Wenduine ()

ALGEMENE SITUERING

De deelgemeente Wenduine telt 4003 inwoners (2007), en heeft een oppervlakte van 4,85 km². Sinds 1 januari 1977 vormt Wenduine samen met Klemskerke en Vlissegem de fusiegemeente De Haan. Wenduine grenst ten noordwesten aan de Noordzee, ten oosten aan Blankenberge en Uitkerke (Blankenberge), ten zuiden aan Nieuwmunster (Zuienkerke) en ten westen aan Vlissegem (De Haan). De dorpskern ligt op 16 km van Brugge, op 17 km van Oostende en op 17 km van Blankenberge.

Fysisch-geografische gegevens

Zie algemene situering De Haan

HISTORISCHE INLEIDING

Oudste geschiedenis en bewoning

Diverse archeologische vondsten staven het bestaan van een belangrijke Gallo-Romeinse nederzetting (1ste-3de eeuw) die zich vanaf 70 na Christus. ontwikkelt uit vier bescheiden woon(vissers?)-kernen. Vanaf het einde van de 2de eeuw smelten deze nederzettingen samen tot één grote agglomeratie met handelsfunctie die een bloeiperiode beleeft in de 2de-3de eeuw. Voor de Gallo-Romeinse periode vormt Wenduine samen met Oudenburg en Brugge een van de belangrijkste vindplaatsen aan de kust.

Heel wat archeologische vondsten, op een tiental plaatsen verspreid over het ganse grondgebied, geven een beeld van hoe deze agglomeratie tot stand komt. Een eerste site (WI) ligt onder het strand (de kustlijn lag toen enkele honderd meters zeewaarts) ten westen van de huidige dorpskern. Vondsten uit 1929 en 1963 bestaan hoofdzakelijk uit potscherven en een Romeinse afvalkuil met houtresten. De nederzetting zal zich gaandeweg oostwaarts uitbreiden, aansluitend met de sites WII en WIII. Een tweede site (WII) wordt ontdekt naast de Bommelzwin ter hoogte van Ringlaan nummer 29, ook hier graaft men in 1955 en de jaren 1960-1970 vooral aardewerk op uit de 2de en de 3de eeuw. De derde site (WIII) bevindt zich ongeveer een kilometer landinwaarts ten zuidoosten van de dorpskern. Er worden graven ontdekt met brandresten die wijzen op crematie en een reeks houten palen, waarschijnlijk de fundering van een weg (1955). Uit het aanzienlijk aantal importstukken kan een handelsfunctie worden afgeleid. Sommige auteurs zien in dit Gallo-Romeinse Wenduine een vicus die rechtstreeks met Bavay (Noord-Frankrijk) zou zijn verbonden waarbij locale kustproducten (zout, leverpastei, ham) vlot kunnen worden verhandeld. Op de oostelijk gelegen site (WIV) van Harendijke bij Blankenberge vinden in 1917 turfstekende Duitse soldaten potscherven en de resten van een houten Gallo-Romeinse woning met Romeinse pannen als dakbedekking. Aan de bloei¬periode komt abrupt een einde door de opstand van Postumus (260-264) en de daarmee gepaard gaande plunderingen enerzijds en de stormvloeden rond 270-280 anderzijds. Rond 270 is de Gallo-Romeinse bewoning te Wenduine definitief verdwenen. Circa 267 voeren invallende, Frankische piraten herhaaldelijk strooptochten langs de kust en jagen de bevolking op de vlucht. Vanaf die periode geraakt ook de kustvlakte geleidelijk aan overstroomd en maakt zo bewoning onmogelijk.

Vroege middeleeuwen

Wenduine ontstaat vermoedelijk als vissersdorp in een onbedijkt schorrengebied en, naar analogie met andere dorpskernen in het Oudlandgebied ten noordwesten van Brugge op een hoger gelegen plaats, eventueel een terp. Dat Wenduine al in 621 zou bekend zijn, zoals gesuggereerd door de 18de-eeuwse kroniekschrijver Custis, lijkt weinig waarschijnlijk. Aannemelijker is dat Wenduine ontstaat door Frankische kolonisten die in het begin van de 8ste eeuw de kuststreek bevolken en er leven van de visvangst. Dit kan worden bevestigd door de vondst in 1922 van een Saksisch anker. Na de eerste inpoldering in de 10de eeuw door middel van de Genteledijk, Eerste Evendijk en Zidelinge ontstaan woonkernen onder meer Klemskerke, Vlissegem en Wenduine. Etymologisch wijzen de toponiemen Mosselinge (gelegen ten noorden van Wenduine) en Tarninge (tussen Wenduine en Blankenberge) achter de Evendijk op vroege nederzettingen, wellicht circa 1000.

11de-15de eeuw

In 1185 is er eerst sprake van "Weinduna", "Weinendunen" en "Weindunen" bij de oprichting van de parochie. In 1250 komt ook "Weinendunen" en "Weindunen" voor, in 1280 "Wendunen", "Weindune", in 1297-1298 "Wendune". Vanaf 1300 hoofdzakelijk "Wendune" en "Weindune". Na het ancien régime komt "Wenduyne" in voege, in 1903 kiest de spellingscommissie voor "Wenduine" wat in 1931 door de gemeenteraad wordt bekrachtigd. Etymologisch is de juiste betekenis van de naam Wenduine moeilijk te achterhalen. Oude verklaringen hebben het over een hofstede bij de duinen, wittenduine, of duinen die bebouwd worden. Karel De Flou interpreteert volgens een Latijnse tekst uit 1241 "domum Weinini" als het huis van Weinin bij de hoge duinen. Volgens M. Gysseling zou het eerst woorddeel waegin = glooiend betekenen en verklaart hij de naam Wenduine als op het glooiende duin. In 1983 legt hij het verband tussen wen en het Indogermaanse awagh ( hoog, uitstekend en dus hoge duinen betekent.

Aanvankelijk hoort Wenduine kerkelijk bij Uitkerke (vroegste vermelding in 961), in 1135 wordt Wenduine onrechtstreeks aangeduid als afhankelijkheid met hulpkerk of kapel van Uitkerke. Circa 1185 wordt Wenduine (Weindunen) voor het eerst vermeld wanneer Uitkerke beslist de parochie in twee te verdelen met de Vertinge (Blankenbergse Vaart) als scheiding. Later wordt de Bommelzwin de definitieve grens. De Heilige Kruisverheffingskerk heeft van de 12de-eeuwse bouwfase nog resten bewaard in het zuidkoor en in de onderbouw van de toren. Na een verbouwing in de eerste helft van de 13de eeuw wordt de kerk circa 1300 uitgebreid met zijbeuken en zijkoren, het resultaat is een kruiskerk met vieringtoren.

Wenduine valt onder de kasselrij Brugge (ontstaan rond het jaar 1000) die zich uitstrekt vanaf de IJzer in het westen tot de Schelde in het noordoosten. Vanaf de 13de eeuw staat dit gebied gekend als het Brugse Vrije. De parochie behoort grotendeels tot de heerlijkheid van de proosdij van het Brugse Sint-Donaas. Een gedeelte valt onder de ambacht van Uitkerke, de landheer van Uitkerke mag zich ook heer van Wenduine noemen. De adellijke heerlijkheid is o.m. bezit van het geslacht De Croy.

De defensieve zeewering kan niet verhinderen dat de noordelijke Evendijk tussen Bredene en Wenduine en Mosselinge in de 12de eeuw door het zand worden ondergestoven. Volgens Maurice Coornaert zou de Graaf Jansdijk (door graaf Jan van Namen aangevat in de 13de eeuw) teruggaan op deze verdwenen dijk. Kerkarchieven beschrijven Wenduine in de 11de eeuw als een dorp van schapenboeren. Het dorp kent in de 12de eeuw een zekere voorspoed met een groeiende bevolking, dit in eerste instantie door de visserij en later ook door de lakennijverheid. Wenduine zal in de loop van de 13de en 14de eeuw uitgroeien tot een belangrijke vissersplaats. In 1334 is er sprake van een haven, wellicht eerder een overblijfsel van een vroegere kreekinham. In 1340 krijgen de vissers toestemming tot het vangen van bruinvis, het dier is in Wenduine een terugkerend symbool op afbeeldingen en schilden. Circa 1350 zijn de vissers verenigd in een gilde met een bruinvis in het wapenschild. Een oorkonde van 1378 schetst een beeld van de situatie in Wenduine waar 202 huizen staan, er zijn 178 vissers actief en er is een vloot van 42 vissersboten. De Sint-Joris- en Sint-Sebastiaansgilde hebben samen 58 leden en er zijn 22 drankhuizen. Het dorp beschikt ook over een hospitaal. Dat alles wijst op een welvarende gemeenschap. Na verschillende vernielende stormvloeden in de 15de eeuw wordt de Graaf Jansdijk door Jan zonder Vrees versterkt en afgewerkt. De dijk loopt vanaf Grevelingen (Noord-Frankrijk) over de kusten van West-, Oost- en Zeeuws-Vlaanderen (Nederland) tot aan het Sas-van-Gent. De twintig meter hoge en drie meter brede dijk had toen een totale lengte van 150 km. Ter hoogte van het vooruitgeschoven Wenduine laat Jan zonder Vrees een dam aanleggen tussen het verdwenen Tarninge, langs de halfronde dorpskom westwaarts aansluitend met de hoge duinen. De kronieken maken meermaals melding van het teloorgaan van stukken land en nederzettingen, hetzij door het wassende water, hetzij door zandbestuivingen. Zo verdwijnt de nederzetting Mosselinge ten noorden van de huidige dorpskern. Wanneer men in de 11de eeuw naar een nederzetting van schapenboeren, 4 km ten westen van Uitkerke verwijst, gaat het over Wenduine. Deze wordt later vermeld als gelegen in den musselhouck, de tiendenhoek "daer ’t dorp van Wendune in staet". Mosselinge geraakt bedolven onder het zand terwijl Wenduine gespaard blijft. Het vissersdorpje Tarninge verdwijnt grotendeels met de overstroming van 1408, evenals een duinstrook tussen Blankenberge en Wenduine. Tarninge geeft zijn naam aan de Tarninghoek, een (verdwenen) tiendenhoek in het noordoosten van Wenduine. Nabij het dorp ligt de Taringdijk, de naam is terug te vinden in het huidige toponiem en wijk Harendijke.

In het begin van de 15de eeuw wijzen getuigenissen op een terugval van de bevolking, eventueel te wijten aan de pest, landverlies en/of het vergaan van vissersboten tijdens stormweer.

In 1428 plaatst het Proosse op het toenmalige Marktplein het z.g. Torrekin, een kleine, stenen vuurtoren. In 1467 kent de visserij een schaalvergroting met schepen die tot aan de Shetlands varen en de vis aan boord kunnen verwerken. Door protectionisme van de steden t.o.v. het platteland en de opstand van de Vlaamse steden tegen Maximiliaan komt in 1488 ook in Wenduine een einde aan de lakenproductie.

In 1283 is er sprake van de molen van "Bouden Hannin" gelegen ten westen van de kerk. In 1408 vermeldt men de "muelne ten Bleckaerde" ongeveer op de plaats van de latere "Hubertmolen".

16de-17de eeuw

In 1570 teistert een orkaan de kuststreek waarbij hele stukken land onder water lopen. Ook Wenduine blijft niet gespaard, het noordelijk deel van het dorp ongeveer tot aan de weg naar Blankenberge verdwijnt onder de golven.

Godsdiensttroebelen houden Europa in de tweede helft van de 16de en het begin van de 17de eeuw in hun greep. Door oorlogen in de loop van de 17de eeuw ontwrichten rondtrekkende en plunderende soldatentroepen het platteland, de bevolking slaat massaal op de vlucht en de verlaten hoeves geraken in verval. Aan de kust wordt de bevolking en de visserij geterroriseerd door kapers.

Vanaf het midden van de 16de eeuw doet zich een crisis voor in het vissersbedrijf. Deze en de calamiteiten ten gevolge van de Dertigjarige Oorlog reduceren Wenduine tot een marginale en geïsoleerde landbouwgemeente, de meeste vissers trekken naar Blankenberge. Er wordt nog sporadisch aan strandvisserij gedaan, in de 17de eeuw is Wenduine vooral een dorp van boeren en hoveniers.

De Drift, Kerkstraat en Uitkerksestraat behoren tot het historisch stratenpatroon van de gemeente. Ze komen voor op de Grote Kaart van het Brugse Vrije door Pieter Pourbus (1571) en gekopieerd door Pieter Claeissens (1601) en de Ferrariskaart (1770-1778). De Brugsesteenweg vervangt in 1878 een middeleeuwse polderweg.

In de eerste helft van de 16de eeuw wordt de toren van de Heilige Kruisverheffingskerk verhoogd, wellicht als baken voor de zeevaarders. Circa 1600 zou enkel nog het koorgedeelte in gebruik zijn, de rest is vervallen tot puin. Mogelijk gebruiken soldaten de kerk als stalling. In de eerste helft van de 17de eeuw gebeuren enkele restauratiecampagnes waarbij het koor wordt hersteld. In 1654 zijn de werken klaar, de vroegere kruiskerk is nu herleid tot een driebeukige hallenkerk met aan de westzijde de oude vieringtoren als geveltoren. De muren van de benedenkerk blijven voorlopig nog staan.

Ten westen van de Blankenbergse Vaart wordt onder Spaans bewind een fort gebouwd, zoals te zien op een 17de-eeuwse kaart van het Vlaamse kustland getekend door Pieter van den Keere. Het fort zal slechts tijdelijk zijn dienst bewijzen en snel tot puin vervallen.

Op de parochie is het ambt van schoolmeester gedurende enkele eeuwen verbonden aan de functie van koster. De parochierekeningen van 1566 vermelden het houden van een school "ter instructie van de aerme kynderen". Uit de woelige 17de eeuw zijn geen sporen van onderwijs teruggevonden.

18de eeuw

Een volkstelling van 1748 maakt duidelijk hoe Wenduine is geslonken tot een dorp met een hoofdzakelijk arme bevolking bestaande uit 165 bewoners. Er is slechts één herberg en één winkelier, er zijn nagenoeg geen ambachtslui.

In 1717 wordt tegen de toren van de Sint-Clemenskerk een portaal gebouwd.

Langs de kust worden enkele wachthuisjes of corps de garde geïnstalleerd (op grondgebied De Haan ter hoogte van de Zwarte Kiezel (Vlissegem), De Haan en Vosseslag (Klemskerke)). In Wenduine staat het wachthuisje op de uitkijkpost de "Spioenkop" (Park Prins Albert).

Op 1 oktober 1795 worden na de slag van Fleurus de Zuidelijke Nederlanden ingelijfd bij Frankrijk. De nieuwe machtshebbers maken een einde aan de oude feodale structuren uit het ancien régime. Het geannexeerde gebied wordt verdeeld in negen departementen, Wenduine behoort tot het Leiedepartement. De departementen op hun beurt zijn onderverdeeld in arrondissementen en kantons, de parochies worden omgevormd tot gemeenten. De bevolking lijdt onder de plunderingen, afpersingen en opeisingen van het Franse leger. Het verzet, zoals tijdens de Boerenkrijg in 1798, wordt echter door een repressief optreden in de kiem gesmoord. Onder het Frans bewind wordt Wenduine een zelfstandige gemeente.

Voortgaande op rekeningen uit de 18de eeuw is er opnieuw geld beschikbaar voor onderwijs gegeven door een koster-onderwijzer. In 1802 ontstaat een eerste gemeenteschool (Brugsesteenweg nummer 2).

Vermelde herbergen zijn "den Rooden Leeuw" op de weg tussen Blankenberge en Oostende en "het Vrije" vlakbij de kerk. Enkele hoeves teruggaand tot de 18de eeuw zijn "'t Schapenhof" (Brugsesteenweg nummer 78) en Uitkerksestraat nummer 4. Enkele bewaarde vissershuisjes bevinden zich langs de Drift achter de vroegere duinenrij (nummer 26 en nummer 45). Bij nummer 45 staat een kapel daterend van 1880.

19de eeuw

Het bisdom Brugge houdt in 1801 in gevolge het Concordaat tussen Napoleon en de paus op te bestaan. Wenduine valt voortaan onder het bisdom Gent, eerst bij de dekenij Brugge, vanaf 1811 bij de dekenij Gistel en sinds 1897 bij de dekenij Oostende.

Door een aardappelplaag en misoogsten in gans Vlaanderen valt ook hier de bevolking in de jaren 1845-1850 ten prooi aan honger en ontbering, wat aanleiding geeft tot de verspreiding van ziekten en epidemieën. Het arme landbouwdorp leeft verder in afzondering met een bevolking van circa 260 inwoners.

Met de heraanleg van de oude weg Wenduine-Brugge (Brugsesteenweg) in 1878 begint onder het bewind van burgemeester Augustin Vanden Berghe (1876-1904) de ontsluiting van de kustplaats. In 1869 start men aan de bouw van een aarden zeedijk. In 1884 wordt de steenweg naar Blankenberge aangelegd en in 1886 is Wenduine via de stoom¬tram bereikbaar vanuit Oostende en Blankenberge. Deze lijn loopt aanvankelijk op de dijk maar zal op het einde van de 19de eeuw meer landinwaarts, zie huidig, worden verlegd. De verbeterde toegankelijkheid en de nabijheid van Blankenberge, reeds vanaf 1840 een belangrijke badplaats, legt de basis voor de toeristische uitbouw van Wenduine.

Hierin spelen de sanatoria een niet onaanzienlijke rol. In 1878 laat de Brugse dokter Van den Abeele in de duinen het herstellingsoord "Hospices Maritimes" voor zwakke kinderen bouwen (Koninklijke Baan), het latere preven¬torium "Georges Born". Dit eerste kuuroord in België zal langs de kust veel navolging krijgen. Langs de Kerkstraat wordt in 1896 de "Home du Grand Air", een vakantiekolonie voor zwakke kinderen opgericht door het echtpaar Carlier-Detienne uit Bergen. Enkele jaren later stichten ernaast in 1900 enkele zusters van de congregatie der Kindsheid van Maria ter Spermalie uit Brugge een klooster met meisjesschool. Het klooster en de kolonie zullen in de loop der jaren dikwijls samenwerken. In 1910 richten de zusters er tevens het "Home Notre-Dame du Sacré-Coeur" op, een rust- en vakantiehuis voor kinderen, juffrouwen en dames.

In 1886 beschikt Wenduine over een kleine baddienst. In 1888 wordt gestart met de verkaveling en de verkoop van percelen aan de Zeedijk. In de dorpskern worden een viertal villa's gebouwd en langs de Zeedijk in 1895 het eerste hotel het "Pavillon des Dunes". Voor de aanleg van de noordelijke verkeersas (1895-1897) bestaande uit de Leopold II-laan en de de Smet de Naeyerlaan graaft men de middeleeuwse Graaf Jansdijk en de duinkoppen voor de zeedijk af. In 1897 wordt aan het westelijke uiteinde van de Zeedijk de Rotonde gebouwd, evenals de hellingen vanaf de Zeedijk. In 1899-1900 wordt het hoge duin ten westen van de dorpskern omgeschapen tot het Park Prins Albert. Ondertussen worden de duinen onteigend en de gronden als bouwloten verkocht. Op het einde van de 19de eeuw geniet ook de landelijke wijk Harendijke mee van het groeiend toerisme waar talrijke badgasten de herbergen bezoeken.

20ste eeuw

In 1890 geeft het gemeentebestuur aan Achille Vande Casteele, conducteur van het district Blankenberge, de opdracht tot het ontwerpen van een urbanisatieproject. Dit vindt zijn weerslag in de brochure "La future station balnéaire de Wenduyne". Het ontwerp toont een uitwaaierend stratenpatroon vertrekkend vanaf de Sint-Monicakerk. Hoofdas is de Kerkstraat met halverwege een rechthoekig, centraal Marktplein met straalsgewijs aansluitende straten. Aan de voet van de hoge duinen is er plaats voor villabouw en een casino. Dit ontwerp wordt niet uitgevoerd maar dient wel als basis voor het ontwerp van 1900 door architect Louis Delacenserie (Brugge). Vooral de geometrische aanleg van de zone ten westen van de Kerkstraat met centraal de Markt en de meestal schuin lopende straten benadert grosso modo de huidige situatie. Op het plan staat ook de Rotonde met casino. Net zoals het vorige ontwerp is hier eveneens villabouw voorzien in de duinen. In 1902 keurt men dit algemeen urbanisatieplan bij K.B. goed, de aanleg van de nieuwe straten start een jaar later. De oude bewoningsas van de Kerkstraat wordt rechtgetrokken waardoor onder meer het oude gemeentehuis en de omwalde pastorie verdwijnen. Vrij snel wordt de straat en de aanpalende straten volgebouwd met winkels, hotels, pensions en woningen. Langs de Leopold II-laan is het monumentale "Hotel du Parc" in 1911, ontworpen door architect René Derleyn (Wenduine), een zeldzaam overgebleven getuige van deze bloeiende tijd.

Er worden villa's opgetrokken gekenmerkt door elementen van de Engelse cottagestijl, de Normandische bouwwijze en regionale tendensen, onder meer Goedeluchtstraat nummer 3 (begin van de 20ste eeuw), Zeedijk nummers 68-69 (begin van de 20ste eeuw), De Bruynehelling nummer 21 (1903), Delacenseriestraat nummers 5A-7 (begin van de 20ste eeuw), Leopold II-laan nummers 13-14 + Van Molstraat nummer 1 (1907), de Graaf Jansdijk nummer 5 (1910), de Smet de Naeyerlaan nummer 25 (1912) en de Brugsestraat nummer 68 (1913).

Door de Eerste Wereldoorlog kan het grootste gedeelte van het urbanisatieplan pas in de jaren 1920 worden uitgevoerd. In 1924 worden de laatste percelen bouwgrond aan de Zeedijk ingenomen en het Markt¬plein met de aanpalende straten aangelegd.

In het begin van de eeuw worden in functie van het kusttoerisme langs de kust (onder meer in Bredene, Klemskerke en Middelkerke) enkele duinpaviljoentjes opgericht, dienend als rustplaats en uitkijkplaats. In Wenduine staat het paviljoentje de "Spioenkop" op de hoge duin in het Park Prins Albert.

In 1903 bouwt de Nationale Bond tegen de Tuberculose" de "Villa Maritiem", een vakantiekolonie voor zwakke kinderen uit Antwerpen. In 1904 wordt de bouw van de Koninklijke Baan richting Oostende opgestart. In 1905 laat pastoor Kamiel De Vaere een nieuwe pastorie bouwen en de walgracht dempen. In 1906-1907 wordt de kerk uitgebreid met een schip met portaal, ontworpen door architect Alphonse De Pauw (Brugge). In 1907 wordt er een aanvang genomen met de aanleg van een nieuwe dubbele baan naar Blankenberge, deze wordt pas in 1935 voltooid.

In 1910 noteert men in Wenduine de aanwezigheid van acht hotels, vijf pensions, vier kuuroorden en meer dan 400 villa's en appartementen. Vlak voor de Eerste Wereldoorlog hebben 41 hotels en pensions samen een capaciteit van 1284 kamers.

Op de Rotonde wordt in 1911 het beeld van graaf Paul de Smet de Naeyer geplaatst als eerbetoon voor de talrijk verfraaiingswerken die hij als minister aan de kust liet uitvoeren. Het beeld zal tijdens de Eerste Wereldoorlog door de Duitsers worden gesmolten. Door het groeiend toerisme moet de watervoorziening worden vermeerderd, in 1911 wordt op de hoogste duin een watertoren gebouwd (Drift). De gemeente beschikt al in 1912 over een elektriciteitscentrale om aan de toenemende behoefte te kunnen voldoen. In de jaren 1920 is Wenduine voorzien van gas.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog bouwen de Duitsers een indrukwekkende kustverdediging. In de duinen bij Harendijke en in de dijk van de Rotonde planten ze batterijen met snelvuurkanonnen. Achter de Rotonde vindt men in 1984 resten van loopgraven uit die periode.

Na de oorlog kunnen de voorziene urbanisatiewerken worden uitgevoerd, hervatten de toeristische activiteiten op een hernieuwd elan en ontdekt een nieuw publiek de kust. Het aantal hotels-pensions en (vakantie)woningen neemt spectaculair toe. De architecten Leon Ide en Maurice Haegebaert uit De Haan en Charels Apel, Libère Bonne uit Wenduine ontwerpen een belangrijk aantal gebouwen. Het voormalige "Pension de Familles" (de Smet de Naeyerlaan nummer 19) en het "Hotel Moderne" (Kerkstraat nummer 47) zijn beide ontwerpen van architect Charles Apel uit 1927. Volgens bouwvergunningen vestigen zich langs de Delacenseriestraat meerdere café's (nummers 11, 13, 27) en een hotel (nummer 21). Opvallende huizen uit die periode zijn onder meer Jokstraat nummers 29, 31 en 32, Langestraat nummers 29 en 30, Markt nummers 18 en 36, Leopold Brionstraat nummer 11.

Het sociaal toerisme, ziektepreventie en het nemen van een gezonde vakantie worden verder gepromoot. Talrijke sociale organisaties en mutualiteiten uit het gehele land laten sociale en curatieve vakantieverblijven bouwen. Langs de Drift ligt het chalet "Les Chardons" (nummer 16), voormalig rusthuis van de Nationale Maatschappij van Buurtspoorwegen. In 1924 wordt het instituut van dokter Van den Abeele omgevormd tot het preventorium "Georges Born". Langs de Wancourstraat bouwt men in 1927 het (recent gesloopte) "Pension Astrid" die later als "Onze-Lieve-Vrouw der Blanke Duinen" dient als kolonie voor zwakke kinderen. Langs de Kervijnlaan (nummer 3) maakt de "Villa Lutin" samen met de koppelwoning Goedeluchtstraat nummers 14-16 deel uit van de kinderhome "Les Lutins".

In 1930 wordt een nieuw beeld van graaf de Smet de Naeyer, ontworpen door Karel De Kessel, op de Rotonde opgesteld. Circa 1930 wordt het kerkhof langs de kerk ontmanteld en een nieuwe gemeentelijke begraafplaats langs de Uitkerksestraat aangelegd. In 1935 wordt aan het marktplein een nieuw gemeentehuis (Markt nummer 2) gebouwd, ontworpen door architect Alphonse De Pauw (Brugge). In 1936 krijgt Wenduine een officieel gemeentewapen met afbeelding van de bruinvis ontleend aan de oude vissersnering. In 1937 wordt de agglomeratie in het zuiden door de Ringlaan afgezoomd en de Blankenbergsesteenweg als tweevaksbaan heraangelegd. Langs de Ringlaan wordt in datzelfde jaar het schoolgebouw van 1864 vervangen door een nieuw complex (Brugsesteenweg nummer 2) ontworpen door architect Alphonse De Pauw.

In de jaren 1920-1930 wordt de wijk Molenhoek ten zuidwesten van de dorpskern verkaveld en onder meer bebouwd met kleine villa's. Nog voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog wordt de basis gelegd voor de uitbouw van de oostelijke helft van de badplaats met het circulaire Astridplein als middelpunt.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog eisen de Duitsers de ontruiming van de gebouwen aan de Zeedijk en achterliggende straten. Het betreden van de kustlijn (strand, duinen, dijken) is strikt verboden, hotels en villa's dienen als onderkomen voor de Duitse troepen, achter de Rotonde worden loopgraven gegraven. In februari en mei-juni 1944 wordt de polderstreek door de Duitsers onder water gezet, Wenduine geraakt gedeeltelijk overstroomd.

Vóór de Tweede Wereldoorlog was Wenduine een badstad met mondaine allures door de aanwezigheid van de gegoede burgerij en meerdere koninklijke bezoeken. Aan dit elitarisme komt een eind door het massale sociaal toerisme onder meer ontstaan door de betaalde vakantie (1936), moderne badinstellingen en democratische verblijfsmogelijkheden. Het appartementstoerisme, ontstaan voor de oorlog, zet zich verder in de jaren 1950. De kleinschalige appartementen van twee à vier bouwlagen onder plat dak worden vaak getypeerd door geelbakstenen parementen en oplopende, afgeronde of rechthoekige erkers (onder meer Coppietersstraat, Goedeluchtstraat, Leopold Brionstraat, Oostlaan). Langs de Zeedijk worden de oude villa's gaandeweg vervangen eerst door hoogbouw op smalle percelen (nummers 15 en 80), de hotels maken plaats voor grootschalige buildings. Enkel de tweelingvilla (nummers 68-69) blijft gespaard en wordt beschermd in 2005. In snel tempo worden zowel huizen voor bewoners als tweede verblijven gebouwd, steeds meer mensen vinden werkgelegenheid in de horeca.

In 1962 wordt de Blankenbergsesteenweg uitgebreid tot een viervaksbaan. In 1972 wordt het Wielingenbad aan de Rotonde gebouwd. In 1977 wordt een fusie gemaakt van de gemeenten Klemskerke, Vlissegem en Wenduine tot de gemeente De Haan.

In de jaren 1950 worden de verkavelingen binnen de Ringlaan volledig bebouwd zodat Wenduine in de tweede helft van de 20ste eeuw tot in het poldergebied wordt uitgebreid met de Manitoba-, de Neptunus-, de Steenovenwijk en de Molenhoek.

Vanaf de tweede helft van de 20ste eeuw groeit het aantal campings, op grondgebied Wenduine vooral geconcentreerd op de wijk Harendijke. Deze worden later aangevuld met vakantiehuisjes onder meer geconcipieerd als het type vissershuisje. Dit vakantiepark ligt als een enclave tegen de grens met Blankenberge en is omgeven door poldergebied, met onder meer de Uitkerkse Polder.

In de jaren 2000 worden de Rotonde (circa 2000) de Markt (2006) en het Astridplein (2008) heraangelegd.

RUIMTELIJKE STRUCTUUR EN BOUWKUNDIG ERFGOED

Wenduine ontstaat vermoedelijk als vissersdorp op een terp in schorrengebied, waar ook aan schapenteelt wordt gedaan. Later evolueert Wenduine tot een voorspoedig vissersdorp met een belangrijke lakennijverheid. Vanaf het midden van de 16de eeuw vervalt Wenduine tot een arme landbouwersgemeente maar zal vanaf 1886 uitgroeien tot een levendige badplaats. De dorpskern ligt ten zuidoosten van het strand en de zee en ten oosten van duingebied met de "Scherpen Hul", een hoge duin waarop de "Spioenkop" (zie Park Prins Albert). De Kerkstraat vormt de centrale as in zuidelijke richting overgaand in de Brugsesteenweg. De dorpskern wordt met een gordel omsloten bestaande uit de Leopold II-laan, de de Smet de Naeyerlaan en de Ringlaan. Ten westen en ten oosten van de Kerkstraat een stedenbouwkundige aanleg gerealiseerd in de jaren 1920. Aan westzijde bestaande uit de rechthoekige Markt en ten zuiden ervan een stervormig straatpatroon met op de kruising een rond plantsoen. Aan oostzijde uitgewerkt met centraal het cirkelvormige Astridplein met daarop radiaal geplaatste straten. De Koninklijke Baan (1902-1905) maakt samen met de Ringlaan en de Blankenbergsesteenweg deel uit van de N34, de kustweg die de badsteden langs de Belgische kust van oost naar west verbindt. Parallel met de tramlijn loopt de Drift (overgaand in de Leopold II-laan en de de Smet de Naeyerlaan), vanaf de 11de eeuw ontstaan na de kustoverstromingen wellicht langs het tracé van een oude schapendriftweg. Uitbreidingen van de bebouwde kom situeren zich ten zuiden van de Drift en de Ringlaan en bestaan uit de verkavelingen Molenhoek, Steenovenwijk, Neptunuswijk en Manitobawijk gerealiseerd in de tweede helft van de 20ste eeuw.

In de noordoosthoek situeert zich de wijk Harendijke als een enclave tegen de grens met Blankenberge. Tussen Harendijke, de dorpskern en de grens met Nieuwmunster liggen de polders met graslanden en akkers. Het gebied wordt doorkruist door de Bommelzwin en andere waterloopjes en beken. De Uitkerkse straat is de enige landweg die hier samen met de Blankenbergse Vaart en de Bommelzwin de grens vormt met Blankenberge en Uitkerke.

De Kerkstraat/Brugsesteenweg, een belangrijke noord-zuidas teruggaand op een oude polder- of schapendriftweg, was eertijds onderdeel van de aloude Brugse Heirweg die het binnenland met de kust verbindt. Parallel met de zee loopt de Zeedijk, ongeveer langs dit tracé liep de middeleeuwse Graaf Jansdijk (tussen Grevelingen en Sas-van Gent) die nu in Wenduine op de meeste plaatsen is afgegraven.

Op de Grote Kaart van het Brugse Vrije door Pieter Pourbus (1571) en gekopieerd door Pieter Claeissens (1601) komen de Drift, Uitkerksestraat en de Kerkstraat/Brugsesteenweg voor met ten zuiden van de dorpskom de kerk van Wenduine.

Dezelfde situatie is te zien op de Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden, opgenomen op initiatief van Graaf de Ferraris (1770-1778). De dorpskern bevindt zich tegen de zeedijk, een eind zuidelijker ligt de kerk en omwalde pastorie. Het landelijk gebied bestaat uit akkers en weiden met schaarse bewoning, meestal hoeves gelegen in omhaagde percelen. Ten noorden worden de polders afgezoomd door een duinenrij (smal ter hoogte van de dorpskom) en het strand.

Wenduine blijft grosso modo ongewijzigd tot in de 19de eeuw. Mede door de opkomst van het kusttoerisme vanaf het laatste kwart van de eeuw wordt de kustplaats ontsloten. De Zeedijk (1869), de Blankenbergsesteenweg (1884) en de tramlijn (1886) worden aangelegd. De dorpskern wordt stilaan getransformeerd en volgebouwd met hotels, pensions en vakantiewoningen, vooral langs de Kerkstraat, de Leopold II-straat, de de Smet de Naeyerlaan en de Zeedijk. Een tweede golf van verkavelingen en bouwactiviteiten manifesteert zich na de Eerste Wereldoorlog. Na de Tweede Wereldoorlog evolueert de badplaats zich verder onder invloed van het massatoerisme.

In de bebouwde kom bestaat de oudste bebouwing uit enkele vissershuisjes langs de Drift op de scheiding tussen duinen en polders. Nummer 45 zou teruggaan tot 1763, nummer 26 dateert van circa 1800. De architectuur uit het begin van de 20ste eeuw wordt gekarakteriseerd door cottage-elementen en de eclectische stijl waarvan nog een aantal voorbeelden terug te vinden zijn vooral langs de De Bruynehelling, de de Smet de Naeyerlaan, de Graaf Jansdijk, de Kerkstraat en de Leopold II-laan. Voorts huizen met neoclassicistische gevels onder meer langs de Brugsesteenweg en de Delacenseriestraat en historiserende gevels langs de Brugsesteenweg, Coppietersstraat, Zuidstraat en bij het voormalige gemeentehuis op de Markt. Typrchische interbellumarchitectuur, onder meer met art-deco-elementen of met modernistische inslag (Drift, Jokstraat, Markt). Het uitzicht van Wenduine wordt verder bepaald door de aanwezigheid van kleine appartementen uit de jaren 1930-1950 (Frans Derleynstraat, Langestraat).

Na de Eerste Wereldoorlog ontstaan langs de kust meerdere sanatoria, sociale en curatieve verblijven. Deze grote complexen worden ook in Wenduine gebouwd (Goedeluchtstraat, Kerkstraat, Park Leopold II). Andere complexen worden afgebroken en vervangen door woningen en appartementen. Vanaf de tweede helft van de 20ste eeuw toenemende aanwezigheid van appartementen en grootschalige woon- en vakantiecomplexen.

Sporen van de Tweede Wereldoorlog zijn terug te vinden aan de Rotonde. De enige industriële activiteit bestond uit een veldoven (in de buurt van Veldovenstraat) opgericht in 1945, de steenbakkerij leverde vooral stenen voor het omliggende. Op het grondgebied van Wenduine staat geen enkel kasteel, notabele woning of buitengoed.

Tegenwoordig valt de gemeente in drie zones uiteen. Aan de zee ligt de dorpskern van Wenduine en aansluitende verkavelingen. In de noordoosthoek bevindt zich Harendijke met een uitgebreide vestiging van campings en vakantieparken. Tussen de verkeersas N307 (Brugsesteenweg), de grens met Nieuwmunster en Blankenberge liggen de polders aansluitend op de Uitkerkse Polders, sedert 2008 beschermd als erfgoedlandschap.

  • BALLEGEER J., VANDENBERGHE E., Tussen Noord-ee en Noordzee in oude prentkaarten, Zaltbommel, 1978.
  • BALLEGEER J., De Haan in oude prentkaarten, Zaltbommel, 1982.
  • CONSTANDT M., 100 Jaar toerisme. Een eeuw vakantie in West-Vlaanderen, Tielt, 1986.
  • COORNAERT M., Bijdrage tot de historisch-geografische ontwikkeling van het middendeel van de Vlaamse kustvlakte, (Westvlaamse Archaeologica, 4, 1988, nummer 2, p. 62-64).
  • CORNILLY J., Monumentaal West-Vlaanderen. Beschermde monumenten en landschappen in de provincie West-Vlaanderen. Deel III: Arrondissementen Brugge, Diksmuide, Oostende en Veurne, Brugge, 2005.
  • CROES F., Bijdrage tot de geschiedenis van de Vlaamse kustvlakte: De Blankenbergse Watering, s.l., 1992, p. 5-7.
  • DEVENT G., De Oostkust van toen. Van Knokke tot Bredene, Brugge, 1982.
  • DEVENT G., Zee en duinen. Kusttoerisme in de 19de eeuw, Brugge, 1991.
  • HENNON J., Wenduine. Dorpsbeelden uit het verleden, Wenduine, 1993 (2 delen).
  • LEPEER L., Vin Dune an de Zee, Wenduine, 1974.
  • MONTEYNE G., VANDAELE R., Wenduine, van middeleeuws vissersdorp tot familiebadplaats, Beernem, 2008.
  • VANDENBERGHE E. e.a., De Haan: van gehucht tot elegante badplaats. Deel 1, s.l., 1996.
  • VANDENBERGHE E., De Haan opnieuw bekeken. Deel 2, Nieuwkerken-Waas, 1999.
  • VERDUYN P., Geschiedenis van Wenduine, Wenduine, 1960.

Auteurs:  Van Vlaenderen, Patricia
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Van Vlaenderen P. 2012: Wenduine [online], https://id.erfgoed.net/teksten/140354 (geraadpleegd op ).


Wenduine ()

Gemeente (485 hectare) aan de Middenkust, geomorfologisch behorend tot de Oudlandpolders en de duinenstreek. Badplaats met agrarisch hinterland.

Diverse archeologische vondsten staven het bestaan van een belangrijke Gallo-Romeinse nederzetting, die zich vanaf 70 na Christus ontwikkelde uit enkele bescheiden woon(vissers?)-kernen. Vanaf het eind e van de 2de eeuw smolten deze nederzettingen samen tot één grote agglomeratie met handelsfunctie. Vondsten zoals beschilderd pleisterwerk, fragmenten van tubuli (verwarmingsbuizen), importstukken en aanduidingen voor de aanwezigheid van een grafveld, wijzen op de belangrijkheid van de site. Sommige auteurs zien in dit Gallo-Romeinse Wenduine een vicus die rechtstreeks met Bavay zou zijn verbonden. Aan de bloeiperiode kwam abrupt een einde door de opstand van Postumus (260-264) en de daarmee gepaard gaande plunderingen enerzijds en de stormvloeden rond 270-280 anderzijds. Rond 270 was de Gallo-Romeinse bewoning te Wenduine definitief verdwenen.

De oudste vermelding van Wenduine vinden we terug in 1183 als "Weinendune"; vijftig jaar eerder, namelijk in 1135, wordt Wenduine onrechtstreeks aangeduid als afhankelijkheid, met hulpkerk of kapel, van Uitkerke. In 1185 wordt Wenduine een zelfstandige parochie, die in de loop van de 13de-14de eeuw zal uitgroeien tot een belangrijke vissersplaats; in 1378 wordt melding gemaakt van een vloot van 42 vissersboten. Vanaf het midden van de 16de eeuw deed zich een crisis voor in het vissersbedrijf. Deze crisis en de calamiteiten in de rand van de Dertigjarige Oorlog, reduceerden Wenduine tot het einde van de 19de eeuw tot een marginale en geïsoleerde landbouwgemeente waar sporadisch aan strandvisserij werd gedaan.

Met de heraanleg van de oude weg Wenduine-Brugge in 1878 begon de ontsluiting van de kustplaats. In 1884 werd de steenweg naar Blankenberge uitgebouwd; in 1886 werd Wenduine via de stoomtram bereikbaar vanuit Oostende en Blankenberge. De verbeterde toegankelijkheid en de nabijheid van Blankenberge, dat reeds vanaf 1840 een belangrijke badplaats was geworden, legde de basis voor de toeristische uitbouw van Wenduine. Hierin speelden de sanatoria een niet onaanzienlijke rol; reeds tussen 1878 en 1880 liet de Brugse geneesheer Van den Abeele er de "Hospices Maritimes" bouwen, wat later tot preventorium Georges Born zal worden; in 1896 werd het huis van "L'Oeuvre Royal du Grand Air pour les Petits" gesticht en in 1903 bouwde de "Nationale Bond tegen de Tuberculose" de villa Maritime. In 1886 beschikte Wenduine over een kleine baddienst; in 1888 werd gestart met de verkaveling en de verkoop van percelen aan de Zeedijk die in 1895 reeds was bebouwd met enkele villa's en het hotel "Pavillon des Dunes". Met het oog op de aanleg van de Leopold II-laan, het Stationsplein en de Graaf de Smet de Naeyerlaan werden in datzelfde jaar de Graaf Jansdijk, een 14de-, 15de-eeuwse zeewering, en de duinkoppen die zich voor de zeedijk hadden gevormd afgevoerd. In 1897 werd aan het westelijke uiteinde van de Zeedijk de Rotonde gebouwd, evenals de hellingen van de zeedijk naar het Stationsplein. In 1899-1900 werd het hoge duin ten westen van de agglomeratie omgeschapen tot het Park Prins Albert. In 1902 werd een algemeen urbanisatieplan goedgekeurd; de aanleg van nieuwe straten begon één jaar later. De oude bewoningsas van de Kerkstraat werd rechtgetrokken waardoor onder meer het oude gemeentehuis en de omwalde pastorie verdween. In 1904 werd de bouw van de Koninklijke Baan naar Oostende opgestart; in 1907 diende de kerk te worden vergroot en begon de aanleg van een nieuwe dubbele baan naar Blankenberge, welke slechts in 1935 werd voltooid. Het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog betekende een korte onderbreking in de uitbouw van de badplaats. In 1924 werden de laatste percelen bouwgrond aan de Zeedijk ingenomen en werd het Marktplein met de aanpalende straten aangelegd. Nog voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog werd de basis gelegd voor de uitbouw van de oostelijke helft van de badplaats met het circulaire Astridplein als middelpunt; in 1937 werd de agglomeratie in het zuiden door de Ringlaan afgezoomd. In de jaren 1950 werden de verkavelingen binnen de Ringlaan volledig bebouwd zodat Wenduine in de tweede helft van de 20ste eeuw tot in het poldergebied werd uitgebreid met de Manitoba-, de Neptunus-, de Steenovenwijk en de Molenhoek.

  • BALLEGEER J., VANDENBERGHE E., Tussen Noord-ee en Noordzee in oude prentkaarten, Zaltbommel, 1978.
  • CONSTANDT M., 100 Jaar toerisme. Een eeuw vakantie in West-Vlaanderen, Tielt, 1986.
  • COORNAERT M., Bijdrage tot de historisch-geografische ontwikkeling van het middendeel van de Vlaamse kustvlakte, (Westvlaamse Archaeologica, 4, 1988, nummer 2, p. 62-64).
  • DEVENT G., De Oostkust van toen. Van Knokke tot Bredene, Brugge, 1982.
  • DEVENT G., Zee en duinen. Kusttoerisme in de 19de eeuw, Brugge, 1991.
  • HENNON J., Wenduine. Dorpsbeelden uit het verleden, Wenduine, 1993 (2 delen).
  • LEPEER L., Vin Dune an de Zee, Wenduine, 1974.
  • VAN DER BRACHT H. (Dienst Cultuur, Gemeente De Haan), mondelinge mededelingen en eigen historische en heemkundige documentatie.
  • VERDUYN P., Geschiedenis van Wenduine. Wenduine, 1960.

Bron: DELEPIERE A.-M., HUYS M. & KERRINCKX H. 2005: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente De Haan, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL9, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs:  Huys, Martine
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Huys M. 2005: Wenduine [online], https://id.erfgoed.net/teksten/121817 (geraadpleegd op ).