Gemeente gelegen op de grens met de provincie Limburg, ten noordoosten van Laakdal, ten zuidoosten van Geel, ten zuidwesten van Mol en ten westen van Olmen. Oppervlakte: 3629 hectare. Aantal inwoners op 1-1-2002: 9.238.
Zowel op wereldlijk als op geestelijk vlak is de geschiedenis van Meerhout vrij ingewikkeld. Bestuurlijk lag Meerhout in het grensgebied van het graafschap Loon, het prinsbisdom Luik en het hertogdom Brabant; kerkelijk behoorde Meerhout tot de bisdommen Luik, Mechelen en Antwerpen achtereenvolgens in de dekenijen Beringen, Herentals, Geel en Laakdal. Het gebied waar aanvankelijk verschillende abdijen en adellijke geslachten feodale rechten bezaten, evolueerde tot een heerlijkheid die in 1324 een vrijheid werd met een eigen rechtspraak.
Archeologische vondsten van voorhistorische begraafplaatsen op de Alvinnenberg en Heiblokken wijzen op bewoning in de prehistorie. Als oudste vermelding van Meerhout wordt doorgaans een schenkingsakte van 741 van graaf Robrecht van Haspengouw aangehaald. Het hierin genoemde "Mareholt", dat door de graaf aan de abdij van Sint-Truiden werd geschonken, wordt door vele historici echter geïdentificeerd met een gehucht van Herk-de-Stad. Aangezien de Meerhoutse kerk, waarvan de oprichting naar verluidt opklimt tot circa 1100, toegewijd is aan Sint-Trudo zijn er, tot het tegendeel bewezen is, ook argumenten om dit "Mareholt" te verbinden met Meerhout. Zeker is dat Meerhout in de 12de eeuw in het bezit was van de heren van Meerhout, verwant aan de graven van Loon, doch op welk ogenblik Meerhout een heerlijkheid werd is niet duidelijk. De hertog van Brabant hield de hoge en middele rechtspraak. De hertog schonk in 1229 een deel van zijn rechten op Meerhout aan het klooster van Maagdendaal in Oplinter (bij Tienen). Tijdens de 13de eeuw bestond Meerhout door de verschillende rechten en aanspraken, onder meer door huwelijken tussen verschillende adellijke families, uit drie delen respectievelijk in handen van de hertog van Brabant, een lid uit het grafelijk huis van Loon verwant met de heer van Wesemael en Westerlo en de heren van Diest. In 1398 werd het gebied door huwelijk herenigd. Later kwam Meerhout evenals Diest, nogmaals door een huwelijk, van 1456 tot aan de Franse Revolutie in het bezit van het geslacht van Nassau, de latere prinsen van Oranje. Door de verschillende rechthebbers in de loop van de geschiedenis had Meerhout tijdens het ancien regime, naast de drossaard als vertegenwoordiger van de Prins van Oranje, ook drie schepenbanken respectievelijk afhankelijk van de heren van Diest, het Hof van Sours (Gestel) en het kapittel van Sint-Gummarus te Lier.
Het oorspronkelijk centrum van het gebied op de wijk Genebroek rond een bidplaats opgericht door Sint-Lambertus verplaatste zich in de 13de eeuw naar de huidige Markt na de bouw van een nieuwe Sint-Trudokerk in opdracht van de abdij van Maagdendaal. In 1679 verwoestte een dorpsbrand de kerk en een deel van de huizen van het centrum. De gehuchten Gestel en Zittaart werden in het derde kwart van de 19de eeuw onafhankelijke parochies; de parochie Berg bestaat sinds 1969.
Het grondgebied van de gemeente heeft als het ware de vorm van een vlinder waarvan de onderste vleugelpunten (zuidelijke delen van de gehuchten Zittaart en Gestel) ten zuiden van het Albertkanaal liggen. In de bedding van de Zeeploop in het noorden van de gemeente bevindt zich op het driegemeentepunt Meerhout/Geel/Mol een grenssteen met naar verluidt de inscriptie "1417", jaartal bevestigd door een archiefstuk met vaststelling van de grenzen van de voogdij Mol-Balen-Dessel. De inscripties "M" en "G" verwijzen naar Mol en Geel en niet naar Meerhout omwille van een conflict met de abdis van Maagdendaal die het graven van de Zeeploop op haar grondgebied weigerde en niet deelde in de kosten.
Landelijke gemeente met landbouw- en natuurgebieden, onder andere het landschap Malesbroek-Scherpenbergen dat aan de overzijde van de Grote Nete doorloopt op grondgebied Geel; woonwijken geconcentreerd in het centrum en de kernen van de gehuchten Gestel en Zittaart. Bebouwing voornamelijk uit de 20ste eeuw, uitzondering hierop is de omgeving rondom de Markt waar oudere panden, al is het in kern, bewaard bleven. Enkele oudere hoeven, Kempische schuren, de watermolen en twee windmolens verspreid over het grondgebied getuigen van het vroegere Meerhout. In het noordelijk deel van de gemeente wordt het landschap bepaald door de Grote Nete die deels over het grondgebied loopt en voorts fungeert als noordwestelijke- en noordoostelijke gemeentegrens. Rondom het centrum met lintbebouwing liggen woonwijken, deels sociale woningbouw, uit de tweede helft van de 20ste eeuw. Even ten noorden van de Markt opvallende vestiging van het verzorgingscomplex "De Berk" dat een ouder gasthuis vervangt en waarvan de eerste gebouwen opgericht werden in de jaren 1960. De bij het centrum aansluitende oostelijke wijk Weversberg wordt gekarakteriseerd door meer kleinschalige bebouwing als referentie aan de vroegere lagere sociale status; het kasteel van de Roye-de Menten de Horne werd van oudsher beschouwd als grens van het centrum en de Berg die in 1963 een zelfstandige parochie werd met de moderne Sint-Jozefskerk van 1968 (architecten L. Jansen en R. Schiltz).
- Gegevens verstrekt door J. Sterckx.
- Administratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting, Monumenten & Landschappen, Afdeling Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumentenzorg Antwerpen, Monumenten en landschappen, dossier A/1022.
- CUYPERS V., De Berg toen en nu, Meerhout, 1988.
- CUYPERS V.-STEVENS V., Meerhout in de 20e eeuw, Meerhout, 1996.
- O, mijn liefste Meerhout, Meerhout, sine dato.
- DAEMS S., Vijf kattekoppen van formaat in Meerhout sinds 1789, Meerhout, 1989.
- Heemkundige Kring. Meerhouts Patrimonium. Driemaandelijks Tijdschrift, I-XVIII, december 1982-juni 2001.
- STERCKX J., Meerhout Wandeldorp in de Kempen, Meerhout, 1995.