Geografisch thema

Mol

ID
14471
URI
https://id.erfgoed.net/themas/14471

Beschrijving

Zeer uitgestrekte, deels verstedelijkte nijverheids- en woongemeente in het hart van de Kempen, gelegen aan de kanalen Bocholt-Herentals en Kwaadmechelen-Dessel en de spoorlijn Antwerpen-Neerpelt. Het overwegend vlakke landschap, voor 30 procent bebost, vertoont kleine stuifzandruggen in het noorden (44 meter) dalend tot 23 meter in de vallei van de Molse Nete. Wat natuurlijke waterlopen betreft is vooral de Molse Nete van belang; deze ontspringt in Lommel, vormt vervolgens voor het grootste gedeelte de grens tussen Mol en Balen, bereikt Mol-centrum waar ze ter hoogte van de Bresserdijk samenvloeit met de Scheppelijke Nete, als resultaat van een omlegging om de Molse watermolen voldoende te kunnen bevoorraden; de oude rivierarm bleef bewaard doch bevindt zich verder ten zuiden en kreeg als benaming oude Nete; ze loopt verder achter de zuidelijke huizenrij van de Markt en bereikt via het zuiden van het gehucht Ezaart grondgebied Geel waar ze uitmondt in de Grote Nete.

De gemeente heeft een plattegrond in de vorm van een reusachtige laars en bestaat uit een conglomeraat van elf gehuchten, waarvan het merendeel het centrum als een krans omringt; verder afgelegen zijn de gehuchten Rauw en Wezel in het oosten, terwijl de noordoostelijke uitstulping of de zogenaamde schacht van de laars wordt ingenomen door Postel, tot de Franse Revolutie een zelfstandige gemeente en vermaard omwille van de eeuwenoude norbertijnenabdij. Een deel van de gehuchten behield zijn landelijk karakter, terwijl andere verstedelijkten en vergroeiden met Mol-centrum; ze hebben echter elk hun eigen geschiedenis en ontwikkeling. Hierbij dient opgemerkt dat er een duidelijk onderscheid bestaat tussen de begrippen "gehucht" en "parochie"; de administratieve grenzen vallen immers niet noodzakelijk samen met de parochiegrenzen; zo zijn bijvoorbeeld de parochies Gompel en Wezel grensoverschrijdend en lopen door op Balen.

In het noordwesten begrensd door Dessel, in het noordoosten door Nederland, in het oosten door Lommel, in het zuidoosten door Balen, in het zuidwesten door Meerhout en in het westen tenslotte door Geel, Dessel, Retie en Arendonk.

Inwoners op 31/12/2001: 31.920. Oppervlakte: 11.418 hectare.

Tot op heden kon niet met zekerheid achterhaald worden wanneer Mol voor het eerst werd bewoond; een aantal toevalsvondsten, onder meer prehistorische werktuigen in Wezel en grafheuvels in Postel, wijzen in de richting van vroege menselijke aanwezigheid; het staat zelfs vast dat er prehistorische nomaden verbleven op de hoogst gelegen delen, zowel in het centrum als in de gehuchten. Het dorpsplein in de vorm van een langgerekte driehoek leek te wijzen op een Frankische oorsprong, hoewel deze stelling door recent onderzoek niet langer unaniem wordt bijgetreden; zulke pleinen vinden we trouwens in al de oude Molse wijken (onder meer Laar en Ginderbroek). Oorspronkelijk telde Mol zes wijken of gehuchten, de zogenaamde "heerdgangen": Plaats (centrum), Ezaart, Stokt, Genegoor (= Goor) met Achterbos, Sluis en Ginderbuiten. Elk van deze zes wijken vormde een aparte eenheid met eigen vertegenwoordiging in het lokale bestuur. Mol-Plaats profileerde zich vrij snel als hoofdplaats, voornamelijk wegens de centrale ligging.

De overige gehuchten ontstonden geleidelijk: een aparte plaats wordt ingenomen door het gehucht Gompel, gegroeid uit de "Gompelse Hoeve"; het maakte geen deel uit van de zes oude wijken maar is duidelijk altijd Mols grondgebied geweest. Het Hof van Gompel was in de 8ste eeuw persoonlijk bezit van Adelhard en werd samen met Mol aan de abdij van Corbie geschonken; de twee nederzettingen hadden echter beide een ander statuut: terwijl Mol een kerkdorp was, bleef Gompel een vrijgoed. Het huidige gehucht Wezel was in de Middeleeuwen een allodiaal goed, de zogenaamde "Wezelse Hoeve", gewonnen op de heide en vanaf de 13de eeuw bezit van de abdij van Postel; het bezat zijn eigen grenspalen en ressorteerde onder geen enkel dorp; circa 1500 werd de hoeve met al haar goederen onder Mol gesteld. Rauw tenslotte ontstond uit de landbouwnederzetting "het Rauw", die voor het eerst ter sprake kwam in de 18de eeuw en gelegen was op de noordelijke grens van het huidige Wezel in het moerasgebied van de Scheppelijke Nete; in de loop van de 19de eeuw groeide hieruit in noordelijke richting de huidige parochie Mol-Rauw, voornamelijk ontstaan door ontginning en aanleg van wateringen; door de inplanting van de nieuwe parochiekerk in 1892 verschoof het centrum van het gehucht verder naar het noorden. Toen in 1889 de zinkfabriek Vieille Montagne werd opgericht op het grondgebied van de aangrenzende gemeente Balen moest Rauw een groot deel van haar grondgebied afstaan voor de oprichting van de nieuwe parochie Wezel. Postel daarentegen was tot de Franse Revolutie een zelfstandige gemeente. Tussen 1128 en 1138 bracht de abdij van Floreffe hier een nieuwe stichting tot stand. In 1613 werd het klooster priorij en vanaf 1621 een autonome abdij; deze werd afgeschaft tijdens de Franse Revolutie en Postel werd toen ingelijfd bij Mol. Door de aanhechting van dit excentrisch gelegen gebied verkreeg Mol zijn typische laarsvorm. De abdij werd heropgericht in 1847 en heeft tot op heden een belangrijke impact, voornamelijk op het gebied van toerisme. Het gehucht Millegem was een Geelse enclave en bestond enkel uit een kerkplein met omringende huizen; het bezat reeds van in de Middeleeuwen een eigen kerk; Millegem werd in 1818 afgescheiden van Geel en bij Mol gevoegd; naderhand ging de benaming over op de in 1854 gestichte parochie die naast Millegem ook Stokt en de aanhorige wijken omvatte. Het gehucht Donk tenslotte kwam pas tot ontwikkeling eind 19de - begin 20ste eeuw, het was toentertijd een relatief klein gehucht dat zich onder meer onder impuls van Gustaaf Helsen vrij vroeg ontplooide tot industriële site aan het kanaal Herentals-Bocholt, voornamelijk door witzand-ontginning en door de latere oprichting van fabrieken; sedert de jaren 1950 is Mol-Donk voornamelijk gekend als synoniem van het Studiecentrum voor Kernenergie (SCK) en aanverwante nucleaire bedrijven. De kleine woonkern Bel, gelegen in het bosrijke gebied in het zuidwesten van de gemeente tussen de Molse Nete en de Geeploop, is een uitloper van parochie Bel op grondgebied Geel en vormt geen apart gehucht onder Mol; het wordt gekarakteriseerd door residentiële bebouwing uit het laatste kwart van de 20ste eeuw. De woonkern Heidehuizen, ten zuiden van Mol-centrum tussen de Zuiderring en de grens met Balen, heeft wel een eigen kerk, doch maakt deel uit van Mol-centrum. Het gebedshuis is een eenvoudig bakstenen zaalkerkje naar ontwerp van L. Banckaert, eerstesteenlegging op 4/7/1966, zie arduinen gedenksteen rechts van de ingang, en ingewijd in 1967. De bebouwing dateert overwegend uit het midden van de 20ste eeuw en is vrij eenvoudig.

Volgens een 16de eeuwse kroniek schonk Adelhard of Adelardus, kleinzoon van Karel Martel het hem toebehorende domein Mol-Balen-Dessel in 774 aan de benedictijnerabdij van Corbie nabij Amiens (Frankrijk). De historische documenten die deze bewering kunnen staven klimmen voorlopig slechts op tot 1173. Een voogd behartigde toen de volledige belangen van de abdij, althans tot 1248 toen de hoge heerlijkheid overging op de hertogen van Brabant; het bestuur was in handen van een schepenbank. Vanuit strategisch oogpunt was de "Voogdij" (lagere en middele jurisdictie) met een oppervlakte van ongeveer 15.000 hectare en Mol als hoofdplaats, zeer belangrijk gezien haar ligging op de grens met het Prinsbisdom Luik en Holland. Ten gevolge hiervan werd de voogdij regelmatig geplaagd door militaire doortochten en de daarmee gepaard gaande brandschattingen en plunderingen. In 1559 verkocht de abdij de grondheerlijkheid aan Godfried van Bocholt; latere eigenaars waren de families van Hoensbroeck, de Renesse, d'Isendoorn à Blois en von Fürstenberg. De hoge heerlijkheid werd vanaf 1626 verpand aan de families van Mol, Bouton, Roelants, Carena, Cano, de Wal van Masbourg. Tijdens de Franse Revolutie hield de Voogdij Mol-Balen-Dessel op te bestaan en werden de drie gemeenten gescheiden; Postel, voorheen een zelfstandige gemeente werd bij Mol gevoegd. Op het uiterste zuidwestelijke punt van de gemeente, tevens driegemeentenpunt Mol/Geel/Meerhout, ligt een grenssteen zogenaamd "Jutteput" in de bedding van de Zeeploop; deze grenssteen draagt als jaartal 1417 en de inscripties "M" (Mol) en "G" (Geel); het jaartal wordt bevestigd door een archiefstuk met vaststelling van de grenzen van de voogdij Mol-Balen-Dessel. Meerhout werd niet aangehaald omwille van een conflict met de abdis van Maagdendaal die het graven van de Zeeploop op haar grondgebied weigerde en bijgevolg niet wilde delen in de kosten, zie inleiding Meerhout. Andere bewaarde grenspalen op de grens met Geel zijn zogenaamd "Beldervoort", hersteld in 1994 en teruggeplaatst aan een laterale weg van de Zuiderring ter hoogte van de Sint-Jansstraat; "Ghein Reysen Cruys" op het gehucht Millegem; de "Witte Kei" ligt op de grens met Balen en Lommel, zie Rauw; "de Steen der zeven Heerlijkheden" tenslotte is een oude voogdijgrenspaal, zie Postel.

Geografisch gezien behoort Mol tot de Kempen: het zuiden maakt deel uit van de Centrale Kempen en wordt gekenmerkt door glooiingen; men kan hier zelfs een verder onderscheid maken tussen het oostelijk gedeelte met dennenbossen, zandgronden en uitgestrekte irrigatiegebieden, terwijl in het westelijk deel vooral oude cultuurgronden en lemige zandgronden voorkomen. De zeer uitgestrekte heidevlakten die de Voogdij eeuwenlang typeerden verdwenen geleidelijk na het uitvaardigen van de ontginningsordonnantie in 1772 en moesten plaats maken voor naaldbosaanplantingen, wateringen, zandgroeven, industriegebieden en urbanisatiezones. Sterk beeldbepalend voor de huidige omgeving is de aanwezigheid van talrijke waterplassen, ontstaan door het uitgraven van wit zand of de winning van bruinkool (spriet). Het eerste witte zand werd bovengehaald bij het graven van het Kempens Kanaal vanaf 1843; de eerste echte uitbatingen dateren vermoedelijk uit het begin van de jaren 1860. Het vrij landelijk gebleven noorden, ingenomen door het gehucht Postel, vormt een overgangszone van de Centrale Kempen naar de Noorderkempen en vertoont een zachte glooiing naar het zuidwesten. Het nagenoeg vlakke landschap wordt er her en der onderbroken door met naaldbomen begroeide duinheuvels en vormt tegelijkertijd een droge kam tussen het stroombekken van de Schelde en dat van de Maas.

Tot het einde van het ancien regime vormde de agrarische activiteit de hoeksteen van de vrij geïsoleerde Molse gemeenschap, sedertdien is deze bedrijvigheid echter sterk afgenomen en is er een verschuiving voelbaar: thans is de akkerbouw immers ondergeschikt aan het weiland en binnen de akkerbouw neemt de teelt van maïs als groenvoer zienderogen toe; hieruit kan besloten worden dat de agrarische sector zich de laatste decennia meer richt op veeteelt.

In de negentiende eeuw werden de Oosterkempen verkeerstechnisch ontsloten door de aanleg van kanalen, die in de eerste plaats bedoeld waren om de bevloeiing van de zandige gronden te vergemakkelijken en de landbouw te stimuleren. Het verbindingskanaal Bocholt-Herentals, het zogenaamde "Kempens Kanaal" dateert van 1843-1846; in 1859-1860 werd het doorgetrokken tot Antwerpen; in 1846-1875 kreeg het een aftakking doorheen de Noorderkempen (Dessel-Turnhout-St.-Lenaerts-Schoten) en tussen 1854-1857 werd het via de sectie Dessel-Kwaadmechelen verlengd tot Hasselt. Het kanaal Bocholt-Herentals omvat op grondgebied Mol vier sluizen om het hoogteverschil te overbruggen; in 1928 werden tussen Sas I en Sas III verbredingswerken uitgevoerd. Mettertijd groeiden deze waterwegen uit tot echte transportaders die samen met de spoorlijn Antwerpen-Neerpelt, aangelegd in de periode 1875-1878, de economische en industriële groei van de regio bevorderden; deze groei was voornamelijk gebaseerd op de ontginning van het aanwezige witte zand, dat werd aangewend als grondstof voor glasproductie, en resulteerde in een demografische expansie die gepaard ging met het ontstaan van nieuwe gehuchten op voorheen nagenoeg onbewoonde plaatsen: ze onderscheiden zich van oudere wijken door hun kwadratisch stratenpatroon en planmatige aanleg; dit wordt duidelijk geïllustreerd in het gehucht Wezel, waar door de vestiging van de zinkfabriek Vieille Montagne (grondgebied Balen-Wezel) in 1889 een typische fabriekswijk ontstond met een structureel en ruimtelijk onderscheid tussen de fraaie villa's van het kaderpersoneel aan de Sint-Jozefslaan en de eenvoudige arbeiderswoningen, verspreid over het oostelijk deel van het gehucht. De tweede fase in de industrialisatie werd ingezet tussen beide Wereldoorlogen toen Mol uitgroeide tot één van de belangrijkste nijverheidscentra der Kempen, voornamelijk door de verdere ontwikkeling van de glasindustrie in Gompel en Donk, waarvoor sedert de jaren 1860 systematisch wit zand werd ontgonnen. De flessenfabriek Verlipack (Donk) van 1922 en de vensterglasfabriek Glaverbel (Gompel) van 1923 waren op het moment van de inventarisatie nog steeds bedrijvig; Verlipack moest echter eind 1999 zijn deuren sluiten. De industriële onwikkeling liet evenwel duidelijke sporen na in de woningbouw, zie de talrijke sociale woonwijken met planmatige aanleg in Donk en Gompel uit het tweede en derde kwart van de 20ste eeuw. Uit de lange historiek van zandontginningen restten tot de jaren 1990 nog twee bedrijven die het "Molzand" ontgonnen: "S.C.R.-Sibelco", gesticht in 1872 met de exploitatie van de zogenaamde "Schansput" (120 hectare), gelegen ten zuiden van het kanaal Herentals-Bocholt tussen Sas IV en V en ten dele op grondgebied Dessel, en "De Nieuwe Zandgroeven van Mol", opgericht in 1910 met de exploitatie van de vijver ten noorden van de Zilvermeerlaan (circa 160 hectare). Vanaf 1993 werd de voorheen onafhankelijke dochtermaatschappij "De Nieuwe Zandgroeven van Mol" door een fusie volledig geïntegreerd in de S.C.R.-Sibelcogroep.

Ook de vestiging in 1954 van het Studiecentrum voor Kernenergie (SCK) aan het kanaal Bocholt-Herentals (Donk) en aanverwante bedrijven als Eurochemic voor de behandeling van bestraalde brandstoffen (1957), het Centraal Bureau voor Nucleaire Metingen van Euratom en Belgonucleaire, dochtermaatschappij van SCK, droeg in belangrijke mate bij tot de industrialisering. De aanwezigheid van hooggeschoold internationaal personeel verbonden aan deze bedrijven, verklaart trouwens het bestaan van een Europese school en de zogenaamde "Europawijk", een riante residentiële woonwijk in het uiterste westen van de gemeente (gehucht Millegem). Ter valorisering van de lokale arbeidsmarkt werd in 1967 een nieuw industrieel ontwikkelingsplan goedgekeurd, waardoor een nieuwe industriezone werd ingeplant in Mol-Balen, aan het kanaal Dessel-Kwaadmechelen en de spoorlijn van Mol over Neerpelt naar München-Gladbach; in de jaren 1970 vestigden zich hier zes bedrijven. Een tweede industrieterrein met aansluitend een ambachtelijke zone, is eveneens gelegen aan de spoorlijn, ten noordwesten van het centrum (Millegem) en werd aangelegd vanaf 1973-1974. Ten oosten hiervan ligt de woonwijk "Keirlandse Zillen", opgetrokken door de Molse Bouwmaatschappij in de jaren 1980.

Ook toeristisch gezien neemt Mol een belangrijke plaats in, vooral door de aanwezigheid van talrijke dennenbossen en de uit economische overwegingen (de ontginning van wit zand) ontstane waterplassen. Vooral het gehucht Mol-Rauw is hier toonaangevend. Zo is het Provinciaal Domein Zilvermeer aan de Zilvermeerlaan uitgegroeid tot een omvangrijk recreatieoord van 143 ha, met een meer van 17 ha voor zeil- en duiksport en een meer van 5 ha om te zwemmen en te roeien; de grote zeilvijver werd ontgonnen vanaf 1893, de zwem- en roeivijver ging in ontginning circa 1900; de eerste vormen van recreatie ontstonden er in de jaren 1930; de plaatselijke bewoners gingen er zwemmen en de zandmaatschappij Sibelco liet toe dat er gekampeerd werd; in 1957 werd een toeristisch centrum gerealiseerd naar ontwerp van de provinciale architect J. Schellekens; officieel opengesteld als provinciaal domein in 1959. Ook het Zilverstrand aan de Kiezelweg en de Rauwse Meren (1994), thans de zogenaamde "Kempense Meren", beide vooral gericht op waterrecreatie, evenals het Familiestrand tussen Retie en Postel met vijvers speciaal gegraven voor recreatieve doeleinden, zijn druk bezochte ontspanningsoorden. De zone ten noorden van de gehuchten Donk, Sluis en Rauw wordt als het ware volledig ingenomen door een merengebied, van oudsher gekend als het "Domein van de Zeven Heerlijkheden", dat van in 1135 tot de Franse Revolutie eigendom was van de abdij van Postel; in 1840 kwam het in handen van de familie de Broqueville die het in 1940 doorverkocht. De benaming is afkomstig van het feit dat hier, op de scheiding tussen Antwerpen, Limburg en Noord-Brabant, eertijds zeven heerlijkheden aan elkaar grensden; de scheidingssteen bleef bewaard, zie Postel, Russendorp. Thans bestaat het gebied uit een brok ongerepte natuur, een broedparadijs voor talrijke vogelsoorten.

Op de Ferrariskaart van circa 1771-1777 bestond Mol uit de aaneenschakeling van een aantal pleintjes, die begin 19de eeuw uitgroeiden tot een langgerekt straatdorp aan de noordrand van de vallei van de Molse Nete; de hoofdas werd gevormd door de huidige Nieuwstraat - Markt - Rozenberg; in de loop van de 19de eeuw breidde de gemeente zich uit naar het noordwesten, bijkomend bepaald door de aanleg van de spoorweg Antwerpen-Neerpelt en de aanwezigheid van de moerassige vallei van de Molse Nete ten zuidoosten. De Statiestraat, aanvankelijk een veldweg, zorgde voor een rechtstreekse verbinding met het centrum en groeide uit tot één van de belangrijkste straten van Mol. De zone tussen de spoorweg en de Markt, in het westen begrensd door de Collegestraat en de Doornboomstraat, in het oosten door de Rozenberg, werd volledig bebouwd. De razendsnelle uitbreiding zette zich voort in de 20ste eeuw onder invloed van de industrialisatie en het nog steeds groeiende toerisme, waardoor ook het gebied verder ten westen (tot de Martelarenstraat) werd ingepalmd. De laatste decennia deinen de woongebieden steeds verder uit, ook in de gehuchten. In de loop van de 20ste eeuw heeft de bevolking van de Oosterkempen zich verviervoudigd; nieuwe parochies werden opgericht en Mol profileert zich steeds meer als polyvalent handels- en dienstencentrum voor zijn ruime omgeving. Sterk beeldbepalend was de aanleg van de Ring rond Mol in de jaren 1980. Van de historische bebouwing is met uitzondering van de Markt slechts weinig bewaard gebleven; ook het hoeve-patrimonium is drastisch ingekrompen; uit onderzoek van het bouwarchief is gebleken dat vanaf het laatste kwart van de 19de eeuw de oorspronkelijke lemen wanden veelvuldig versteend werden; te velde zijn van de oorspronkelijke leem- en vakwerkbouw dan ook slechts zeer sporadische resten bewaard gebleven.

  • BEYST R., De kwartszandontginningen te Mol. Een historische terugblik aansluitend bij 125 jaar S.C.R.-Sibelco, in Molse Tijdingen, VI, 1998, p. 184-213.
  • DIRIKEN P., Geogids Oosterkempen: Balen, Dessel, Mol, Retie, s.l., 1992.
  • Heidehuizen. Geschiedenis van een Mols Gehucht, Mol, 2001.
  • KNAEPEN R., Mol - Baelen - Dessel 1559-1795, Mol, 1982.
  • Mol-Donk... zoals het groeide, Mol, 1993.
  • Mol, van 1900 tot 2000, van toen en nu. Reeks I. 16 historische prentkaarten, Mol, 1999.
  • Mol, van 1900 tot 2000, van toen en nu. Reeks II. 10 dubbelkaarten, Mol, 1999.
  • PEETERS F., SANNEN S. en VER BRUGGEN M., Schansen in de voogdij Mol - Balen - Dessel. Van Motte-toren tot Bosschans, Balen, 1995.
  • PEETERS F., VER BRUGGEN M. en VOS P., Grenzen en palen in de voogdij Mol-Balen-Dessel. Van Boom tot Steen - een historisch onderzoek, Mol, 1990.
  • PEETERS S., VAN GOMPEL F., DE WOLF H., COOYMANS F. en JORIS R., Twaalf eeuwen Gompel. Vijftig jaar parochie, Gompel, 1980.
  • Profiel van Mol, Mol, 1971.
  • Van Groote Heide tot Rauw 1889-1989, Tessenderlo, 1989.
  • Van Weseli tot Wezel. Wezel en zijn geschiedenis, Mol, 1998.

Bron: KENNES H. & STEYAERT R. 2002: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Antwerpen, Arrondissement Turnhout, Kanton Mol, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 16n5, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Kennes, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)

Aanvullende informatie

In tegenstelling tot de inventaristekst wordt de woonkern Heidehuizen wel als apart gehucht beschouwd. Het gehucht heeft geen eigen kerk.

  • Informatie verkregen van J. Plessers (december 2023).
Auteurs : Verhelst, Julie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)

Relaties

  • Omvat
    Abdij van Postel en de Ronde Put

  • Omvat
    Achterbos

  • Omvat
    Administratief en Cultureel Centrum van Mol 't Getouw

  • Omvat
    Adolf Reydamslaan

  • Omvat
    Arbeiderswoningen

  • Omvat
    Baron van Eetveldeplein

  • Omvat
    Begraafplaats

  • Omvat
    Buitengoor, Meergoor, Sluismeer en de Broekbeemden

  • Omvat
    Burgerhuis

  • Omvat
    Burgerhuis

  • Omvat
    Burgerhuis

  • Omvat
    Burgerhuis

  • Omvat
    Burgerhuis gedateerd 1933

  • Omvat
    Burgerhuizen

  • Omvat
    Corbiestraat

  • Omvat
    De Grote Nete en het paraboolduincomplex tussen Meerhout en Geel

  • Omvat
    De Ronde Put en omgeving

  • Omvat
    Dekenij

  • Omvat
    Den Diel

  • Omvat
    Donk

  • Omvat
    Dorpswoning

  • Omvat
    Dorpswoning

  • Omvat
    Dorpswoning

  • Omvat
    Dorpswoningen

  • Omvat
    Dorpswoningen

  • Omvat
    Eclectisch burgerhuis

  • Omvat
    Edmond Van Hoofstraat

  • Omvat
    Ezaart

  • Omvat
    Gasthuis Heilig Hart van Jezus

  • Omvat
    Ginderbroek

  • Omvat
    Ginderbuiten

  • Omvat
    Gompel

  • Omvat
    Graaf de Broquevillestraat

  • Omvat
    Guido Gezellestraat

  • Omvat
    Hoekpand

  • Omvat
    Hoekpand Het Vervolg

  • Omvat
    Huize ten Velde

  • Omvat
    Jacob Smitslaan

  • Omvat
    Kapel Het Beleken

  • Omvat
    Kapellestraat

  • Omvat
    Leenhofstraat

  • Omvat
    Markt

  • Omvat
    Millegem

  • Omvat
    Molderdijk

  • Omvat
    Muneskapelleke

  • Omvat
    Neoclassicistisch burgerhuis

  • Omvat
    Neoclassicistische stadswoning

  • Omvat
    Pastorie van het gasthuis

  • Omvat
    Polderhoeve - Venakker

  • Omvat
    Pomp

  • Omvat
    Postel

  • Omvat
    Rauw

  • Omvat
    Reeks arbeiderswoningen

  • Omvat
    Rondplein

  • Omvat
    Rozenberg

  • Omvat
    Sluis

  • Omvat
    Sociale woningbouw

  • Omvat
    Sociale woonwijk Keirlandse Zillen

  • Omvat
    Statieplein

  • Omvat
    Statiestraat

  • Omvat
    Technische School

  • Omvat
    Turnhoutsebaan

  • Omvat
    Villa

  • Omvat
    Villa

  • Omvat
    Watermolen

  • Omvat
    Watertoren

  • Omvat
    Wezel (Mol)

  • Omvat
    Wolwashuis

  • Is deel van
    Kanton Mol

Bekijk gerelateerde erfgoedobjecten


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Mol [online], https://id.erfgoed.net/themas/14471 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.