwing met voornamelijk eengezinswoningen uit de 20ste eeuw. Sporen van de vroeger dominerende landbouwactiviteit zijn de her en der bewaarde, doorgaans kleinschalige langgestrekte hoeves. Prominente aanwezigheid van waterwegen met Kempisch kanaal en Albertkanaal als aantrekkingspolen voor industriële vestigingen. In het westen van de gemeente, indrukwekkend sluizencomplex op het Albertkanaal: de oorspronkelijke zogenaamde "drielingsluizen" van 1936-1940 werden in 1970-1974 vervangen door duwvaartsluizen met als beeldbepalend element een hoge controletoren. Ten noorden van de Olense sluizen bleven een drietal bunkers van Duitse luchtafweerstellingen (FLAK) uit de Tweede Wereldoorlog bewaard. In het kader van de koude oorlog werden in 1952-1953 ook op Olens grondgebied militaire domeinen opgericht: voormalig voertuigendepot "olen vrd/bi park" in het zuidoosten aan de Boerenkrijglaan, het voormalig Brits transitkamp "olen reme" aan de Oosterwijkseweg en doorlopend op Westerlo en aan de Geelseweg het "survey and medical camp" voor het Britse leger, later in gebruik als transitkamp van het Amerikaanse leger.
- DIRIKEN P., Geogids Geel-Olen-Westerlo, s.l., 1994, p. 37-50, 97-110.
- In dit boekje zit het verschOLEN, Infogids gemeente,Olen, 1996-1997.
- Lindeblad. Periodieke uitgave van Heemkring "De Linde", I-XXIV, 1974-1998.
- Van heidegrond tot industrieparochie. Gedenkboek bij gelegenheid van het 75-jarig bestaan van de Sint-Jozefsparochie onder Olen-Geel, Olen, 1990. Van Odlo tot Olen. Duizend jaar dorpsleven. Een bijdrage tot de geschiedenis van een aloude Kempische leefgemeenschap die evolueerde van een typisch boerendorp tot een moderne industriegemeente, Olen, 1995.