Geografisch thema

Kortrijk

ID
14445
URI
https://id.erfgoed.net/themas/14445

Beschrijving

Stad van 41.413 inwoners (2002) en 2237 hectare. Kortrijk is gelegen in het zuiden van West-Vlaanderen. De Leie doorsnijdt het grondgebied en de ganse ontwikkeling van de stad loopt zeer nauw samen met de evolutie van de Leievallei en haar vruchtbare randgebieden, in het Zuid-Vlaamse heuvelland (zandlemig Vlaanderen). Kortrijk wordt begrensd door haar deelgemeenten Bellegem (ten zuiden), Bissegem (ten westen) Heule (ten noorden) Marke (ten zuidwesten) en Rollegem (ten zuidwesten) en door Harelbeke (ten oosten) en Zwevegem (ten zuidoosten). Hoofdplaats van het gelijknamige administratieve en gerechtelijke arrondissement. Stedelijk verzorgend centrum voor omgevende gemeenten: inkoopstad, wekelijkse markt, gerechtsgebouw en gezondheidszorg. Kortrijk is tevens een belangrijk onderwijscentrum door de grote concentratie van hogere onderwijsinstellingen met regionale functie. Belangrijk industriecentrum met onder meer oude industriezones ten oosten van de stadskern aan het kanaal Kortrijk-Bossuit waar onder meer de pannenfabriek Koramic gevestigd is en twee voormalige textielfabrieken en een tweede kleinere industriezone ten zuidwesten van het stadscentrum op de voormalige vestigingsplaats van de pannenfabriek "S.A. Tuilleries du Pottelberg". Een recenter industriepark situeert zich ten zuiden van de stad, het zogenaamde "President Kennedypark".

Historische inleiding

De oudste vondsten in de omgeving van Kortrijk dateren uit het Epipaleolithicum (circa 9000 - circa 7000 voor Christus), namelijk op de rand van een depressie ten noorden van de Gavermeerschen. Vondsten uit het Mesolithicum of Midden Steentijd (circa 8000 tot circa 4000 voor Christus) werden gedaan op de Pottelberg en in de wijk 't Hoge. Op enkele percelen ten zuiden van de Schaapsdreef werden onder meer schrabbers, stekers en lemmers gevonden. Uit de periode van het Midden-Neolithicum (circa 3400 - circa 2500 voor Christus) dateren vele vondsten op de vruchtbare akkergronden langs de Leieoevers, de Gaverbeek, de Heulebeek, de Markebeek, de Mosscherbeek en de Neerbeek. Gepolijste bijlen uit het Laat-Neolithicum (circa 2500 - circa 1800 voor Christus) werden gesignaleerd op de Pottelberg en in de Antoon Herbertstraat (zie een fraai exemplaar in zwarte vuursteen). Uit de Bronstijd werden slechts losse vondsten gedaan zoals een bronzen randbijl, dicht bij de Sint-Elooisdreef (Midden Bronstijd circa 1650 - circa 11 voor Christus) en een hielbijl in de Molenstraat (Late Bronstijd circa 1100 - circa 700 voor Christus). Op 't Hoge werden bewoningssporen teruggevonden uit de La Tène-tijd (Keltische periode). Verder werden er uit deze periode sporen van afvalkuilen aangetroffen op de Pottelberg, in de Hugo Verriestlaan, de Dokter Emiel Lauwersstraat en aan de Oudenaardsesteenweg.

Kortrijk in de Romeinse periode

Ten tijde van de veroveringen van onze gewesten door J. Caesar (57 voor Christus) wordt het gebied rond Kortrijk bewoond door de Menapii. Aanvankelijk ontsnappen de Menapiërs aan de veroveringsdrang van de Romeinen door zich terug te trekken in de bossen en moerassen, welke de vallei van de traag stromende Leie omgeven. Pas in 53 voor Christus zal Caesar erin slagen ook de Menapiërs te onderwerpen aan het gezag van Rome. Reeds voor het midden van de 1ste eeuw na Christus ontwikkelt zich op beide oevers van de Leie de vicus Kortrijk. Het is niet duidelijk of de vicus dan reeds de naam "Cortoriacum" draagt.

De oudste vermelding dateert uit de 4de of 5de eeuw na Christus wanneer er melding wordt gedaan van een ruiterijeenheid de Milites Cortoracenses. Volgens sommige auteurs zou de naam verwijzen naar een persoonsnaam, volgens een andere thesis zou Cortoriacum "plaats aan de bocht" betekenen.

De vicus ontstaat op de plaats waar de Leie een bocht maakt met oversteekmogelijkheid en waar twee heirbanen elkaar kruisen. De eerste heirbaan loopt van Bavay over Doornik via Kortrijk naar Oudenburg; de tweede komt van Rijsel en loopt via de Marksesteenweg, de Magdalenastraat en de Rijselsestraat, dwarst de Grote Markt en vervolgt verder haar traject langs de Gentsesteenweg richting Gent. De vicus strekt zich op de linkeroever van de Leie uit over een afstand van 250 m van west naar oost en 500 m van zuid naar noord; op de rechteroever van de Leie van oost naar west over een afstand van 1150 m. Beide delen zijn vermoedelijk via een brug of een veer met elkaar verbonden.

Vanaf 250 na Christus, wordt onder impuls van de invallende Germanen de vicus gedeeltelijk verlaten. Het grondgebied van de vicus beperkt zich dan tot een oppervlakte van circa 7 ha op de rechteroever van de Leie. Militaire en burgerlijke bewoning komen samen voor.

De middeleeuwen

Aan de hand van enkele archeologische vondsten kan men afleiden dat het Romeinse Kortrijk zich ontwikkelde tot een vroeg-middeleeuwse bewoningskern. Het is onder de Merovingische vorsten een municipium, een soort administratief centrum van een gouw. Tijdens de 7de eeuw vindt een ruime christianisatie plaats, waarbij zendelingen uit zuidwest Frankrijk en Engeland onze gewesten komen evangeliseren. Sint-Elooi (overleden 660) zou omstreeks 650 een kapel ter ere van Sint-Maarten gebouwd hebben, op de plaats waar de latere Sint-Maartenskerk verrijst, Sint-Amandus (overleden 675/76) zou een kapel gesticht hebben, gewijd aan Onze-Lieve-Vrouw, waarrond later de proosdij van Sint-Amand ontstaat.

In 847 schenkt Karel de Kale 30 ha aan de Sint-Amandsabdij te Kortrijk. Onder zijn bewind is er in Kortrijk een muntatelier en munten met de afbeelding van Karel de Kale en het opschrift "Curtiaco". Volgens de Jaarboeken van de Sint-Pietersabdij slaat een groep Noormannen in de winter van 880-881 hun winterkwartier op in Kortrijk, dat op dat ogenblik waarschijnlijk een redelijk uitgebouwd centrum is. Zij hebben de plaats uitgebouwd tot een halfcirkelvormig kamp op de zuidelijke oever van de Leie. Het kamp wordt begrensd door de huidige Leiestraat, de boogvormige zijde van de Grote Markt en de zuidelijke begrenzing van het begijnhof.

Omstreeks 1000 wordt het graafschap Vlaanderen door Boudewijn IV verdeeld in kasselrijen, dit zijn militaire, bestuurlijke, gerechtelijke en later ook fiscale districten met een burcht als centrum. Aanvankelijk was Kortrijk nog afhankelijk van Doornik, maar vanaf 1071 wordt het een onafhankelijke kasselrij. Het "Opidum Cortracense" is het geheel van het versterkt kasteel en de agglomeratie buiten de kasteelmuren. Het oppidum strekt zich uit rond de Leie en twee Romeinse heirwegen die in Kortrijk samenkomen. Het gaat om de heirweg die van Kassel over Caestre, Wervik, Kortrijk, Velzeke, Asse en Tienen naar Tongeren gaat en het diverticulum dat Doornik via Kortrijk met Oudenburg verbindt. Zij volgen respectievelijk het tracé van de huidige Rijsel- en Kapittelstraat en van de Doornik-, Leie-, Buda- en Overleiestraat. Het grondgebied wordt ten noorden begrensd door de Leie, ten zuiden en ten oosten door een arm van de Klakkaardsbeek en ten westen door een gracht.

Het grafelijk domein bestaat onder meer uit de eigenlijke burcht (gelegen ter hoogte van de huidige Onze-Lieve-Vrouwestraat en Groeningestraat), een neerhof, een boomgaard, magazijnen en een linde waar de vierschaar recht sprak. Vermoedelijk is het geheel of gedeeltelijk omheind en is de zuidelijk Broeltoren een hoektoren van de verdedigingsmuur. Op het einde van de 12de eeuw doet graaf Boudewijn IX de belofte om een kerk te bouwen ter ere van Onze-Lieve-Vrouw. In 1199 is men reeds begonnen met de bouw van de kapittelkerk in de boomgaard van het kasteel. Eveneens op het einde van de 12de of in het begin van de 13de eeuw wordt op de Overleie, buiten de Leiepoort het Onze-Lieve-Vrouwehospitaal gebouwd. In 1242 koopt gravin Johanna het huis waarin de begijnen wonen en schenkt het hen (de ligging van dit huis is tot op heden onbekend). Het huidige begijnhof dateert van 1280. Vermoedelijk maakte het deel uit van het grafelijk domein. Omstreeks 1270-1280 wordt de oude Sint-Maartenskerk herbouwd. Aldus kan men op het einde van de 13de eeuw ten zuiden van de Leie, het kasteel (zogenaamd "oud kasteel"), de Onze-Lieve-Vrouwekerk, het begijnhof en de nieuwe Sint-Maartenskerk situeren.

Het burgerlijk en mercantieel centrum situeert zich op en rond de Grote Markt. De halle, waar kooplui hun waar aan de man kunnen brengen, wordt voor het eerst vermeld in de eerste helft van de 13de eeuw. Kortrijk heeft reeds in de 12de eeuw het stadsrecht verworven en krijgt hierdoor ook zijn eigen schepenbank. Het eerste stadhuis wordt opgericht in de Rijselstraat en heeft de omvang van een burgerhuis.

Kortrijk breidt zich ook ten noorden van de Leie uit, ondanks de minder gunstige bodemgesteldheid en wateroverlast. In de 13de eeuw krijgt de stad een eigen omwalling. Aanvankelijk geven slechts drie poortgebouwen met torens en bruggen toegang tot de ommuurde stad, namelijk de Rijselpoort, de Steenpoort en de Doornikpoort. Later worden vier poorten toegevoegd: de Oude Leiepoort, de Sint-Janspoort, de Waterpoort en de Kanunnikenpoort of Gruzenbergpoort. Van de zuidelijke Broeltoren tot aan de Lange Brugpoort wordt de stad beschermd door de buitenste verdedigingsmuur van het grafelijke kasteel en het bijhorende domein, waarop de stadsmuur aansluit die verder loopt achter de Sint-Maartenskerk tot de Steenpoort (halfweg de Lange Steenstraat). Dan buigt de muur af over de Sint-Jansstraat en de Sint-Janslaan en volgt de huidige spoorweg tot aan de Doorniksepoort en gaat via de Doorniksestraat naar de Waterpoort en loopt dan verder via de Oude Vestingstraat en daar dwarst hij de Rijselstraat (Rijselpoort). De stadsgracht eindigt, via de Kasteelstraat, ter hoogte van het Rooseveltplein in de Leie. Deze kernomwalling blijft ongewijzigd tot circa 1338.

Op het einde van de 13de eeuw rijst er een conflict tussen de Franse koning Filips de Schone en zijn leenman Gwijde van Dampierre, die toenadering gezocht had tot de Engelse kroon. Op 3 september 1297 valt Kortrijk in handen van de Fransen en krijgt een garnizoen. De Franse vorst laat in 1300-1301 een imposante dwangburcht bouwen. De burcht dient gesitueerd te worden in het noordoosten van het huidige stadscentrum en werd omgeven door de huidige Leie-, Handboog-, Guido Gezellestraat en het Deken Zegerplein. Het is een vierhoekig complex, voorzien van vier hoektorens, verbonden door zware muren, waarin vermoedelijk nog torens verwerkt waren. Op 11 juli 1302 verslaan de Vlamingen in de buurt van de Groeningebeek het leger van de Franse leenheer, koning Filips de Schone, tijdens de zogenaamde Guldensporenslag. 11 juli is heden de officiêle feestdag van de Vlaamse Gemeenschap. Het kasteel kan tijdens de Guldensporenslag van 11 juli 1302 geen noemenswaardige rol spelen, aangezien het volledig in bedwang wordt gehouden door de Ieperlingen, die zich rond het kasteel hebben opgesteld. Heel wat gebouwen, waaronder het Begijnhof, worden weliswaar vanuit het kasteel in brand geschoten. Na de slag van West-Rozebeke (27 november 1382) worden de stad en het kasteel door de Bretoenen, huursoldaten in Franse dienst, geplunderd. Het resultaat is een enorme stadsbrand waarbij onder meer het kasteel, het begijnhof, de Sint-Maartenskerk en vele woonhuizen zwaar worden beschadigd. De halle en de Onze-Lieve-Vrouwekerk worden leeggeplunderd, het belfortuurwerk wordt gestolen en naar Dijon gebracht.

In 1385 krijgt de stad haar oude vrijheden terug. Hertog Filips de Stoute van Bourgondië (1384-1404) wenst het graafschap Vlaanderen beter te beschermen en versterkt Kortrijk. Daartoe wordt in 1386 de toelating gegeven om de versterkingen te herstellen en deels uit te breiden met een deel van Overleie. Daarnaast geeft Filips de Stoute de opdracht om een nieuw kasteel te bouwen langs de Leie, nu in de westelijke uithoek van de stad, op de plaats waar de huidige Kasteelkaai en Belfaststraat uitlopen op de Vismarkt. De werkzaamheden gaan pas van start in 1394 en lopen ten einde in 1404. Aan de hand van de bewaarde bouwtekening krijgen we een duidelijk beeld van het kasteel. Het is een bijna vierkantig bouwwerk met sterk uitgebouwde donjon en hoektorens. Het geheel is omringd door een gracht en kan via twee bruggen bereikt worden.

Op de noordelijke Leieoever, in de omgeving van het Onze-Lieve-Vrouwehospitaal, ontwikkelt zich in de 14de eeuw een nieuwe woonkern. Omstreeks 1340 begint men hier met het graven van de Nieuwe Leie. In 1399 wordt van start gegaan met aanvullende graafwerken en bouwt men de (Nieuwe) Leiepoort. Naast de stadsversterkingen en de bouw van het kasteel moet de stad zelf eveneens grondig hersteld en vernieuwd worden. De werkzaamheden aan het stadhuis starten in 1418 naar ontwerp en onder leiding van Simon van Assche. De halle wordt hersteld en uitgebreid. In 1389 wordt begonnen met de herstellingswerken aan de Sint-Maartenskerk en de restauratie van de Onze-Lieve-Vrouwekerk en de Gravenkapel vangt aan in 1410.

Op de plaats van het vroegere grafelijk domein wordt werk gemaakt van een heuse stadsvernieuwing. Om de grote schuld in te lossen die hertog Jan Zonder Vrees heeft bij het kapittel van Kortrijk, schenkt hij in 1411 de gronden en de ruïnes van de oude burcht aan de kanunniken. Gevolg is het aanleggen van nieuwe straten (onder meer de Onze-Lieve-Vrouwestraat, Handboogstraat, Conventstraat, Guido Gezellestraat en de Pieter de Cockelaerestraat) en de verkaveling van de erlangs gelegen gronden. Tevens wordt de kasteelgracht gedempt en kunnen de bewoners achter hun huis een erf verwerven in cijnspacht.

Tijdens het bewind van Filips de Goede (1419-1467) wordt de stad tussen 1450 en 1455 andermaal uitgebreid, deze keer met de wijk Overbeke.

Tot de 14de eeuw zijn zowat alle woningen van hout, behalve de zogenaamde symbolen van stedelijke macht zoals het stadhuis, het belfort en de halle. Op het eind van de 14de eeuw worden de hoofdstraten bestraat en worden de eerste riolen aangelegd. Vanaf de 15de eeuw worden de eerste stenen huizen opgericht. In de Leie-, Doornik-, Rijsel- en Lange Steenstraat werden restanten teruggevonden van zogenaamde "stenen", grote stenen huizen toebehorend aan vermogende poorters. In 1406 verbiedt het stadsbestuur om de huizen te bedekken met stro. Zij raden het gebruik van tegels of leien aan.

Net zoals in vele andere Vlaamse steden zijn ook voor Kortrijk de wolbewerking en de lakennijverheid dé industrieën die het economische leven bepalen. In 1224 kent gravin Johanna belastingvoordelen toe aan de eerste vijftig wolbewerkers die zich in Kortrijk vestigen. Naast de luxe-industrie in de grote steden Brugge, Ieper en Gent, ontwikkelen zich meerdere kleinere centra zoals Diksmuide, Poperinge, Veurne en ook Kortrijk. Kortrijk heeft zijn ontwikkeling voornamelijk te danken aan zijn gunstige ligging: aan de Leie en op een kruispunt van wegen. In de 13de eeuw kent de lakenproductie en -handel een zekere bloei. Op het einde van de eeuw breekt er echter een crisis uit in de Vlaamse lakenindustrie ten gevolge van de grote Brabantse en Franse concurrentie. De productie ligt in de 14de eeuw, mede door de interne politiek en de economische moeilijkheden in Vlaanderen, beduidend lager dan in de 13de eeuw. In het eerste kwart van de 15de eeuw bereikt de Kortrijkse draperie een hoogtepunt, gevolgd door een zware depressie in 1472, vermoedelijk te wijten aan de gebrekkige invoer van Engelse wol en/of binnenlandse moeilijkheden.

Naast de wolnijverheid kent Kortrijk tijdens de Middeleeuwen ook een beperkte linnennijverheid, zij komen naast elkaar voor. Omstreeks 1500 kent de linnenindustrie een sterke opbloei ten nadele van het laken. Vanaf 1494-1496 zijn de eerste sporen van damastweverij te Kortrijk te vinden, die in de eerste helft van de 16de eeuw tot volle ontwikkeling komt.

16de eeuw

In 1524 vaardigt de stad een eerste verordening uit tegen bijeenkomsten van de aanhangers van de Lutherse leer. In 1536 of 1537 wordt de eerste reformist terechtgesteld.

Naar aanleiding van de crisistoestand van 1566, waarbij Kortrijk slechts met veel moeite heeft kunnen verhinderen dat de Beeldenstormers de stad kunnen binnendringen, en tevens omwille van de opstand van de Nederlanden tegen Spanje, wordt uit veiligheidsoverwegingen beslist om de zwakkere wijken Overleie en Overbeke beter te beschermen. In 1572 geeft de Spaanse koning Filips II (1555-1598), de toestemming om beide wijken binnen de stad te brengen en een nieuwe vesting aan te leggen.

In 1578 wordt Kortrijk door de Gentse Calvinisten onder de voet gelopen. Ze verwoesten onder meer de Groeningeabdij, de Sint-Joriskapel, een deel van het kasteel, de Magdalenakapel en plunderen de Onze-Lieve-Vrouwekerk en de Sint-Maartenskerk. Tijdens hun kortstondig bestuur (1578-1580) werken ze verder aan de uitbouw van de vesting. Nadat de opstandelingen verjaagd worden door de katholieke en Spaansgezinde Malcontenten, voltooien de nieuwe machthebbers de verdedigingswerken van hun voorgangers. De nieuwe vesting, met vijfzijdige vooruitspringende bolwerken of bastions onderling verbonden via grachten en wallen, omsluit de wijken Overleie en Overbeke volledig, waardoor de Sint-Amandsproosdij en de Grote Broel binnen de verdedigingsgordel liggen.

Ten gevolge van de verdrijving van de Calvinisten wijken honderden Kortrijkse textielarbeiders (werkzaam in de linnennijverheid) uit. De hevige pestepidemie van 1580-1583 richte grote verwoestingen aan onder de bevolking. Hierdoor ondergaat de Kortrijkse economie een zware inzinking.

Vanaf circa 1590 kent de stad een heropleving dankzij specialisatie in fijn linnen, damast en batist. Met de contrareformatie komen de Jezuïeten naar Kortrijk; zij vestigen zich in het Heilige Geesthuis. De Groeningeabdij, vernield tijdens de opstand tegen Spanje, wordt herbouwd; dit keer binnen de stadsmuren aan de huidige Groeningestraat. Door de economische welvaart ten gevolge van de bloeiende linnenindustrie wordt de eerste helft van de 16de eeuw gekenmerkt door een grote bouwactiviteit. Zo wordt onder meer het stadshuis uitgebreid in westelijke richting (1519-1526) en wordt een nieuwe halle de zogenaamde "Grote Halle" opgericht naar ontwerp van P. Theels (Antwerpen). Van de oude zogenaamd "Kleine Halle" wordt het bovenste deel van de vervallen belforttoren afgebroken en heropgebouwd. Ook wordt op de Grote Markt het Kasselrijhuis opgericht.

De plattegrond van Jacob van Deventer (1560), die de oudst bewaarde afbeelding van Kortrijk is, toont de middeleeuwse ommuring. De wijken Overbeke en Overleie worden omsloten door een eenvoudig verdedigingssysteem. Op de kaart van Pierre Le Poîvre (circa 1580) zien we dat de vrij kleine vesting geëvolueerd is tot een zwaar versterkte stad met een modern versterkingssysteem. Op de kaart zien we tevens de smalle percelering waarop grotendeels diephuizen staan ingeplant. In de 16de eeuw zet het in de 15de eeuw aangevatte versteningsproces zich langzaam verder.

17de eeuw

Het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) brengt de Zuidelijke Nederlanden een korte periode van relatieve welstand. De bevolking groeit opnieuw aan en de linnenindustrie bloeit. De zwaarste ramp die Kortrijk in deze periode treft is de pestepidemie van 1635-1637. De linnenindustrie kent een gestage opgang tot ze bruusk tot een einde komt door de oorlogen die vanaf 1645 de streek teisteren. Door een bondgenootschap gesloten tussen de Franse koning Lodewijk XIII en de Verenigde Provinciën, met het oog op een verdeling van de Zuidelijke Nederlanden, worden de Zuidelijke Nederlanden op twee fronten belaagd. Na een kortstondig beleg wordt Kortrijk op 28 juni 1646 door de Franse troepen ingenomen. Om de stad beter te kunnen verdedigen beginnen de Fransen met de bouw van een indrukwekkende citadel ter hoogte van de huidige Vestingstraat, Gentsestraat, Harelbekestraat, Gentsesteenweg, Stasegemstraat, Veldstraat, Vaartstraat, Groeningenlaan en Jacob van Arteveldelaan. Daarnaast worden er nog verschillende buitenwerken aangelegd. Het geheel (citadel en buitenwerken) beslaat een oppervlakte van circa 21 ha. Een jaar later, op 19 mei 1648, wordt de stad echter opnieuw ingenomen door de Spanjaarden. In 1667 wordt de stad wederom belegerd door het Franse leger. Op 18 juli moeten de Spaanse troepen zich gewonnen geven. Met de Vrede van Aken (2 mei 1668) wordt de overwinning ook diplomatiek bevestigd en wordt Kortrijk Frans grondgebied. Vrijwel onmiddellijk na de verovering van de stad legt de Franse bezetter voor haar citadel een grote open ruimte aan om de vijand te zien naderen. Deze ruimte wordt de Esplanade (huidig Plein) genoemd. Bij de aanleg ervan worden in het noordelijke deel van de wijk Overbeke circa 300 huizen gesloopt waaronder het Capucijnen- en Capucinessenklooster.

Met de Vrede van Nijmegen (1678) komt Kortrijk voor korte tijd opnieuw in Spaanse handen. Hoewel Franse troepen op 4 november de stad innemen, zien zij zich door de wapenstilstand van Regensburg (15 augustus 1684) verplicht Kortrijk opnieuw over te dragen aan de Spanjaarden. Bij de overdracht worden alle stadsversterkingen afgebroken: het nieuwe kasteel, de citadel en praktisch alle muren en torens worden tussen 25 november en 23 december opgeblazen of met houwelen vernield. Enkel de poorten en de Broeltorens bleven gespaard. Tevens worden een aantal grachten gedempt. Op een maand tijd worden de versterkingswerken met de grond gelijk gemaakt en wordt Kortrijk een open stad.

Tijdens de zeer bloedige Negenjarige Oorlog (1688-1697) worden zowel de bevolking als het landbouwareaal van de kasselrij Kortrijk met een vierde verminderd. Reeds in 1689 wordt de stad door Franse legers ingenomen en bezet. Opnieuw gaat het leger van start met de aanleg van verdedigingswerken. Op 20 september 1697 maakt de Vrede van Rijswijk een einde aan de oorlog. De Fransen moeten de stad verlaten, maar behouden de roede van Menen. Bij hun vertrek vernielen ze wederom de versterkingen.

De kaart van L. de Bersaques (circa 1640) geeft een nauwkeurig beeld van de stad in de eerste helft van de 17de eeuw. Heel wat religieuze instellingen hebben zich na de godsdienst- en andere oorlogen binnen de stadsmuren gevestigd. Daarnaast zien we duidelijk een toename van particuliere woningen. Naast de overwegend diephuizen, worden er meer en meer breedhuizen opgetrokken. Tijdens de relatieve rust van het twaalfjarig bestand wordt het stadhuis uitgebreid onder leiding van bouwmeester R. Persijn. Hij is tevens verantwoordelijk voor de heropbouw van de Sint-Amandsproosdij circa 1630.

18de eeuw

Na de dood van de Spaanse koning Karel II breekt in 1702 de Spaanse Successieoorlog uit die beëindigd wordt door de Vrede van Utrecht (13 april 1713). Naar aanleiding van dit verdrag komen de Zuidelijke Nederlanden onder het bewind van de Oostenrijkse Habsburgers terecht. De daaruit voortvloeiende periode van voorspoed gaat gepaard met een aantal belangrijke openbare werken. Vanaf 1714 neemt men het initiatief voor de aanleg van een aantal straatwegen: naar Gent (voltooid in 1722), Menen (1723), Doornik (1725) en Brugge (1750-1752). Tussen 1714 en 1717 worden heel wat vervallen, houten huizen afgebroken en vervangen door stenen exemplaren, waardoor het uitzicht van de stad sterk wijzigt. Eens de handelsbelemmeringen door de oorlogen vervallen zijn, kunnen handel en nijverheid herleven. De Kortrijkse linnenindustrie ontwikkelt zich tot een luxe-industrie, namelijk de damastweverij. Een bloeiende linnenindustrie vereist uiteraard een grote hoeveelheid vlas, meer bepaald het fijne vlas dat geteeld wordt in de roede van Menen en in de kasselrijen Ieper en Waasten. Vanaf de 18de eeuw wordt het Leiewater gebruikt om het vlas te roten. In de 19de eeuw vervangt het roten in de Leie het aanvankelijke roten in artificiële rootsloten. Hierdoor wordt de Leie meer nog dan voordien de belangrijkste levensader voor de stad.

De dood van keizer Karel VI (1740) doet een nieuwe oorlog uitbreken, de Oostenrijkse Successieoorlog (1740-1748). Kortrijk wordt wederom een tijdlang door Franse troepen bezet. Op 18 oktober 1748 maakt de Vrede van Aken een einde aan de vijandigheden, en breekt voor de Zuidelijke Nederlanden onder het bewind van Maria Theresia (1740-1780) een lange periode van voorspoed aan. De Oostenrijkse regering neemt onder invloed van de Verlichting tal van maatregelen ter bevordering van de leefbaarheid van de steden. Zo ook in Kortrijk. Vanuit economische en hygiënische motieven, en vanuit een esthetische bezorgdheid, worden initiatieven genomen om het, door de voortdurende bouw- en afbraakwerken van de vele militaire installaties verloederde, uitzicht van de stad te verfraaien. Alle oude vestingen worden gesloopt, en de vrijgemaakte gronden verkocht. Om de stad afgesloten te houden van het omliggende platteland behoudt men de oude hoofdgrachten, en blijven vijf van de zes stadspoorten bewaard, enkel de Leiepoort, tussen de Leiestraat en Overleie wordt afgebroken.

In 1780 wordt keizerin Maria Theresia opgevolgd door haar zoon Jozef II (1780-1790) die geïnspireerd door de ideeën van de Verlichting talrijke hervormingen, zowel op godsdienstig als op administratief gebied, tracht te realiseren. Deze radicale hervormingspolitiek lokt een stroom van protest uit, resulterend in de zogenaamd "Brabantse Revolutie", die erin slaagt het Oostenrijks regime tijdelijk te verdrijven. Na de Brabantse Omwenteling, die een roemloze dood sterft, dreigt een zoveelste inlijving door Frankrijk. Op 20 april 1792 verklaren de Franse revolutionairen de oorlog aan Oostenrijk. Reeds op 18 juni wordt Kortrijk enkele dagen bezet. Bij hun aftocht leggen de Fransen heel wat huizen buiten de poorten in de as. Enkele maanden later worden de Oostenrijkse troepen opnieuw uit de Zuidelijke Nederlanden verjaagd, en wordt Kortrijk een bezette stad. Hoewel de Fransen verslagen worden in de slag bij Neerwinden (18 maart 1793), behalen zij op 25 juni 1794 de grote overwinning.

In 1795 annexeert de Franse bezetter onze gewesten. Het navolgende jaar worden alle kloosters gesloten, en worden hun roerende en onroerende bezittingen onder sekwester geplaatst. In 1797 gebeurt hetzelfde met de andere religieuze instellingen en de kloosters die instaan voor onderwijs en ziekenzorg. Dat jaar worden ook alle uiterlijke godsdienstige tekenen uit het straatbeeld verwijderd. Tussen 1796 en 1813 worden vele aangeslagen goederen, voornamelijk van kerkelijke origine, verkocht. Het betreft niet enkel de religieuze gebouwen en hun roerende goederen zelf, maar eveneens alle andere binnen en buiten Kortrijk gelegen bezittingen van de verschillende ordes. De niet-parochiale Onze-Lieve-Vrouwekerk wordt eveneens openbaar verkocht, maar via stromannen opnieuw door de geestelijkheid aangekocht. De stad verwerft de voormalige Sint-Amandsproosdij. De Sint-Michielskerk wordt ingericht als Tempel van de Rede. De Grote Halle, de gevangenis in de huidige Jan Persijnstraat, de Broeltorens, de Groeningeabdij, de Begijnhofkerk, het Sint-Nicolaasklooster en de kloosters van de Recoletten, de Jezuïeten en de Capucijnen worden door de Franse overheid voor diverse doeleinden aangewend. Hoewel tussen 1798 en 1805 de kerk van de Groeningeabdij, de kerk en het klooster van de Recoletten, het Sionklooster, de Jeruzalem- en Hazelaarkapel worden afgebroken, blijven te Kortrijk relatief veel bouwwerken gespaard.

Onder Napoleons Consulaat treedt reeds een eerste versoepeling op, en in 1799 worden de niet-verkochte kerken opnieuw overgedragen. Na het Concordaat van Napoleon en paus Pius VII (18 april 1802) luwde de godsdienstvervolging nog verder. Hoewel Napoleons keizerschap (1804-1814) door enkele nuttige hervormingen aanvankelijk goed onthaald wordt, slaagt deze situatie snel om door de invoering van zware belastingen en de Conscriptie. Ondanks de aanleg van een gebastioneerde verdedigingslijn tussen de Gentpoort en de Leie, en van retranchementen tussen de Leie en de Bruggepoort kunnen Russische en Pruisische legereenheden Kortrijk in 1814 bevrijden. In de loop van het mislukte Franse tegenoffensief vanuit Rijsel blijft Kortrijk gespaard. Het zal tot in 1820 duren eer in het Verdrag van Kortrijk de definitieve grenzen tussen Frankrijk en het Koninkrijk der Nederlanden worden vastgelegd.

In de 18de eeuw wijzigt het stratenpatroon in de stad zich nauwelijks. Wel wordt ten gevolge van de toenemende bevolking het ruimte-overschot binnen de stad opgevuld en wordt de wijk Overbeke verder bebouwd. De wijk wordt in de loop van de 18de eeuw geïntegreerd in de oude stad. Buda, dat zich tussen beide Leie-armen situeert, wordt op het einde van de 18de eeuw bebouwd door een groot aantal kleine nijverheidsgebouwen: zeepziederijen, brouwerijen en kalkovens. De wijk Overleie bewaart haar landelijke karakter. De huidige Budastraat en de Broelkaai worden bebouwd met fraaie burgerwoningen.

Drie gekende architecten die werkzaam zijn in de tweede helft van de 18de eeuw zijn J.B. Casaer, die onder andere de putkapel aan de Condédreef bouwt, J.B. Simoens die het nooit uitgevoerde ontwerp voor het kasselrijhuis maakt en Wenzel Cobergher die de Berg van Barmhartigheid in de Onze-Lieve-Vrouwestraat ontwerpt en die verantwoordelijk is voor het oprichten van een heel netwerk van Bergen van Barmhartigheid.

19de eeuw

Met het Koninkrijk der Nederlanden (1815-1830) breekt voor Kortrijk een economisch gunstige periode aan, vertaald in een aanzienlijke bevolkingsstijging. Deze hausse is mede het gevolg van de Franse promotie van Kortrijk tot arrondissementshoofdstad. Tijdens deze periode concentreren de openbare werken zich rond het stadscentrum, onder meer door het kasseien van wegen en het aanleggen van nieuwe bruggen. Argwaan op godsdienstig gebied en een stijging van de graanprijzen leiden in 1818 evenwel tot de eerste woelige opstandjes tegen het gezag, in 1830 culminerend in de onafhankelijkheidsverklaring van het Koninkrijk België.

Door de overgang naar mechanisch gesponnen garens en de belemmering van de invoer van Belgisch linnen door de Franse en Nederlandse overheid, beleeft de streek rond Kortrijk tijdens de Belgische Omwenteling een eerste zware nijverheidscrisis. De mislukte aardappeloogst en de verijdelde invalspoging van de 2de Franse Republiek (de affaire Risquons-Tout) in 1848 hypothekeren samen met enkele cholera-epidemieën de situatie nog verder.

Vanaf de 2de helft van de 19de eeuw, ontstaat uiteindelijk in de door de economische depressie zwaar getroffen Kortrijkse textielnijverheid een beweging tot industrialisering. In 1850 wordt de eerste vlasspinnerij in Kortrijk opgetrokken (thans afgebroken) door Boutry-Van Isselsteyn & Cie. In 1859 stichten de gebroeders de Poortere de gelijknamige vlasweverij (Beverlaai 1-3). In 1864 wordt aan het begin van het kanaal Kortijk-Bossuit de vlasspinnerij Devos en Cie, later Linière de Courtrai, opgericht. In 1880 verschijnen de eerste gemechaniseerde industriële zwingelbedrijven.

Daarnaast zijn er tal van bedrijven die gespecialiseerd zijn in het bleken en verven van lijnwaad. Tijdens de 19de eeuw wordt het kunstmatig bleken op punt gesteld. Daardoor ontstaan gespecialiseerde bedrijven onder meer de n.v. Blanchisserie de Courtrai, opgericht in 1920 aan de Meensesteenweg, en de Groeningeververij tussen de Groeningekaai en Stasegemsestraat.

Vanaf het eind van de 19de eeuw ontwikkelt zich een andere belangrijke tak binnen de textielindustrie, de katoennijverheid. In 1928 worden de belangrijke Kortrijkse Katoenspinnerij en de Algemene Fluweelweverij opgericht.

Op het einde van de 19de eeuw groeien de steen- en pannenbakkerijen uit tot een andere belangrijke industrietak in de omgeving van Kortrijk. Zo wordt in 1880 de pannenfabriek de Pottelberg opgericht (Grens Marke), in 1889 n.v. Dakpannenfabrieken van Marke en voor de Eerste Wereldoorlog de dakpannenfabriek de Sterreberg te Aalbeke. Voor de Eerste Wereldoorlog produceerden deze drie fabrieken samen 50.000.000 pannen per jaar.

Ook de meubel- en juweelnijverheid kennen een bloeiperiode die abrupt beëindigd wordt bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. Eind 1906 wordt de Kortrijkse Kunstwerkstede Gebroeders De Coene opgericht. De fabriek gesticht door Jozef en Adolf De Coene en Arthur Deleu groeide uit tot één van de grootste meubelfabrieken van West-Europa. Maar de eigenlijke industrialisering breekt in Kortijk pas door na 1900. In 1910 telt de omgeving van Kortijk 2114 bedrijven waar geroot en gezwingeld wordt. Heel wat textielbedrijven vestigen zich circa 1900 in de omgeving van het kanaal Bossuit-Kortrijk en de Leie. Slechts enkele bleven behouden als getuigen van het vroege 20ste-eeuwse industriële verleden van Kortrijk, onder meer de spinnerij Tissage et Filature Camille De Stoop, Tissage et teinturerie Le Canal en Tissage de Courtrai. Het arrondissement Kortrijk telt drie vlasspinnerijen waarvan twee op het grondgebied Kortrijk en 19 linnenweverijen, waarvan 12 in Kortrijk zelf. Daarnaast zijn er nog 129 handwevers in kleine ateliertjes en 864 thuiswerkers. Kortrijk is dan het belangrijkste centrum van de vlasweverij.

De heropleving van de economie tijdens de tweede helft van de 19de eeuw was mede te danken aan de aanleg van spoor- en buurtspoorwegverbindingen vanaf 1839, de verbinding tussen de Leie en de Schelde door het kanaal Kortrijk-Bossuit (1859-1860), de kaaiwerken aan de linkse Leie-oever (vanaf 1850) en het rechttrekken van de Kleine Leie vanaf de Budabrug naar de Groeningebrug. Tussen 1840 en 1847 wordt de Stationswijk volgens een pentagonaal stratenplan aangelegd, naar ontwerp van J.P. Cluysenaer. De gronden gelegen tussen de Rijsel- en Doornikpoort worden verkocht een bebouwd volgens een zeer stringent plan van aanleg. De stadsarchitect en een bijzondere bouwcommissie waken over de toepassing van alle voorschriften en controleren de bouwplannen. In 1841 verschijnen de eerste imposante gebouwen aan de "Place des Eperons d'or" (huidige Stationsplein). Er wordt geopteerd voor een eenheidsbebouwing in neoclassicistische stijl. In 1844 wordt de laatste afgrenzing tussen de Grote Markt en de Stationswijk weggewerkt. De Waterpoort wordt afgebroken en de overgang tussen oud en nieuw wordt genivelleerd. In 1857 wordt het imposante stationsgebouw, naar ontwerp van de Brusselse stadsarchitect A. Payen, opgetrokken. Het wordt vernield tijdens de Tweede Wereldoorlog.

De sloop van de versterkingen en poorten na de afschaffing van de octrooirechten in 1860 betekent een start van de uitbreiding van de woonkern extra-muros. Tegen 1889 zijn bijna alle stadsgrachten gedempt. Bij de uitbreiding van de stadskern zullen heel wat nieuw aangelegde straten de bedding van vele stadsgrachten volgen.

In 1865 wordt een ontwikkelingsplan voor een gebied met een grootte van 9 ha. ten noorden van de Rijselwijk opgesteld, dat evenwel niet integraal wordt uitgevoerd. In de eerste plaats wordt de stationswijk uitgebreid. In deze nieuwe wijk, het zogenaamd "Nouveau Quartier", staat het gerechtshof centraal (1867-1875). Het uitzicht wordt bepaald door de vrijwel homogene aanwezigheid van neoclassicistische en Leopold II-stijl-gebouwen.

Ten einde epidemieën tegen te gaan wordt een aantal maatregelen doorgevoerd. Vooral tijdens de ambtstermijn van Burgemeester August Reynaert (1884-1915) worden grote saneringswerken uitgevoerd. Zo worden onder meer riolen aangelegd en wordt de waterloop de Zypte geleidelijk aan ingebouwd. Tevens worden vele oude en ongezond geachte woonsten gesloopt. Afbraak vindt onder meer plaats tussen de Sint-Janslaan en de Vlamingenstraat (62 woningen), rond het Belfort (22 woningen) en op de wijk Overleie (111 woningen). In 1905 ruimen de woningen tussen de Graaf de Smet de Naeyerlaan en de Menen- en Bruggestraat plaats voor een Volkspark. Nadien volgen nog saneringen in de Zwevegemstraat (1910), de Sint-Antoniusstraat (1912) en in het beluik Velghe in de wijk Overleie. In 1892 wordt de "Maatschappij voor het Bouwen van goedkope Woningen" opgericht, en vanaf 1896 worden jaarlijks gemiddeld 60 arbeiderswoningen opgetrokken. Met de bouw van 24 huisjes voor bejaarden in de buurt van Hoog Mosscher (1913) doet de tuinwijkgedachte zijn intrede in Kortrijk. Tevens krijgt de stad heel wat park- en groenaanleg.

In het kader van de economische ontsluiting van de stad probeert Burgemeetser Reynaert door een "ceinture de boulevards" (Minister Tacklaan, Minister Vanden Peereboomlaan, Noordstraat, Graaf de Smet de Nayerlaan, Burgemeester Vercruysselaan, Minister Liebaertlaan en Groeningelaan) rond de binnenstad, de invalswegen met elkaar te verbinden. Het hele stratensysteem met assen, dwarsassen en knooppunten wordt zoveel mogelijk onderbroken door groenvoorzieningen. De volledige ring wordt echter nooit gerealiseerd.

De aandacht voor de stedelijke leefomgeving laat zich vanaf circa 1855 eveneens gevoelen in de restauratie van verschillende grote bouwwerken, onder meer de gevel van het stadhuis (1855-1858) en het belfort (1902-1903). De classicistische voorgevel van de Onze-Lieve-Vrouwekerk wordt verwijderd, evenals de empiregevel van de Grote Halle (1820). Nieuwe projecten zijn onder meer de bouw van een gevangenis (1856), het optrekken van een slachthuis (1859), de bouw van de ingang tot de bureaus van het stadhuis (1872), de vergrotingen van het reizigers- (1879) en vormingsstation (1911), een politiebureel aan de Leiestraat en een Postgebouw (1906).

De aangroei van de Kortrijkse bevolking brengt de creatie van nieuwe parochies en parochiekerken mee, met name de Sint-Rochuskerk (1863-1877), de Sint-Elooiskerk (1882-1891), die de vroegere Sint-Elooiskapel vervangt, en de Sint-Janskerk (1909-1911). De bevolkingsgroei noodzaakte tevens de bouw van verschillende scholen. Als gevolg van de schoolstrijd (1879-1884) worden evenwel de kloostergemeenschappen van de Broeders Van Dale, de Zusters Verrue en de Paulinen verdreven.

Kortrijk tijdens de Eerste Wereldoorlog

Het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog maakt een einde aan de economische bloei en leidt een vierjarige periode van bevolkingsafname, werkloosheid en voedingsproblemen in. Doordat Kortrijk in het Etappengebied van het 4de Duitse leger gelegen is, zijn er tijdens de bezetting in de stad circa 4000 Duitse militairen gelegerd. Openbare gebouwen als de Grote Halle, de school van de Paulinen en andere fungeren als militaire hospitalen. Aanhoudend vinden opeisingen plaats, in 70 zijstraten worden de kasseistenen uitgebroken, terwijl ook koperen versieringen van deuren, winkelpuien, luchters en trappen voor oorlogsdoeleinden in beslag worden genomen. De stad is voortdurend het slachtoffer van luchtbombardementen en beschietingen, met het bombardement van 17 augustus 1917 als hoogtepunt. Op 15 oktober 1918 beginnen de Duitsers zich terug te trekken, waarbij ze de zeven Leiebruggen opblazen. Hoewel Kortrijk vier dagen later bevrijd wordt, lag de stad nog tot 26 oktober onder zwaar artillerievuur. Na afloop van de vier oorlogsjaren blijken naar schatting 85 woningen verwoest, terwijl 134 zo goed als onbewoonbaar waren geworden.

Kortrijk tijdens het interbellum

Na de Eerste Wereldoorlog herstelt de economie zich geleidelijk. De dakpannen- en baksteenindustrie kent een enorme bloei, mede te danken aan de heropbouw, waardoor een grote afzetmarkt ontstond. In 1920 brengt men de verschillende bedrijven samen in één verkoopsorganisatie, het Kortrijkse Dakpannenkantoor, die de gemeenschappelijke strategie en de financiering van deze sector behartigt en stimuleert en een belangrijke aanzet geeft tot de schaalvergroting van de Kortijkse bedrijven. In 1923 wordt een vierde fabriek opgericht, de n.v. Ceramique et briquetterie Mécaniques du Littoral, die oorspronkelijk in Ramskapelle was gevestigd, maar aldaar werd vernield tijdens de Eerste Wereldoorlog. De Kortrijkse pannen- en steenbakkerijen staan aan de top van de mechanisatie. De economische crisis van 1931-1935 maakt echter een eind aan deze korte bloeiperiode.

Na de oorlog wordt snel met de wederopbouw gestart. De stad en haar wijken groeien naar de periferie toe. Een toename van het huizenbestand met ongeveer 41% is het gevolg. Langs de staatsbanen en de uitvalswegen ontstaat heel wat nieuwe lintbebouwing, bereikbaar door middel van autobuslijnen (1928) en elektrische trams (1932-1935). De S.M. Goedkope Woning (1923) stimuleert de sociale woningbouw. Tussen 1924 en 1925 verrijst tussen de Graaf Boudewijn IX-laan en de spoorweg Gent-Kortrijk (Tuighuisstraat) de eerste tuinwijk. Met de White Residence en de Groeningeresidentie doen ook de eerste appartementsgebouwen hun intrede in Kortrijk. Nadien volgen voornamelijk bouwprojecten ten zuiden van de spoorlijn (1924-1929), in de wijk Overleie (1931-1938) en tussen de spoorlijn Kortrijk-Moeskroen, de Doorniksesteenweg en de Sint-Denijsstraat.

Kortrijk tijdens de Tweede Wereldoorlog

Reeds op 10 mei 1940 is het vormingsstation het doelwit van een zwaar bombardement. De volgende dag worden voornamelijk de Gentsesteenweg en de Stasegemstraat getroffen. In het kader van de 18-daagse veldtocht, beëindigd door de capitulatie op 28 mei, worden alle Leiebruggen door het Belgisch leger opgeblazen. In openbare en particuliere gebouwen, evenals in fabrieken worden naar schatting 50.000 mensen opgevangen die naar Frankrijk wensen te vluchten.

Vanaf 1943 word Kortrijk door vele luchtbombardementen getroffen. Op 26 maart worden hele straten in de buurt van onder meer de Minister Tacklaan van de kaart geveegd, terwijl het gedeeltelijk mislukte bombardement op het spoorwegknooppunt van 21 juli 1944 onder meer het Postgebouw aan de Graanmarkt in de as legt. Op 6 september 1944 bevrijden Britse tanks de Leiestad. Op dat ogenblik zijn in totaal circa 1850 gebouwen totaal vernield en 3350 zwaar beschadigd. Tegen het eind van de oorlog was 15% van het woningbestand totaal vernield en 20 % zwaar beschadigd.

Kortrijk na de Tweede Wereldoorlog

De wederopbouw gebeurt vrij snel. Om de grootste woningnood te ledigen worden tussen 1945 en 1946 verspreid over de stad 110 noodwoningen opgericht. Deze bouwsels worden tussen 1953 en 1964 allemaal gesloopt. Intussen wordt de stadskern volledig heropgebouwd, waarbij wordt geopteerd om onder meer de Grote Halle en het Postgebouw niet te reconstrueren. Tevens wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt om vanaf 1953 een grondige sanering door te voeren, als gevolg waarvan er in 1976 nog 17 van de maximaal 88 beluiken (785 huisjes) resteren. Commerciële en financiële activiteiten verdringen steeds meer de woonfunctie. Vanaf 1950 verlaat ook de industrie steeds meer de binnenstad, en vestigt zich op uitgestrekte industrieterreinen aan de stadsrand. Vanaf datzelfde jaar groeien er aan de periferie nieuwe woonwijken. Vooral het zuidelijk stadsgedeelte kent een enorme expansie. De bebouwing daarvan geschiedt nu planmatiger dan in het Interbellum, met minder lintbebouwing en met bewuste segregatie van de verschillende sectoren als resultaat. Naast enkele residentiële wijken betreft het hier voornamelijk sociale woningbouw. Om deze wijken te bedienen worden nieuwe parochies, en daaraan verbonden parochiekerken, in het leven geroepen. De Sint-Elisabethkerk komt in 1950-1954 tot stand, later volgen de kloosterkerk van Onbevlekt-Hart-van-Maria-van-Fatima (1953), de Sint-Pius-X-kerk (1958-1959) en de Heilig-Hartkerk (1966). Een bijzondere realisatie is de woonwijk Blauwe Poort, die als nationaal voorbeeld gesteld wordt wat betreft de stedebouwkundige opvatting en aanleg. Ook de wijk Sint-Elisabeth, dat een volledig privaat initiatief is, ontwikkelt zich tot een waardevol woonkwartier. In de tweede helft van de jaren 1960 onstaat tevens een bijzondere woonwijk ten westen van de stad (Skatchkoff), eveneens opgetrokken door privaat initiatief. In 1971 en 1974 worden door de "S.M. Goedkope woningen" twee flatgebouwen opgetrokken in het oosten van de stad.

Op het eind van de jaren 1950 ontstaan de eerste plannen voor de aanleg van een autosnelweg.

Eveneens in de periferie, op het Hooghe, verrijst een onderwijscentrum dat plaats biedt aan het Vormingsinstituut (1961), de CATHO (1968) en de KULAK (1970).

Om de ontvolking van de binnenstad tegen te gaan wordt een project van stadskernvernieuwing ingezet. In de binnenstad worden tal van appartementsgebouwen en burelen opgetrokken. In 1963 wordt de Korte Steenstraat de eerste Belgische voetgangersstraat, tussen 1972 en 1978 gevolgd door tien andere centrumstraten. De vervanging van de tijdrovende spoorwegbarelen door tunnels (1950-1972) maken de parkeerruimten in de periferie van het centrum gemakkelijker bereikbaar. Zowel het stadhuis (1962) als de stadsschouwburg (1969) ondergaan een grondige restauratie. Na een hevige brand in 1946 wordt het Justitiepaleis opnieuw opgebouwd (1958), tevens wordt een nieuwe stedelijke bibliotheek geopend (1964). Het groenpatrimonium wordt eveneens sterk uitgebreid, onder meer met de aanleg van een 13 ha. groot wandelbos achter de nieuwe Hallen (1967).

Door de fusie die inging op 1 januari 1977 wordt Kortrijk uitgebreid met de deelgemeenten Aalbeke, Bellegem, Bissegem, Heule, Kooigem, Marke en Rollegem. Een gedeelte van het grondgebied van de gemeenten Kuurne en Harelbeke, gelegen binnen de Ringweg, wordt eveneens aan de stad toegevoegd.

Stratenstructuur en architectuur

De huidige vrij uitgebreide stadskern is het gevolg van de in de 19de eeuw ingezette verstedelijking door onder meer het dempen van de grachten en de steeds toenemende bevolking.

De stadsplattegrond wordt bepaald door de Grote Markt, die van het oudsher het economische en politieke centrum van de stad vormt en waarop de verschillende historische uitvalswegen op aansluiten: de Leiestraat (ten noorden) de Rijselstraat (ten westen), de Doorniksestraat (ten zuiden), en de Onze-Lieve-Vrouwestraat (ten oosten). De stadskern behield door de eeuwen heen grotendeels haar middeleeuwse stratenpatroon zie de plattegrond van J. van Deventer (1560) en A. Sanderus (1641). Op beide kaarten onderscheiden we duidelijk de Grote Markt met nagenoeg rechthoekige plattegrond en de daarop aansluitende uitvalswegen.

In de eerste helft van de 19de eeuw worden de open ruimtes binnen de oude stadsomwalling grotendeels ingevuld. De plattegrond van C. Cierkens (1822) en de kaart van W.J. Henry (1850) tonen de aanleg van de nieuwe stationswijk in het zuidwesten van de stad, naar ontwerp van J.-P. Cluysenaer. Binnen de nieuwe grachten tekenen de straalsgewijze aangelegde straten rond het Stationsplein zich af. Enkele jaren later wordt de noordelijke Gerechthofwijk aangelegd. In 1889 zijn de stadsgrachten volledig verdwenen en is de aanleg van het zogenaamd "Nouveau Quartier" voltooid. Op het einde van de 19de eeuw wordt het stadsbeeld gedomineerd door neoclassicistische burgerhuizen met witbepleisterde gevels. Deze gevels blijven tot de Eerste Wereldoorlog het stadsbeeld bepalen.

De neo-Vlaamse renaissance en neogotiek, populaire bouwstijlen in Vlaanderen op het eind van de 19de eeuw, kennen weinig bijval in Kortrijk. Voornamelijk religieuze en openbare gebouwen worden in die bouwstijl opgetrokken. In het begin van de 20ste eeuw wordt er steeds meer gekozen voor de neorenaissance onder meer gepropageerd door stadsarchitect J. Demeere. Wijken en straten die aangelegd worden in die periode worden getypeerd door voornoemde bouwstijlen onder meer de Jan Breydellaan, de Filips van de Elzaslaan, de Sint-Rochuslaan en de Graaf de Smet De Naeyerlaan.

Ten noorden van de stad, nabij het station, ontwikkelt zich in de tweede helft van de 19de eeuw een voornamelijk residentiële wijk waar de huidige Doorniksewijk het centrum van is. In de eerste helft van de 20ste eeuw ontwikkelt deze wijk zich verder en wordt voornamelijk gekenmerkt door villabouw.

De huidige gevelwanden worden gekenmerkt door hun zeer heterogeen karakter. De 19de-eeuwse bepleisterde lijstgevels die tot de jaren 1920 het straatbeeld domineerden blijven tot vandaag een belangrijk deel uitmaken van het stadsbeeld. Daarnaast wordt het straatbeeld voornamelijk gekenmerkt door de typische architectuur uit de jaren 1950, die refereert naar de neo-Lodewijk XV en XVI-stijlen. De laatste twee decennia worden gekenmerkt door het grote aantal nieuwbouwprojecten, het zijn appartementsgebouwen die zich voornamelijk situeren in de Doorniksestraat, Rijselstraat, Leiestraat en Gentsestraat.

Het oudste patrimonium dateert uit de 13de eeuw en wordt vertegenwoordigd door de Onze-Lieve-Vrouwekerk. Daarnaast zijn er nog verschillende voornamelijk religieuze gebouwen die in kern teruggaan tot de 14de en 15de eeuw onder meer het Onze-Lieve-Vrouwehospitaal, de voormalige Sint-Amandsproosdij (het huidige Sint-Amandscollege), de Sint-Niklaaskapel en het voormalige klooster van de Grauwzusters. Ook het stadhuis heeft een kern die teruggaat tot het begin van de 15de eeuw. Een belangrijk pand uit de 16de eeuw is het dormitorium van de voormalige Groeninge-abdij (thans Groeningemuseum).

De oudst bewaarde voorbeelden van burgerlijke architectuur gaan terug tot de 17de eeuw. Enkele trapgevels die uit die periode stammen bevinden zich in de Voorstraat, Wijngaardstraat, Sint-Jansstraat, het begijnhof en op de Grote Markt. Het zogenaamde "Boggaertshof" is een fraai voorbeeld van 17de-eeuwse sociale huisvesting. Een belangrijk voorbeeld van de 17de-eeuwse kloosterarchitectuur is het Karmelietessenklooster, verborgen achter een 20ste-eeuwse vleugel. Een belangrijk voorbeeld van een 17de-eeuws buitenverblijf is het zogenaamde "Patersmote" het landhuis van de paters Jezuïeten.

Er zijn tevens nog verscheidene 18de-eeuwse gebouwen bewaard, enerzijds vertegenwoordigt door de traditionele trapgevels die nu rijker worden uitgewerkt dan in de 17de eeuw en anderzijds door al dan niet bepleisterde lijstgevels onder meer verfraaid door pilasters. Verschillende voorbeelden vinden we in het Begijnhof, de Vaartstraat, de Korte Steenstraat, de Steenpoort en de Onze-Lieve-Vrouwestraat. Op het eind van de 18de eeuw worden ook uitgesproken Frans geïnspireerde gevels opgetrokken waarvan het vaak vooruitspringende middenrisaliet wordt bekroond door een driehoekig fronton of zeldzamer een gebogen fronton. Enkele voorbeelden vinden we in de Groeningestraat, Grote Markt en Onze-Lieve-Vrouwestraat. Rond 1800 worden verschillende gevels, onder invloed van de Franse overheersing, opgetrokken in Empirestijl. Er bleven er slechts enkele bewaard onder meer op het Plein, in de Overleistraat en de Onze-Lieve-Vrouwestraat. Aan de Erasmuslaan staat het zogenaamd "Willems mote", een buitenverblijf opgetrokken in Directoirestijl.

Het rijk vertegenwoordigd 19de-eeuws patrimonium, met voornamelijk burger- en herenwoningen getypeerd door de voor Kortrijk gekende witbepleisterde lijstgevels met traditionele dubbel- of enkelhuisopstand, vormt een belangrijke component in het Kortrijkse patrimonium. Verscheidene rijke burgerwoningen werden ontworpen door L. De Geyne. De belangrijke Brusselse architect H. Maquet, die tevens huisarchitect was voor Leopold II en onder meer de Venetiaanse galerij in Oostende ontwierp, ontwierp twee opvallende herenhuizen te Kortrijk, respectievelijk gelegen in de Doorniksestraat nummer 63 en Minister Tacklaan nummer 33. Beide woningen sluiten qua ontwerp aan voor de voor hem zo typische neoclassicistische bouwstijl met tal van verwijzingen naar de Italiaanse palazzobouw.

Daarnaast bleven ook tal van arbeiderswoningen, die op het eind van de 19de eeuw zijn opgetrokken ten gevolge van de bevolkingsexplosie en de industriële ontwikkeling van Kortrijk, bewaard. Er ontstaan talrijke beluikjes waarvan enkele typische pleinbeluikjes bleven behouden onder meer het Groeningebeluik, de Veemarkt, het Sint-Jansbeluik en het Sint-Annabeluik.

De talrijke bedehuizen die in de tweede helft van de 19de eeuw en in het begin van de 20ste eeuw worden opgetrokken sluiten aan bij de neogotische bouwtradities onder meer de Sint-Jan-de-Doperkerk, de Sint-Antoniuskerk van de Paters Passionisten en de Sint-Rochuskerk.

In het begin van de 20ste eeuw kent de neo-Vlaamse-renaissance, vaak verfraaid met neogotische ornamenten, veel bijval bij de Kortrijkse burgerij. Belangrijke vertegenwoordigers van deze strekking zijn J. Carrette en stadsarchitect J. Demeere.

Een ander belangrijk architect voor de begin 20ste eeuwse Kortrijkse architectuur is J.R. Van Hoenacker. Hij ontwierp onder meer de gevelrij aan de Minister Tacklaan, die qua uitwerking beïnvloed wordt door de art nouveau. Daarnaast ontwerpt hij ook tal van eclectische herenhuizen onder meer in de Doorniksewijk.

Tijdens het interbellum komen verschillende strekkingen tot uiting. Opvallend is de keuze voor een eerder eclectische en historiserende bouwstijl. Daarnaast ook tal van art-decogetinte woonhuizen en panden die aanleunen bij de geometrische art deco gekenmerkt door de platte daken, spel van blokvormige volumes met brede vensters en het gebruik van buisprofielen. De belangrijkste vertegenwoordigers zijn P. Scherpereel, W. Van Spranghe, C. Debels en L. De Munnynck. Eerder uitzonderlijk in de Kortrijkse architectuur zijn uitingen van de internationale stijl en nieuwe zakelijkheid: de voormalige dokterswoning naar ontwerp van de Kortrijkse architect Richard Acke en het sterk kubistische verbouwde landhuis naar ontwerp van L. Ryckeboer. Andere belangijke ontwerpen te Kortrijk van R. Acke zijn de voormalige bioscoop "de Gouden Lanteern" (1921) en het Vlaams huis (1913).

Na de Tweede Wereldoorlog blijft de invloed van de regionale art deco doorwerken. Anderzijds is een eerder eclectische bouwtrant, die voornamelijk teruggrijpt naar de neo-Lodewijkstijlen en de Anglo-normandische stijl typisch voor de jaren 1940 en vroege jaren 1950.

Kortrijk heeft een schaars hoevebestand door de in de 19de eeuw ingezette verstedelijking. De overgebleven hoeves situeren zich voornamelijk in het zuidelijk deel van het grondgebied. Het landelijke gebied gelegen buiten de stadsgrenzen wordt in het ancien régime Kortrijk-Buiten genoemd en hangt rechtstreeks af van de Kasselrij Kortrijk. Kortrijk-Buiten heeft dezelfde buitengrenzen als de stad Kortrijk voor de fusie van 1977. Oude kaarten tonen een groot aantal omwalde boerderijen, maar vele verdwenen door de steeds toenemende stadsuitbreidingen. De oudste boerderijen waren opgetrokken in vakwerk, het laatste voorbeeld van dit type architectuur verdween in 1983. Het vakwerkhuisje was gelegen op Sint-Anna en is heden opgesteld in het openluchtmuseum van Bokrijk.

Heden, verspreide hoevebouw getypeerd door losse, bakstenen bestanddelen, vaak U-vormig gegroepeerd rondom het erf en met in het noorden het boerenhuis. Sommige sites hebben nog 18de-eeuwse bestanddelen, maar de meeste hoeves hebben meestel een 19de-eeuws en zelfs 20ste-eeuws uitzicht. Tal van hoeves werden recent verbouwd tot residentiële woningen. De gaafst bewaarde voorbeelden zijn het "Goed ten Houte", heden ingericht als feestzaal, het boerenhuis van de kleine hoeve zogenaamd "Duckskes hoeve" en de hoeve zogenaamd "Goed te Gorghem", heden het nationaal vlasmuseum. Een fraai voorbeeld van 19de-eeuwse hoevebouw is het zogenaamd "Kloosterhof" met gesloten opstelling.

  • DEBRABANDERE P., Kortrijk 1945-1955, Kortrijk, 1975.
  • De Guldensporenherdenkingen en de stadsontwikkeling onder Burgemeester Auguste Reynaert te Kortrijk, 1884-1915, (Tentoonstellingscatalogus), Kortrijk, 1984.
  • DE PAEPE R., DEBRABANDERE P.E., De luchtaanvallen op Kortrijk, Heule, Marke en Bissegem gedurende de Tweede Wereldoorlog (1939-1945), in GOKKH, XLII (1975), 7-114, XLIII (1976), 73-117.
  • DESPRIET P., 2000 jaar Kortrijk, Kortrijk, 1990.
  • Konfrontaties in Moderne Architectuur. Een "promenade" in en rond Kortrijk, Kortrijk, 1990.
  • Kortrijk tijdens Wereldoorlog II. Tentoonstelling (...), Kortrijk, Verbroedering van Vaderlandse Maatschappijen van Kortrijk, 1986.
  • MADDENS N. (red.), De geschiedenis van Kortrijk, Kortrijk, 1990.
  • Id., Geschiedenis van Kortrijk in vogelvlucht, Kortrijk, 1983.
  • THURMAN P, BONCQUET P., GRUWEZ Fr., Kortrijk, Brugge, 1989.
  • VAN HOONACKER E., duizend Kortrijkse straten, Kortrijk, 1986.

Bron: DE GUNSCH A., DE LEEUW S. & METDEPENNINGHEN C. met medewerking van CALLENS T., SCHEIR O & VAN DEN MOOTER M. 2005: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Kortrijk, Deel IA: stad Kortrijk, Straten A-K, Deel IB: stad Kortrijk, Straten L-Z, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL5, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Callens, Toon; Scheir, Olivier; Van den Mooter, Maarten; De Gunsch, Ann; Metdepenninghen, Catheline; De Leeuw, Sofie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

  • Omvat
    't Hoge

  • Omvat
    Aalbeeksesteenweg

  • Omvat
    Abdijkaai

  • Omvat
    Algemene Fluweelweverij

  • Omvat
    André Devaerelaan

  • Omvat
    Antoon Van Dycklaan

  • Omvat
    Baanwachterswoning

  • Omvat
    Beekstraat

  • Omvat
    Begijnhofstraat

  • Omvat
    Beheerstraat

  • Omvat
    Belfaststraat

  • Omvat
    Beluik

  • Omvat
    Beverlaai

  • Omvat
    Blekersstraat

  • Omvat
    Bloemistenstraat

  • Omvat
    Boerderijstraat

  • Omvat
    Boerenarbeiderswoning

  • Omvat
    Broelkaai

  • Omvat
    Brugsesteenweg

  • Omvat
    Brugsestraat

  • Omvat
    Budastraat

  • Omvat
    Buitengoed Patersmote

  • Omvat
    Burgemeester Felix de Bethunelaan

  • Omvat
    Burgemeester Nolfstraat

  • Omvat
    Burgemeester Pyckestraat

  • Omvat
    Burgemeester Reynaertstraat

  • Omvat
    Burgemeester Vercruysselaan

  • Omvat
    Burgerhuis

  • Omvat
    Burgerhuis met atelier

  • Omvat
    Casinoplein

  • Omvat
    Condédreef

  • Omvat
    Conservatoriumplein

  • Omvat
    Damkaai

  • Omvat
    Deerlijksestraat

  • Omvat
    Deken Camerlyncklaan

  • Omvat
    Deken Zegerplein

  • Omvat
    Directeurswoning

  • Omvat
    Dolfijnkaai

  • Omvat
    Don Boscolaan

  • Omvat
    Doorniksesteenweg

  • Omvat
    Doorniksestraat

  • Omvat
    Doorniksewijk

  • Omvat
    Doornstraat

  • Omvat
    Duckskes hoeve

  • Omvat
    Edgar Tinellaan

  • Omvat
    Eenheidsbebouwing van boerenarbeiderswoningen

  • Omvat
    Eenheidsbebouwing van bureel en conciërgewoning

  • Omvat
    Electriciteitscabine van 1924

  • Omvat
    Erasmuslaan

  • Omvat
    Etienne Sabbelaan

  • Omvat
    Fabriekskaai

  • Omvat
    Filips van de Elzaslaan

  • Omvat
    Gasstraat

  • Omvat
    Gebroeders van Raemdonckpark

  • Omvat
    Gentsesteenweg

  • Omvat
    Gentsestraat

  • Omvat
    Glorieux Hoeve

  • Omvat
    Goed 't Gehuchte

  • Omvat
    Goed te Schellebrouck

  • Omvat
    Goed ten Houte

  • Omvat
    Goedendaglaan

  • Omvat
    Graaf Boudewijn IX-laan

  • Omvat
    Graaf de Smet de Naeyerlaan

  • Omvat
    Graanmarkt

  • Omvat
    Grijze-Zustersstraat

  • Omvat
    Groeningebeluik

  • Omvat
    Groeningekaai

  • Omvat
    Groeningelaan

  • Omvat
    Groeningepoort

  • Omvat
    Groeningestraat

  • Omvat
    Grote Kring

  • Omvat
    Grote Markt

  • Omvat
    Guido Gezellepad

  • Omvat
    Guido Gezellestraat

  • Omvat
    Guldensporenlaan

  • Omvat
    Hagedissenstraat

  • Omvat
    Handboogstraat

  • Omvat
    Harelbeeksestraat

  • Omvat
    Havermarkt

  • Omvat
    Heilige-Geeststraat

  • Omvat
    Hendrik Consciencestraat

  • Omvat
    Herdersstraat

  • Omvat
    Historische hoeve 't Goed de Queeke

  • Omvat
    Historische hoeve Goed te Neermonjoie

  • Omvat
    Historische stadskern van Kortrijk

  • Omvat
    Hoekhuis

  • Omvat
    Hoeve

  • Omvat
    Hoeve

  • Omvat
    Hoeve 't Verrezicht

  • Omvat
    Hoeve Bottenhoek

  • Omvat
    Hoeve Evangelieboom

  • Omvat
    Hoeve Kortrijkbeek

  • Omvat
    Hoeve Soubry

  • Omvat
    Hof Ten Houte

  • Omvat
    Hoog Mosscher

  • Omvat
    Houtmarkt

  • Omvat
    Hoveniersstraat

  • Omvat
    Hovenierswoning van kasteel van Marke

  • Omvat
    Hugo Verriestlaan

  • Omvat
    Ijzerkaai

  • Omvat
    Izegemsestraat (Kortrijk)

  • Omvat
    Jakob van Arteveldelaan

  • Omvat
    Jan Breydellaan

  • Omvat
    Jan Palfijnstraat

  • Omvat
    Jan Persijnstraat

  • Omvat
    Jozef Vandaleplein

  • Omvat
    Kanaal Bossuit-Kortrijk

  • Omvat
    Kanonstraat

  • Omvat
    Kapel ter Bede

  • Omvat
    Kapelhoeve

  • Omvat
    Kapelstraat

  • Omvat
    Kapittelstraat

  • Omvat
    Kapucijnenstraat

  • Omvat
    Karmelietenlaan

  • Omvat
    Kasteelkaai

  • Omvat
    Kasteelstraat

  • Omvat
    Kint Hoeve

  • Omvat
    Kleine Leiestraat

  • Omvat
    Koning Albertpark

  • Omvat
    Koning Albertstraat

  • Omvat
    Koning Leopold I-straat

  • Omvat
    Koning Leopold III-laan

  • Omvat
    Koningin Elisabethlaan

  • Omvat
    Konstant Permekelaan

  • Omvat
    Korte Steenstraat

  • Omvat
    Kortrijkse Katoenspinnerij

  • Omvat
    Kortrijksestraat (Kortrijk)

  • Omvat
    Kuurnsesteenweg

  • Omvat
    Lange Steenstraat

  • Omvat
    Lange-Brugstraat

  • Omvat
    Langemeersstraat

  • Omvat
    Leeuw van Vlaanderenlaan

  • Omvat
    Leiestraat

  • Omvat
    Lekkerbeetstraat

  • Omvat
    Loodwitstraat

  • Omvat
    Louis Verweestraat

  • Omvat
    Maandagweg

  • Omvat
    Magdalenastraat

  • Omvat
    Marionetten (Kortrijk)

  • Omvat
    Marksesteenweg

  • Omvat
    Meensesteenweg (Kortrijk)

  • Omvat
    Meensestraat

  • Omvat
    Min. Vanden Peereboomlaan

  • Omvat
    Minister Liebaertlaan

  • Omvat
    Minister Tacklaan

  • Omvat
    Modernistisch burgerhuis

  • Omvat
    Monseigneur De Haernelaan

  • Omvat
    Moorseelsestraat (Kortrijk)

  • Omvat
    Nieuwe begraafplaats van Hoog Kortrijk

  • Omvat
    Nieuwstraat

  • Omvat
    Noordstraat

  • Omvat
    O.-L.-Vrouwestraat

  • Omvat
    Opslagruimte

  • Omvat
    Oude-Vestingsstraat

  • Omvat
    Oudenaardsesteenweg

  • Omvat
    Overleiestraat

  • Omvat
    Pand met middeleeuwse kelder

  • Omvat
    Panoramahoeve

  • Omvat
    Papenstraat

  • Omvat
    Parochiekerk Sint-Paulus

  • Omvat
    Passionistenlaan

  • Omvat
    Patersmote, kasteeldomein van Marke en omgeving

  • Omvat
    Peter Benoitstraat

  • Omvat
    Pieter de Cockelaerestraat

  • Omvat
    Pieter de Conincklaan

  • Omvat
    Pieter Pauwel Rubensplein

  • Omvat
    Plein

  • Omvat
    Pottelberg (Kortrijk)

  • Omvat
    Pottenbakkershoek

  • Omvat
    Potterijstraat

  • Omvat
    President Rooseveltplein

  • Omvat
    Prinses Marie-Joséplein

  • Omvat
    Proosdijstraat

  • Omvat
    Rijkswachtstraat

  • Omvat
    Rijselsestraat

  • Omvat
    Roeland Saverystraat

  • Omvat
    Roggelaan

  • Omvat
    Ruitersweg

  • Omvat
    Schaekenstraat

  • Omvat
    Schouwburgplein

  • Omvat
    Simon Stevinstraat

  • Omvat
    Sint-Amandscollege

  • Omvat
    Sint-Amandslaan

  • Omvat
    Sint-Amandsplein

  • Omvat
    Sint-Anna

  • Omvat
    Sint-Annabeluik

  • Omvat
    Sint-Antoniusstraat

  • Omvat
    Sint-Denijsestraat

  • Omvat
    Sint-Elisabethbegijnhof

  • Omvat
    Sint-Elisabethbegijnhof: omgeving

  • Omvat
    Sint-Elooisdreef

  • Omvat
    Sint-Janshof

  • Omvat
    Sint-Janslaan

  • Omvat
    Sint-Jansplein

  • Omvat
    Sint-Jansstraat

  • Omvat
    Sint-Maartenskerkhof

  • Omvat
    Sint-Martens-Latemlaan

  • Omvat
    Sint-Michielsplein

  • Omvat
    Sint-Rochuskerk

  • Omvat
    Sint-Rochuslaan

  • Omvat
    Sint-Sebastiaanslaan

  • Omvat
    Sionstraat

  • Omvat
    Site van N.V. Céramique et briquetteries mécaniques du Littoral

  • Omvat
    Skatchkoff

  • Omvat
    Sociale huisvesting van 1925

  • Omvat
    Sociale huisvesting van 1954

  • Omvat
    Sociale woonwijk De Drie Hofsteden

  • Omvat
    Sociale woonwijk Kapel Ter Bede

  • Omvat
    Spinnerijkaai

  • Omvat
    Spoorbermstraat

  • Omvat
    Spoorweglaan

  • Omvat
    Stasegemsesteenweg

  • Omvat
    Stasegemsestraat

  • Omvat
    Stationsplein

  • Omvat
    Stationsstraat

  • Omvat
    Stedelijk hospitaal

  • Omvat
    Steenpoort

  • Omvat
    Tacktoren, koeltoren van brouwerij

  • Omvat
    Theodoor Sevenslaan

  • Omvat
    Toekomststraat

  • Omvat
    Tuighuisstraat

  • Omvat
    Tuinstraat

  • Omvat
    Vaartstraat

  • Omvat
    Vandammebeluik

  • Omvat
    Veemarkt

  • Omvat
    Veldstraat

  • Omvat
    Verbrand Hof

  • Omvat
    Vercruysses Poortje

  • Omvat
    Villa van 1988

  • Omvat
    Vlaanderenkaai

  • Omvat
    Vlamingenstraat

  • Omvat
    Vlasmarkt

  • Omvat
    Volksplein

  • Omvat
    Voorstraat

  • Omvat
    Vooruitgangsstraat

  • Omvat
    Vredelaan

  • Omvat
    Wagenmakersstraat

  • Omvat
    Walle

  • Omvat
    Wandelingstraat

  • Omvat
    Watermolenstraat

  • Omvat
    Weggevoerdenlaan

  • Omvat
    Wijk Lange Munte

  • Omvat
    Wijngaardstraat

  • Omvat
    Wolvendreef

  • Omvat
    Wolvenstraat

  • Omvat
    Woonwijk Blauwe Poort

  • Omvat
    Zwevegemsestraat

  • Is gerelateerd aan
    Kortrijk, deelgemeenten


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Kortrijk [online], https://id.erfgoed.net/themas/14445 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.