Lauwe vormt sinds 1 januari 1977 samen met Menen en Rekkem de fusiegemeente Menen. Landbouw-, industrie- en woondorp met 8.187 inwoners en 879 ha (cijfers van 12/2001).
Straatdorp gelegen aan de rechteroever van de Leie in zandlemig Vlaanderen in het zuidwesten van de provincie West-Vlaanderen.
Het grondgebied wordt doorsneden door de spoorlijn Kortrijk-Moeskroen, aangelegd in 1842.
Tevens waterrijk gebied met als belangrijkste waterloop de Leie gelegen in het noorden. Daarnaast verschillende beken: de Knokbeek, de Maaibeek, de Plaatsebeek, de Kemmelbeek en de Meenensebeek (ook Palingbeek of Paalbeek) in de gemeentekern hoofdzakelijk overwelfd of gekanaliseerd.
De Leie vormt in het noorden de natuurlijke grens met Wevelgem, in het oosten grenst Lauwe aan Marke en Aalbeke, in het zuiden en zuidwesten aan Rekkem en in het westen vormt de Meenensebeek de grens met Menen.
Bestuurlijk en gerechtelijk behoort Lauwe tot het arrondissement Kortrijk, kanton Menen. Kerkelijk tot het bisdom Brugge.
Landelijke industriële gemeente. De kleiachtige bodem zorgde voor een bloeiende pannen- en steennijverheid, vanaf de 19de eeuw geïndustrialiseerd. Verder vlas- en textielindustrie met onder meer de aan het eind van de 19de eeuw opgerichte jacquardweverij en linnenfirma "De Witte-Lietaer".
Sporen van Gallo-Romeinse bewoning werden aangetroffen op een heuvel tussen Lauwe en Marke. In 1917 werden daar onder meer twee voorwerpen in silex, een stuk van een gepolijste bijl en een grote slaghamer gevonden.
Gallo-Romeinse aanwezigheid eveneens bevestigt door archeologische vondsten nabij de hoeve Ter Biest, gelegen aan de Lauwbergstraat en de Lauweberg. De Romeinse aanwezigheid uitte zich voornamelijk in het aanleggen van wegen. Zo gaat de Dronckaertstraat terug op een oude Romeinse heirweg lopende van Roncq naar Kortrijk. De benaming Dronckaertstraat zou zijn afgeleid van de plaatsnaam Roncq (Fr.). Het tracé van deze weg werd teruggevonden tot in Waregem, naast de weg werden enkele Romeinse vestingsplaatsen ontdekt.
Vermoedelijk lag er op het hoogste punt van de Rekkemstraat een Romeinse villa of kampplaats. Een tweede kampplaats ontstond wellicht nabij het huidige goed Ter Beke (Menenstraat) om een overzicht te hebben over de weg naar Wervik en de Leie.
De naam "Lauwe" werd volgens Sanderus voor het eerst aangetroffen in een boek geschreven door een zekere Meyer in 804 die het heeft over "Milo en Jacob van Lauwe". Andere vermeldingen als "Lo" of "Loa", in 1128 als "Louwa" en in 1143 als "Lauha", laatste benaming vermoedelijk afkomstig van "aleu" wat lichtend en helder betekent. De betekenis van de benaming Lauwe kan in verband gebracht worden met water, "lova" is het Keltische woord voor "waterloop". Volgens andere bronnen afkomstig van "lavo", de naam van een voormalig meer gevormd door de afvloeiende waters van de heuvels in de buurt.
Voordat Lauwe een parochie was, vermoedelijke aanwezigheid van een zeer primitieve bidplaats. De in 668 gestorven heilige Obertus, bisschop van Kammerrijk, zou volgens de overlevering zijn gedoopt aan een waterput op de vroegere Klaphoek.
De heerlijkheid van Lauwe gaat terug op een kleine nederzetting aan de Leieoever. Rond 804, aanwezigheid van een kleine dorpsgemeenschap aan een doorwaadbare plaats van de Leie.
Lauwe behoorde tot de kasselrij van Kortrijk en de roede der dertien provinciën. De heerlijkheid Lauwe bestond uit enkele lenen waaronder goed Ten Ockere, Ten Daele, Ten Opstalle, Ter Corps, Ter Veere, de Chobbels, Te Paridaen, de Swaene Couter, den Scapwal, ter Plaetse en de Crygerie.
De oudst gekende heer van Lauwe is Ursderius (1128). Disderus van Halewijn, heer van Lauwe, was in 1143 overste van het St.-Pieterskapittel te Rijsel dat ook sedert 1143 het patronaatsrecht had over de kerk van Lauwe. Deze stenen Romaanse kerk werd wellicht gebouwd omstreeks 1100.
Na de slag van Westrozebeke werden alle goederen van de heren van Lauwe verbeurd verklaard en kwamen in handen van de familie van Ghistelle. Door het huwelijk van Jacqueline van Ghistelle met Jan van Halewijn (overleden in 1440) kwam de heerlijkheid Lauwe in handen van de familie van Halewijn. In 1544 kwam de heerlijkheid in handen van Philip de Croy, hertog van Aarschot. De laatste eigenaar van de heerlijkheid van Lauwe was Juliaan Louis Frans Bidé de la Grandville, graaf van Lauwe en Rekkem. Tijdens de Franse Revolutie werd hij gevangen genomen. Hij stierf in 1802.
Rond 1600 worden er vernielingen aan de kerk aangebracht door het Schotse garnizoen van Menen. Gedeeltelijke heropbouw volgt in de 17de eeuw.
In de 17de eeuw zijn er zes molens gekend te Lauwe: de dorpsmolen, de Grote Molen of Lauwemolen, de Kleine Molen of Knokmolen, de Lauwbergmolen of Heulemolen, Delputten's Molen of Hondvleesmolen en het Klein Molentje. Ze werden allen gesloopt tussen 1813 en 1955.
In de tweede helft van de 18de eeuw wordt de kerk gedeeltelijk afgebroken omwille van de slechte toestand waarin ze zich bevond. In 1787 sloping van de zuidbeuk en vervanging van de toren door een kleiner klokkenhuis.
Langzamerhand evolueerde de gemeente Lauwe van een landbouwersdorp naar een geïndustrialiseerde gemeente. Het aantal inwoners groeide gestaag van ruim 1000 rond 1800 tot bijna 5000 rond 1910. Door de aangroei van de bevolking komt er een uitbreiding van bepaalde wijken in de 19de eeuw. De nieuwe woningen worden voornamelijk door inwoners van de stad gebouwd. Ontstaan van lintbebouwing, met rijwoningen of reken, onder meer Brou's reke, D'Honts reke en de reke van Pol van 't Zwijn.
In de 18de en 19de eeuw werden ook heel wat hoeves opgetrokken die vaak teruggaan tot stichtingen van de 14de of 15de eeuw. Veelal ging het om omwalde hoeves waarvan de wallen ondertussen gedicht zijn en de hofpoorten verdwenen. De oudst bekende is het kasteelhof ter Boenaerde dat teruggaat tot een versterkte kasteelhoeve uit de 17de eeuw. Andere voorbeelden zijn de hoeve "Grote Molen" (17de eeuw), de meerwallige hoeve Kranenbroek (18de eeuw), de hoeve Ter Heule (18de eeuw), de hoeve "Groot Steenbrugge" (19de eeuw), het goed "Kloosterhof" (eerste helft 20ste eeuw) en de hoeve "Delabie" (eerste helft 20ste eeuw). Verschillende hoeves verdwenen in de jaren 1960.
Vanaf 1877, bouw van een nieuwe neogotische kerk naar ontwerp van bouwmeester L. De Geyne (Kortrijk). De kerk met Sint-Bavo als patroonheilige werd ingewijd op 30 oktober 1879. De oude kerk werd afgebroken tussen 1880 en 1882.
Tijdens de 19de eeuw werden heel wat openbare werken uitgevoerd waardoor het landelijk karakter van Lauwe deels verloren ging.
Aanleg van de spoorweg tussen 1838 en 1842. Het stationsgebouw werd in 1868 opgetrokken en het goederenstation in 1871. Aanleg van de baan Kortrijk-Rekkem in 1855. In 1832 wordt de Leie gekanaliseerd, in 1868-1869 wordt de eerste brug over de Leie aangelegd. Voordien werden de twee Leieoevers tussen Lauwe en Wevelgem verbonden door middel van een veerdienst. De stad Menen gaf pas in 1864 de toestemming tot het bouwen van de brug. Menen had als versterkte garnizoensstad de Leie altijd als natuurlijke grens gebruikt en verboden bruggen te bouwen. De ijzeren brug op pijlers werd tijdens de Eerste Wereldoorlog door de Duitse troepen vernield. In 1917 kwam een houten exemplaar in de plaats.
Door de expansie van de gemeente worden ook verschillende openbare gebouwen opgetrokken.
Tussen 1818 en 1925 deed de herberg "la Maison Communale" dienst als gemeentehuis. Voordien werden de gemeenteraadszittingen gehouden in herberg "De Zwaen", deze werd circa 1800 gesloopt om plaats te maken voor de gebouwen van brouwerij "De Zwaan".
In 1868 wordt er een kapel voor Sint-Rochus opgetrokken.
In 1862 kocht de gemeente een stuk grond aan gelegen aan de Leiestraat waarop tussen 1863 en 1866 de gemeenteschool werd opgericht. Het schoolgebouw zal tot 1938 gebruikt worden. Katholiek onderricht wordt in het midden van de 19de eeuw opgericht door dorpspastoor P. Vanhove. Door hem wordt eveneens de Lauwse schoolgemeenschap met bijhorend klooster opgericht. In 1855 kwamen zuster uit het nabije Heule om de kloostergemeenschap te bevolken. In de loop van de tijd moest er wegens plaatsgebrek telkens worden bijgebouwd. Voornamelijk tussen 1907 en 1928 kende de gebouwen grote wijzigingen en uitbreidingen. De school- en kloostergebouwen verdwenen grotendeels in 1977-'78.
In 1908, oprichting van het Sint-Gerardusgesticht, een bejaardentehuis waar de verzorging gebeurde door de Zusters van Liefde uit Kortemark. Het bestuur van dit gesticht zal uitgroeien tot het O.C.M.W. In 1955 werden de gebouwen afgebroken en vervangen door een modern en groter complex, het Sint-Gerardusrustoord.
De herberg "La Maison Communale" zal nog dienst doen tot 1925 als gemeentehuis en herberg, maar nadien worden omgevormd tot particuliere woning. In 1928 wordt het huidige gemeentehuis opgetrokken naar ontwerp van bouwmeester A. Ladavid (Doornik) in een deel van de pastorietuin. Door de moerassige ondergrond en door de nabijheid van de Plaatsebeek wordt het op heipalen gebouwd. In het nieuwe gemeentehuis was er een postkantoor en een woonst voor de huisbewaarder en de postoverste, tevens brandweerarsenaal voor de opslag van materiaal.
In 1925-'26 wordt de Germanazaal opgericht op initiatief van onderpastoor R. Caessens en juffrouw M. Dewitte. Het gebouw, gelegen aan de Wevelgemstraat wordt ter beschikking gesteld van allerlei katholieke verenigingen. De zaal en twee woningen voor de onderpastoors worden opgericht naar ontwerp van Duponchel (Moeskroen). Sinds de jaren 1980 wordt de zaal, na grondige aanpassingswerken voor de meest uiteenlopende activiteiten gebruikt.
In 1913 wordt een nieuw schoolgebouw voor het katholieke net opgericht op de Lauwberg. Dit gebouw wordt gebruikt tot in 1962, in dat jaar wordt een nieuw complex opgericht en in gebruik genomen in de Stationswijk. Tijdens de Eerste Wereldoorlog wordt er schoolonderricht gegeven in de fabrieksgebouwen van "De Witte-Lietaer".
In 1932 beslist de gemeenteraad tot het bouwen van een nieuwe gemeenteschool, daartoe wordt een terrein in de Hospitaalstaat aangekocht. Architect E. Haezebrouck wordt aangeduid als bouwmeester en in 1938 worden de gebouwen in gebruik genomen. Het gebouw wordt uitgebreid met vier klaslokalen en een turnzaal in 1965.
In 1964 komt de Rijksbasisschool Lauwe als derde onderwijsinstelling tot stand.
De school is gelegen aan de Grote Molenstraat, de geprefabriceerde lokalen worden in de nazomer van 1984 vervangen door een definitief complex.
De Eerste Wereldoorlog zorgde in Lauwe voor een enorm woningtekort. Samen met het Albert-fonds dat heel wat houten barakken oprichtte in de gemeente, voorzag ook de gemeentelijk bouwcommissie "Eigen haard is goud waard" in de nood om woningen.
De commissie wordt erkend in 1922 en officieel gesticht in 1928 onder het voorzitterschap van Charles Dewitte. De eerste realisatie was het bouwen van 28 woningen, zogenaamd "de lange reke" in de Grote Molenstraat. Vervolgens kwamen er nog verschillende projecten waaronder de uitbouw van de Tuinwijk ten zuidoosten van de Lauweplaats. De bouwmaatschappij bleef actief na de Tweede Wereldoorlog. Tot de jaren 1970 worden er nog circa 329 huizen gebouwd.
In 1921-'22 wordt de Leie op twee plaatsen rechtgetrokken. Daardoor bezit Lauwe twee eilanden en twee dode Leiearmen. De tweede brug over de Leie, opgetrokken in 1917 werd vernield door wegtrekkende Duitse troepen in 1918. In 1922 wordt er een derde vaste brug opgetrokken. Het is een zware metaalconstructie op twee pijlers van blauwe steen. Deze brug wordt in mei 1940 door geallieerde troepen vernield. Tot halfweg de jaren 1950 gebeurde de overtocht met de boot en via houten noodbruggen. In 1955 wordt de huidige brug van voorgespannen beton opgetrokken.
Industrialisatie op het einde van de 19de - begin van de 20ste eeuw met een bloeiende vlas- en pannennijverheid. In 1930 telt de gemeente 104 nijverheidsinstellingen, 40 fabrieken en vijf rootputten. Naast de grote en kleine bedrijven waren er een groot aantal alleenstaande zelfstandigen actief.
In 1898 stichting van de jacquardweverij De Witte-Lietaer door Zeno Dewitte en zijn echtgenote Leonie Lietaer. De eerste producten waren linnen weefsels, aanvankelijk alleen met vlas. Vanaf 1900 worden vlas en katoen naast en door elkaar gebruikt voor handdoeken en tafellakens. Vanaf 1919 kent het bedrijf een snelle expansie waardoor het uitgroeide tot één van de grootste weverijen van Europa. Vanaf 1948 productie van leemplaten, vanaf de jaren 1950 productie van autobekledingsstoffen en meubelstoffen.
In 1910 oprichting van de pannenfabriek "Lauwberg" in de statiewijk door Allaert en Van Enis. Deze dakpannenfabriek sluit samen met de fabriek "De Leie" in 1914 aan bij het Kortrijks Dakpannenkantoor. De productie van pannen wordt stilgelegd in 1965.
In dezelfde wijk, vestingplaats van de "Vlaamse Brouwerij" of brouwerij "Frik" gesticht in 1897.
In juni 1981 electrificatie van de spoorlijn Kortrijk-Moeskroen, in 1984 wordt het reizigersvervoer vanuit Lauwe opgeheven en vervangen door busvervoer.
Straatdorp met kern gelegen ten zuiden van de Leie. Dorpskern met typerende lintbebouwing aan de Menenstraat, Lauwbergstraat, Wevelgemstraat en Larstraat. Opstal en Lauweberg zijn de belangrijkste gehuchten.
Oorspronkelijk stratenpatroon grotendeels bewaard, zie Ferrariskaart (1770-1778) en Atlas der Buurtwegen (circa 1843). Recente verkavelingen tussen de Lauwbergstraat en de Knokbeeklaan.
Basisbebouwing bestaande uit breedhuizen van één à twee bouwlagen onder pannen zadeldaken. Voornamelijk doorsnee rijwoningen, daarnaast verschillende burger- en herenhuizen. Groot aantal boerenarbeidershuizen, verspreid over de gemeente. Voornamelijk lokale architecten waren actief, onder meer Vanderhaeghe (Moorsele), M. Delrue (Wevelgem), E. Haesbrouck (Kortrijk), Vandoorne (Lauwe) en C. Wyseur (Lauwe).
Versnipperd hoevebestand, vele hoeves zijn verdwenen, het nog overgebleven 18de-eeuws hoevebestand is ondertussen sterk verbouwd, voornamelijk boerenhuizen met vernieuwde parementen en gewijzigde muuropeningen.
Industrie geconcentreerd ten zuiden van de dorpskern. Lauwe is een nijverheidsgemeente waar de tewerkstelling in de plaatselijke industrie de actieve bevolking overtreft. Kenmerkend is het gering aantal ondernemingen in verhouding tot de grote personeelsbezetting per eenheid. De belangrijkste ondernemingen zijn de jacquardweverij De Witte-Lietaer, de dakpannenfabriek Lauwberg en de brouwerij Frik. Verdwenen ondernemingen zijn o.m. de pannenfabriek De Leie (vernietigd door een storm in 1946) en de brouwerij Demets (afgebroken in 1978). Tevens industrieterrein en transportcentrum L.A.R, deels op grondgebied van Rekkem.
Bron: DE GUNSCH A. & DE LEEUW S. met medewerking van SCHEIR O. 2004: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Menen, Deelgemeenten Menen, Lauwe en Rekkem, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL7, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: De Gunsch, Ann; De Leeuw, Sofie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Omvat
Aalbeeksesteenweg
Omvat
Boerenarbeiderswoning
Omvat
Boldriesstraat
Omvat
Brugstraat
Omvat
Dronckaertstraat (Lauwe)
Omvat
Dubbele villa
Omvat
Goevrouwestraat
Omvat
Grote Molenstraat
Omvat
Handboogstraat
Omvat
Hoeve en kapel
Omvat
Hospitaalstraat
Omvat
Julien Cagniestraat
Omvat
Koningin Astridlaan
Omvat
Larstraat
Omvat
Lauwbergstraat
Omvat
Lauweplaats
Omvat
Leiestraat
Omvat
Menenstraat
Omvat
Preshoekstraat
Omvat
Rekkemstraat
Omvat
Roterij
Omvat
Spoorwegstraat
Omvat
Tuinwijk
Omvat
Wevelgemstraat
Omvat
Zeno Dewittestraat
Is deel van
Menen
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Lauwe [online], https://id.erfgoed.net/themas/14502 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.