Landbouw-, nijverheids- en woondorp van 8.297 inwoners (01.01.1999) en 2593 hectare.
Ligging op de grens van Zandig- (ten noorden) en Zandlemig-Vlaanderen (ten zuiden). Waterrijk gebied met onder meer de Muizeveld-, Zwane- en Drielindenbeek. Licht golvend reliëf, variërend van 17 meter in het noorden, tot 49 meter in het zuiden, zijnde het plateau van de Heihoek dat een waterscheidingskam vormt tussen het ten noorden gelegen IJzerbekken en het ten zuiden gelegen Mandel-Leie-Scheldebekken; tot in de Tweede Wereldoorlog aldaar de zogenaamde "Huwynsbosschen". In het noordelijk deel van de gemeente ligt het Lichterveldse "Veld" als uiteinde van het Bulskampveld zie de Ferrariskaart (1770-1778), een heidegebied met talrijke waterplassen dat in de 19de eeuw bebost wordt, zie de Vander Maelenkaart (1851), echter volledige ontbossing tussen Eerste - Tweede Wereldoorlog.
Tot 1751 vormt de oude Rijselse Heirweg van Oudenburg naar Rijsel, heden een gedeelte van de Bollestraat, de belangrijkste verbindingsweg, dan wordt de Theresiaanse baan Brugge-Roeselare-Menen-Rijsel aangelegd. In 1773 aanleg van de steenweg Gent-Oostende. Belangrijk spoorwegenknooppunt: Brugge-Kortrijk (1847) en Lichtervelde-Veurne (1858) in 1870 doorgetrokken tot Adinkerke-Duinkerke en in 1880 naar Gent. Aanleg van de A 17 Brugge-Kortrijk ten oosten van de dorpskern, circa 1975. Tussen 1994-1996 aanleg van de ringweg ten zuiden van de dorpskern.
Volgens de literatuur archeologische vondsten in de omgeving van de Kasteelstraat-Zwevezelestraat.
Oudste vermelding van de heren van Lichtervelde in 1127 door kroniekschrijver Galbertus naar aanleiding van de moord op Karel de Goede; de etymologische betekenis van het toponiem is onzeker. Tijdens het Ancien Régime vormt het dominium Lichtervelde een baanderheerlijkheid afhankelijk van het Brugse Vrije. Ter hoogte van de Neerstraat, zou volgens oude kronieken, circa 846, op last van Karel de Kale, een burcht gebouwd zijn, zie vroegere benaming "Burg". Ter hoogte van de Zwevezelestraat omwald kasteel, in de 12de eeuw " 't Hof van Heernvelde" genaamd, in 1584 vernield door de Malcontenten, evenwel nog afgebeeld bij A. Sanderus (1641).
In 1197 hoort het altaarrecht van het dorp toe aan de Sint-Bertinusabdij te Sint-Omaars. Het bestaan van de parochie wordt geattesteerd in 1207. In 1275 schenkt Rogier, heer van Lichtervelde, het patronaat van de parochiekerk aan de abt van Sint-Bertinus. De parochie hoort achtereenvolgens bij het bisdom Doornik, Brugge (1561), Gent (1801) en Brugge (1834). Tijdens de geuzenberoerten in 1583 wordt de kerk verwoest en circa 1620 wederopgebouwd (zie A. Sanderus, 1641); huidige kerk, in neogotische stijl van 1878-1880, hersteld na de Eerste Wereldoorlog. Lichtervelde kent een speciale verering van de Heilige Margaretha, zie altaar in de kerk en ommegang.
Vanaf 1841 tot circa 1900 worden aan de Statieplaats de succesvolle jaarmarkt en paardenfeesten gehouden. In de 19de eeuw zijn er te Lichtervelde talrijke brouwerijen (tien in 1825) en een tiental molens, onder meer graan- en oliemolens. Zeer specifieke Lichterveldse nijverheden in het vierde kwart van de 19de eeuw - eerste kwart van de 20ste eeuw zijn fabrieken voor duivensportartikelen en accordeons. In het tweede - derde kwart van de 20ste eeuw vlasroterij in de Leeuwstraat.
Gedurende de Eerste Wereldoorlog ligt Lichtervelde in bezet gebied. De gemeente fungeert dankzij het strategisch gelegen station als verplegingsoord en bevoorradingscentrum. Dit houdt tevens een munitiepark in met decauvillespoor naar het front en een vliegveld in de Bollestraat. Gedurende de oorlog zijn er zware bombardementen van de geallieerden, onder meer op het station, en op het klooster van de Paulinen in de Statiestraat. In 1918 dynamiteren de wegtrekkende Duitsers onder meer de kerktoren, de molen in de Zwevezelestraat en bruggen in de Kruiseboomweg en de Zwevezelestraat. Lichtervelde wordt bevrijd door de Belgen en de Fransen. De militaire begraafplaats in de Torhoutstraat wordt in 1932 ontruimd. Het aanleg- en rooilijnplan voor de wederopbouw wordt opgemaakt door R. Cloet, arrondissementsingenieur te Tielt; hierbij wordt de sloping van het verwoeste huizenblok voor de kerk voorzien.
Op het einde van de Tweede Wereldoorlog wordt Lichtervelde bevrijd door Poolse soldaten.
Kerndorp; volgens A. Sanderus (1641) is de oudste bebouwingskern de Burg en de Marktplaats, met ten zuidoosten de Sint-Jacobskerk met kerkhof, van waaruit de Potteriestraat en de Zwevezelestraat leiden naar het kasteel (verdwenen in 1584) . De Ferrariskaart (1770-78) en de Atlas der Buurtwegen (1843) tonen een gestadige uitbreiding van de aaneengesloten bebouwing in zuidelijke richting langs de Neerstraat en in westelijke richting langs de Torhoutstraat. Pas in midden 19de eeuw, met de aanleg van het station, breidt de gemeente beduidend uit in westelijke richting.
Verdere, gelijkmatige uitbreiding van de dorpskern na de Eerste Wereldoorlog.
Basisbebouwing bestaande uit breedhuizen met 19de-20ste-eeuwse lijstgevels van één à twee bouwlagen onder pannen zadeldaken. Nabij de dorpskom enkele vrijstaande groepen van boerenarbeidershuizen uit de 19de eeuw, die achterin gelegen zijn of haaks op de rooilijn staan (onder meer Boomgaardstraat nummers 31-35). De invalswegen, Kortemarkstraat, Koolskampstraat en Zwevezelestraat, worden gekenmerkt door lintbebouwing. Sinds de jaren 1960-1970, villabouw ten noorden van de dorpskern en ten westen en ten oosten aan de Koolskampstraat. Buiten het centrum nog landelijk karakter; verspreide hoevebouw met losse bestanddelen. Nog industrie ter hoogte van het station, voornamelijk oliefabriek "Sys" en aluminiumfabriek "Remi Claeys".
Voorts recent industrieterrein tussen de Brugsebaan (N 32) en de spoorweg.
Tevens verzorgende en onderwijsfunctie, zijnde het rusthuis Sint-Jozef en basis- en middenonderwijs; daarnaast ook sportcomplex.
BOSSU P., Het Lichterveldse "Veld". Hoe het groeide..., in Derde Jaarboek van de Heemkundige Kring Karel Van de Poele, Lichtervelde, 1987, p. 81-91.
BOSSU P., Landschapsgeschiedenis van de Lichterveldse Huwynsbosschen : van kompakt bosgebied naar gekultiveerd reliktenlandschap, in Vijfde Jaarboek van de Heemkundige Kring Karel Van de Poele, Lichtervelde, 1989, p. 15-25.
COUSSEMENT G., Luchtaanvallen en bombardementen op Lichtervelde tijdens de Eerste Wereldoorlog, in Tweede Jaarboek van de Heemkundige Kring Karel Van de Poele, Lichtervelde, 1986, p. 37-44.
GOEGEBUER M., Jaermerkt en peerdefeest te Lichtervelde, Lichtervelde, s.d.
HAEGHEBAERT L., 50 jaar geleden werd Lichtervelde bevrijd na de Tweede Wereldoorlog, in Tiende Jaarboek van de Heemkundige Kring Karel Van de Poele, Lichtervelde, 1994, p. 171-180.
VANDEWALLE G., Lichtervelde en de Eerste Wereldoorlog, in Lichterveldse "Ziek-zakjes", deel 1, p. 106-129, deel 2, p. 117-147, deel 3, p. 81-150.
VERHAEGHE B., Het 17e eeuwse Lichtervelde bekeken vanuit demografisch standpunt, in Dertiende Jaarboek van de Heemkundige Kring Karel Van de Poele, Lichtervelde, 1997, p. 105-110.
Bron: DE GUNSCH A., METDEPENNINGHEN C. & VANNESTE P. met medewerking van TANSENS A. 2001: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie West-Vlaanderen, Arrondissement Roeselare, Kantons Hooglede - Izegem - Lichtervelde, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 17n2, Brussel - Turnhout. Auteurs: De Gunsch, Ann; Metdepenninghen, Catheline; Tansens, Annick; Vanneste, Pol Datum: De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)