Gemeente van 10.264 inwoners en 1168 hectare. Heule is na Bellegem de grootste deelgemeente die in 1976 met de stad Kortrijk gefusioneerd werd. Heule wordt in het noorden begrensd door Lendelede, in het oosten door Kuurne, in het zuiden door Kortrijk en Bissegem en in het Westen door Gullegem en Sint-Eloois-Winkel. Heule wordt doorsneden door de Heulebeek, een sterk meanderende, onbevaarbare zijrivier van de Leie. Het reliëf is zacht golvend met een maximale hoogte van 41 meter. in het gehucht Steenbeek. Geografisch bevindt Heule zich in Zandlemig Vlaanderen, met overwegend vrij vruchtbare en goed gedraineerde zandleem- en leembodems. Het reliëf van Heule is heuvelachtig in het noordwesten, zandig in het zuiden en een weinig kleiachtig in het noorden.
De oudste nederzettingen, waarschijnlijk van neolithische oorsprong, zijn te situeren op de hoogste punten van de gemeente: aan de grens met Gullegem en Sint-Eloois-Winkel, het Heulebos en het hoogste punt van de Mellestraat. In de Romeinse tijd wordt het Heulse grondgebied doorkruist door enkele wegen, zoals onder meer de zogenaamde Ieperseweg die over Moorsele via Ieper in de richting van Cassel liep, de weg van Kortrijk naar Izegem en deze naar Roeselare, de Beiaardstraat en de Mellestraat. Verschillende vondsten, waaronder tegulafragmenten weergevonden tussen de Bozestraat en de Heulebeek, wijzen op Gallo-Romeinse nederzettingen naar het centrum toe. In de Frankische periode wordt het landschap nog grotendeels gedomineerd door bossen. Hiervan rest enkel het zogenaamd Heulebos.
De oudste vermelding van Heule is te vinden in een akte van 1111 waarin "Sigerus de Hula" vier bunders land te Maria-Lierde schonk aan het kapittel van de kerk van Harelbeke. De dorpsnaam is mogelijkerwijze afgeleid van het Middelnederlandse woord "höle" (waterafloop, rivier). De dorpsheerlijkheid Heule wordt gehouden van het kasteel van Kortrijk, één van de 14 leenhoven van de Graaf van Vlaanderen, en was met haar ongeveer 45 achterlenen (1502) het voornaamste rechtsgebied in Heule. Daarnaast waren er nog de heerlijkheden Bachterelst, Bissegemstrate (Hembyze) en de ammanie van Steureambacht. Vanaf de 14de eeuw maakt Heule deel uit van de Roede van Menen, op zijn beurt onderdeel van de Kasselrij Kortrijk. Reeds in 1143 wordt Heule aangeduid als een parochie. Het patronaat van de kerk is in handen van het Sint-Pieterskapittel te Rijsel. Omdat de kerk op het grondgebied van de heerlijkheid Heule lag wordt de heer van de heerlijkheid vanaf de 14de eeuw ook aangeduid als de heer van de parochie Heule. Tot in de 18de eeuw zal Heule deel uitmaken van het bisdom Doornik, decanaat Kortrijk. In 1144 wordt voor de eerste maal melding gemaakt van een kerk op de heerlijkheid Heule. Deze eerste kerk had waarschijnlijk Amandus als patroonheilige. Na de stichting van de kapelanie van de H. Eutropius door Willem van Grysperre (1295) verdrong deze geleidelijk Amandus als patroonheilige.
Tijdens de Beeldenstorm (1566-1579) worden het dorp en de kerk zwaar beschadigd. Het koor en de grafkapel van de heren van Heule liggen volledig in puin. Het kasteel van Heule, gelegen ten noordoosten van het huidige "Hof van Heule", wordt vermoedelijk definitief verwoest in 1578.
In het begin van de 17de eeuw tekent zich een veelbelovend herstel af, dat echter in een minimum van tijd tenietgedaan wordt door oorlogsgeweld. In 1646 heeft Heule te lijden onder de aanwezigheid van de prins van Orléans die vanuit het dorp zijn aanvallen op Kortrijk organiseert. In 1667-1668 volgt een nieuwe belegering van Kortrijk. In de periode 1672-1677 raakt Heule opnieuw in het strijdgewoel betrokken. Het Verdrag van Nijmegen (1678) beëindigt de oorlog tussen Lodewijk XIV en Karel II van Spanje. In uitvoering van het verdrag wordt de stad en de Roede van Menen, met inbegrip van Heule, overgedragen aan Frankrijk. In 1678 wordt het Kortrijkse aan Spanje teruggeschonken, met uitzondering van de Roede van Menen, en Heule, dat tot in 1713 Frans grondgebied zal blijven. Tijdens het Franse beleg van Kortrijk (1683-1684) ondervindt Heule zware beschadigingen. In de loop van de Negenjarige Oorlog (1688-1695), houden in 1690 Franse soldaten zwaar huis in het dorp. Vier jaar later breekt vervolgens een pestepidemie uit die het inwonersaantal sterk doet teruglopen. Als gevolg hiervan ontstaat een economische crisis die zal aanslepen tot in de 18de eeuw, en die de landbouwproductie en de werkgelegenheid volkomen ontreddert.
Gedurende de Spaanse Succesieoorlog (1701-1713) hebben de dorpelingen te lijden onder allerlei opeisingen. Door het Verdrag van Utrecht (1713) wordt de Roede van Menen opnieuw bij de Zuidelijke Nederlanden gevoegd; ze zal tot aan het einde van het Ancien Régime evenwel een afzonderlijke Kasselrij blijven vormen. Tijdens de Oostenrijkse Successieoorlog (1740-1748) worden de Zuidelijke Nederlanden vanaf 1744 opnieuw door Franse troepen bestormd. Menen, hoofdstad van de roede waartoe Heule behoorde, capituleert in 1744. De felle gevechten om Kortrijk in 1745 en de driejarige Franse bezetting brengen andermaal verwoesting met zich mee. De Vrede van Aken (1748) heeft tot gevolg dat de Zuidelijke Nederlanden opnieuw Oostenrijks grondgebied worden. Onder de regering van Maria-Theresia (1740-1780) kennen onze gewesten een zekere voorspoed. Na de Brabantse Omwenteling en het korte bestaan van de Verenigde Belgische Staten (1789-1790) komt de Oostenrijkse restauratie (1790-1792). Als reactie op de Franse invallen logeert een Oostenrijks bataljon onder leiding van Clayrfait in 1792 te Heule en Gullegem, die daardoor aanzienlijke schade oplopen. In 1793 verblijft in Heule, Kuurne en Gullegem daarenboven nog eens een verslagen Franse colonne, die verschillende hoeves in de omtrek plundert. In 1794 heroveren de Franse troepen onze gewesten. Dit gaat ook in Heule gepaard met zware plunderingen van onder meer de Warandekapel en de kerk, waarvan de sacristie wordt ingericht als paardenstal. De Sint-Katharinakapel ontsnapt aan de vernielingen doordat zij bij de openbare verkoop wordt aangekocht door een parochiaan die ze in 1802 opnieuw aan de geestelijkheid overdraagt.
Als een gevolg van het concordaat van paus Pius VII en Napoleon (1801) wordt Heule onttrokken aan het bisdom Doornik en ondergebracht in het nieuwe bisdom Gent. Bij de heroprichting van het bisdom Brugge (1834) gaat de parochie mee over naar dit bisdom. Pas in 1839 wordt Heule overgeheveld naar het decanaat Kortrijk.
Al in de 18de eeuw wordt in bijna elk gezin van Heule aan huisnijverheid gedaan. Tijdens de periode van de Verenigde Nederlanden (1815-1830) kampt Heule met een sterke textielcrisis door het verlies van de Franse markt en de stijgende Engelse en Duitse concurrentie, in 1830 gevolgd door het verlies van de Nederlandse markt. Op dat ogenblik kent de gemeente nog geen fabrieken. De drie wind- en twee watermolens worden uitsluitend gebruikt om graan te malen. Vanaf circa 1850 ontwikkelt de Leiestreek zich echter als een internationaal centrum voor de productie van vlas. Specifiek voor Heule is de bouw van zwingelmolens. De concurrentie van de vlasstoommachines maakt echter dat er in 1890 nog slechts drie vlasmolens overbleven. Nu rest enkel nog de zogenaamde "Preetjes molen" (1867). Vanaf 1848 doorkruist de spoorlijn Kortrijk-Brugge het grondgebied van Heule.
In 1860 luidt de vlasfabriek van De Quinnemar de mechanisatie van Heule in. Tussen 1835 en 1934 worden circa 17 gemechaniseerde vlaszwingelarijen opgericht. Machines zorgen verder voor de aandrijving van één vlaslinnenblekerij, vier vlasfabrieken en vijf roterijen. In 1900 wordt de aloude weverij De Jaegher gemechaniseerd en de gebroeders Verhoost richten in 1905 een lijnwaadfabriek op. Daarnaast gaan ook niet-textielgebonden bedrijven zich in Heule vestigen: de loodwitfabriek van Paul Lagae (1875), het metaalconstructiebedrijf De Meestere (1890), en de brouwerij De Quinnemar in de Mellestraat (1901). De opkomende industrialisatie en mechanisatie hebben een daling van het economisch belang van de landbouw tot gevolg.
Op 3 oktober 1871 werd Frank Lateur, beter bekend als Stijn Streuvels, in Heule geboren. Hij woont er tot 1887. Aan de woning Kortrijksestraat nummer 162, die zijn verdwenen geboortehuis vervangt, bevindt zich een gedenkplaat van de Heulse beeldhouwer André Potteau (1938). In het huis gelegen Heuleplaats nummer 9 bracht hij zijn jeugd door (1879-1887).
De economische bloei creëert de mogelijkheid tot het verstrekken van onderwijs. Uit de armenschool (1806) ontstaat het klooster van de Zusters van Liefde van Heule, die een meisjesschool oprichten (1836) waaruit een pensionaat groeit (1841). Heule-Watermolen krijgt zijn eigen school in 1854.
Vanaf eind juni 1917 leidt Manfred von Richthofen vanuit zijn hoofdkwartier op het kasteel van Marke het beruchte "Flying Circus", het Jachtgeschwader I, dat verspreid lag over de vliegvelden Marke, Bissegem en Heule-Watermolen. Bij de bevrijding van Heule in oktober 1918 wordt het dorp langdurig onder vuur genomen, waardoor vele woningen verwoest worden en er talrijke slachtoffers vallen.
Tijdens het Interbellum zet de industrialisatie van Heule zich verder met onder andere de oprichting van de zijdeweverij Van Ackere en Vandeginste (1928), de weverij voor meubelstof/twijnderij N.V. Velam (1929), de constructiewerkplaats voor pompen en compressoren Lepauw (1932), de betonwerkerij Lapeire (1932) en de katoenweverij Cleppe.
Reeds snel na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog wordt Heule in het strijdgewoel betrokken. Bij de doorbraak in mei 1940 wordt Heule zwaar beschoten in het kader van de Leieslag. Op 24 mei 1940 worden kerk en pastorie getroffen door een obusinslag, de dag nadien wordt het pensionaat in de Mellestraat geraakt. Diezelfde 25ste mei 1940 bereiken de eerste Duitse soldaten het centrum van Heule. Bij geallieerde luchtaanvallen op Kortrijk op 10 mei 1944 en op 21 juli 1944 wordt de kerk grotendeels verwoest, enkel de toren blijft intact. Op 7 september 1944 verlaten de laatste Duitsers het dorp. Het duurt echter nog tot 8 mei 1945 vooraleer de bevrijding een feit was.
Tot omstreeks 1930-1940 is de vlasnijverheid toonaangevend. Rond 1950 raakt deze industrietak in moeilijkheden door de toenemende concurrentie van andere natuurlijke en kunstmatige vezels. Vele vlaszwingelarijen worden omgeschakeld tot weverijen, zodat Heule in 1959 negen weverijen telt. Naast de textielnijverheid nemen meubel- en houtbedrijven, scheikundige fabrieken en metaalbedrijven een steeds belangrijkere plaats in. In 1960 wordt op het grondgebied van Heule en Kuurne het industrieterrein Leiedal aangelegd, wat een verder industriële ontwikkeling tot gevolg heeft. Tijdens de jaren 1950 stagneert de bevolkingsgroei, waarschijnlijk ten gevolge van het woningsprobleem. De periode tussen 1960-1980 wordt dan ook gekenmerkt door de bouw van een aantal nieuwe wijken. Nieuwe bewoningskernen als de Nieuwe Wijk (1956), Tinekeswijk (1967) (genaamd naar het gedicht "Tineke van Heule", van dichter René de Clercq), Kromme Olm (1973) en Kransvijver (1978), ontstaan. De meeste wijken werden aangelegd door de bouwmaatschappij "Heulse Heerd". Een representatief voorbeeld van hedendaagse sociale woningbouw is de wijk "Disgracht", gebouwd tussen 1980-1985 naar ontwerp van architect Jan Callewaert. De gemeente heeft thans een belangrijke woonfunctie, met een aanzienlijk aantal pendelaars. Hierdoor verminderde het landbouwareaal tot 54,4% van de totale oppervlakte. In 1961 wordt de toegang tot de kerk vanuit de Pastoriestraat open gemaakt en in 1969 wordt het kerkhof rond de kerk verplaatst.
Kerndorp, waarvan het centrum gevormd wordt de (Heule)plaats en de daarop uitkomende straten: zinde Heulekasteelstraat en Zeger van Heulestraat. Vrij goed bewaarde dorpskern hoeve Ferrariskaart (1770-1778) waar de twee kernen van Heule zelf en Heule-Watermolen duidelijk te herkennen zijn en eveneens de historische hoeve zogenaamd "goed 't Heule". Daarnaast zijn het tracé van de Steenstraat en de Mellestraat duidelijk te herkennen. Op 19de-eeuwse kaarten is duidelijk af te lezen dat de Kortrijksestraat, die de rechtstreekse verbinding vormt met Kortrijk bebouwd wordt. Ook aan de Melle- en Steenstraat toenemende bebouwing. Basisbebouwing in hoofdzaak bestaande uit breedhuizen met lijstgevels van één à twee bouwlagen onder pannen zadeldaken, overwegend uit de 19de- en 20ste eeuw. In Heule staan een groot aantal typische dorpswoningen, onder meer een reeks van arbeiderswoningen gelegen in het gehucht Watermolen. Ze vormen een representatief voorbeeld van laat 19de-eewse dorpsarchitectuur. Op het eind van de 19de eeuw en begin van de 20ste eeuw worden ook een aantal typische notabelenwoningen opgetrokken in de dorpskern van Heule, zoals het beeldbepalende zogenaamd "Kasteel van Heule" met bijhorend landschapspark.
Buiten de dorpskom verspreide hoevebouw met losse bestanddelen gegroepeerd rondom een rechthoekig erf. Overwegend met 19de of vroeg 20ste-eeuws uitzicht. Ook verschillende hoeves met behouden 18de-eeuws woonhuis. De grote hoeves waren meestal omwald. De wal bleef vaak maar deels behouden. De historisch belangrijkste hoeve van Heule is de dorpsheerlijkheid zogenaamd "Hof van Heule". De hoeve was een leen van het kasteel van Kortrijk. De oudste vermelding gaat terug tot 1369 en de site met hoeve en kasteel wordt weergegeven in Sanderus' Flandria Illustrata (1641). Een tweede belangrijke hoeve is de zogenaamd "Blauwpoorte", voorheen het zogenaamde "Hospitaalgoed" of "Goed te Leywals". De hoeve was in het bezit van het Onze-Lieve-Vrouwhospitaal van Kortrijk. Het poortgebouw en wagenhuis zijn unieke voorbeelden van 17de-eeuwse landelijke nutsgebouwen in West-Vlaanderen. In Heule staan tevens twee zeldzame voorbeelden van "een hof van plaisance", 18de-eeuwse buitenverblijven horende bij een landbouwuitbating, het zogenaamd "Goed ter Houppie" en het zogenaamd "Rattenkasteel". Het gehucht watermolen wordt voornamelijk gekenmerkt door arbeidershuizen van één bouwlaag onder al dan niet geknikt pannen zadeldak.
Bron: DE GUNSCH A. & METDEPENNINGHEN C. met medewerking van CALLENS T. & VAN DEN MOOTER M. 2005-2006: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Kortrijk, Deel IA: stad Kortrijk, Straten A-K, Deel IB: stad Kortrijk, Straten L-Z, Deel IIA: deelgemeenten Aalbeke, Bellegem, Bissegem en Heule, Deel IIB: deelgemeenten Kooigem, Marke en Rollegem, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL5, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: De Gunsch, Ann; Metdepenninghen, Catheline; De Leeuw, Sofie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Omvat
Arbeiderswoningen
Omvat
Arbeiderswoningen
Omvat
Boerenarbeiderswoning
Omvat
Boerenarbeiderswoning
Omvat
Boerenarbeiderswoning
Omvat
Boerenarbeiderswoning
Omvat
Boerenarbeiderswoningen
Omvat
De Kromme Olm
Omvat
Gemeenhof
Omvat
Goed Vanneste
Omvat
Gullegemsestraat
Omvat
Heuleplaats
Omvat
Heulsekasteelstraat
Omvat
Hoeve
Omvat
Hoeve 't Oud Molenhof
Omvat
Hoeve 't Rijs
Omvat
Hoeve 't Zomerland
Omvat
Hoeve De Blauwpoorte
Omvat
Hoeve De Nachtegaal
Omvat
Hoeve Groot Reinsakker
Omvat
Hoeve Klein Reinsakker
Omvat
Hoeve Steurenambacht
Omvat
Hoge Dreef
Omvat
Hoorntjeshof
Omvat
Izegemsestraat (Heule)
Omvat
Kapel van de zeven weeën
Omvat
Koffiestraat
Omvat
Kortrijksestraat (Heule)
Omvat
Mellestraat
Omvat
Moorseelsestraat (Heule)
Omvat
Oude Ieperseweg
Omvat
Peperstraat
Omvat
Pioniershoeve
Omvat
Rattenkasteel
Omvat
Schoolstraat
Omvat
Sint-Katharinastraat
Omvat
Steenstraat
Omvat
Stijn Streuvelslaan
Omvat
Tabakshoeve
Omvat
Villa uit 1972
Omvat
Vlasmolenstraat
Omvat
Vlasroterij
Omvat
Warande
Omvat
Watermolen
Omvat
Woonerf Dischgracht
Omvat
Zeger van Heulestraat
Is deel van
Kortrijk, deelgemeenten
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Heule [online], https://id.erfgoed.net/themas/14508 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.