Reninge is een dorp met 1116 inwoners (2002) en een oppervlakte van 2290 ha. Aanvankelijk fusioneert Reninge in de jaren 1970 met Noordschote. Reninge fusioneert ingevolge het K.B. van 17 september 1975 en de wet van 30 december 1975 samen met Lo tot de fusiegemeente Lo-Reninge. Reninge is gelegen in de provincie West-Vlaanderen binnen de driehoek Diksmuide-Ieper-Poperinge. Ten noorden palend aan Lo en Pollinkhove (Lo-Reninge), ten noordoosten aan Merkem (Houthulst), ten oosten aan Noordschote (Lo-Reninge), ten zuiden aan Zuidschote, Elverdinge (Ieper) en Woesten (Vleteren), en ten westen aan Oostvleteren (Vleteren).
Landbouw- en woongemeente, ook tuinbouwbedrijven. Een aantal ambachtelijke bedrijven, onder meer metaalconstructie. Reninge ligt op de overgang tussen de grachtenrijke zeepolders (klei) ter hoogte van de IJzer en zandlemig Vlaanderen. De belangrijke verbindingsweg Oostvleteren-Reninge-Noordschote-Merkem dwarst de dorpskern van Reninge.
De IJzer - de belangrijkste waterloop in Reninge - komt het grondgebied binnen in het uiterste noordoosten (ter hoogte van de Knokkebrug) en maakt ter hoogte van de Labiettehoek een belangrijke knik naar het westen, waarna het verdere verloop de noordgrens vormt. Aan de onbedijkte rechteroever van de IJzer liggen op grondgebied Reninge de laaggelegen zogenaamde "IJzerbroeken" die bij hevige neerslag de winterbedding van de IJzer vormen. Deze grachtenrijke broeken worden dan ook enkel gebruikt als hooiland en grasweide.
Het kanaal Ieper-IJzer of de Ieperlee mondt ter hoogte van de Knokkebrug uit in de IJzer (zie onder gehucht Knokke).
De Boezingegracht - reeds aangeduid op de Ferrariskaart van 1770-1778 - is een kunstmatige waterloop voor de ontwatering van de grachtenrijke broeken. De Meersbeek mondt uit in de Boezingegracht.
De Kemmelbeek - reeds aangeduid op de Ferrariskaart - loopt in noord-zuidrichting tot aan de IJzer en vormt de oostelijke grens van Reninge.
Er zijn diverse etymologische verklaringen voor de naam Reninge: 1) Reninge zou afgeleid zijn van een herenwoning of villa indominica waar zich een oude Romeinse markpaal (Termes) bevond. Rein betekent scheid- of landpaal, in oude keursbrieven zou sprake zijn van 'Reineghem'. 2) Andere auteurs brengen Reninge in verband met het werkwoord 'rinnan' dat rennen of lopen betekent. Reninge zou dan wijzen op een waterloop. 3) Volgende verklaring lijkt aannemelijker: Reninge zou afgeleid zijn van de persoonsnaam Rin(us), Rino en suffix 'inga' en betekent "het heim, heerlijkheid, goed of villa van Rin".
Kerkelijk behoorde Reninge tot 1559 tot het bisdom Terwaan; van 1559 tot 1801 tot het bisdom Ieper; van 1801 tot 1834 tot het bisdom Gent en sedert 1834 tot het bisdom Brugge. Reninge ging door als een van de grootste en meest bevolkte parochies van de Kasselrij Veurne-Ambacht.
887: Reninge wordt voor het eerst vermeld in een keure van Karel de Kale, waarin bevestigd wordt dat de volledige tiendeninning van Reninge de Noord-Franse abdij van Marchiennes toekomt. De patroonheilige van de parochiekerk, met name Sint-Rectrudis vormt een aanwijzing dat deze bidplaats door genoemde abdij werd opgericht. Rectrudis (7de eeuw) was de eerste abdis van het vrouwenklooster van de benedictijnenabdij van Marchiennes. De abdij zal een belangrijke rol spelen in de ontginning van het Reningse.
1065: graaf Boudewijn VI schenkt aan de Noord-Franse abdij van Hasnon een hoeve. Reninge was dus reeds vroeg grafelijk bezit. Onder het graafschap van Robrecht de Fries (1071–1093) was het grootste deel van zijn domein Reninge in leen gegeven.
Tweede kwart twaalfde eeuw: de grafelijke leenman is wellicht Daniël van Dendermonde, de plaatselijke heer van Reninge (familie van Reninge) is waarschijnlijk achterleenman. Zeker is dat Daniël van Denderdmonde twee derden van het tiend of het 'bodium' geeft aan Diederik van Reninge. Het andere derde behoort sedert ca. 1100 toe aan de abdij van Voormezele. Dit zorgt voor een conflict met de abdij van Marchiennes. Door bemiddeling van de graaf zullen de twee derden in 1135 opnieuw in handen van Marchiennes komen, het andere derde blijft in handen van de abdij van Voormezele. Om haar deel in het tiend te kunnen innen heeft de Noord-Franse abdij er zeker vanaf 1140 een tiendenschuur, het zogenaamde "Marchiennegoet". Het zogenaamd "Kelenaersbosch" (zie het ruime "Kelnaers Bosch" nog aangeduid op de Ferrariskaart op de grens van Reninge met Woesten) was grafelijk domein en de heer van Reninge was voor 1135 belast met de bewaking ervan. Deze zal bij de stichting van het naburige Woesten zijn rechten op dit bos moeten afstaan.
1140: Aloysius, bisschop van Atrecht, zou de reliek van Sint-Rectrudis naar Reninge hebben overgebracht.
1161: graaf Diederik van de Elzas verklaart dat het bos op de zuidelijke helft van Reninge (de zogenaamde 'solitudo Riningensis') rechtstreeks onder zijn gezag staat en dat de inkomsten voorbestemd zijn voor de graaf. Hij richt er een kerk op die meteen het centrum wordt van een nieuwe zelfstandige parochie genaamd Woesten (nu fusiegemeente Vleteren).
Circa 1200: huwelijken tussen de familie van Reninge en enerzijds vermoedelijke afstammelingen van Willem van Lo of Ieper, en anderzijds de burggravin van Saint-Omer. Vanaf dan vinden we de heren van Reninge ook onder de naam 'van Ieper' en 'van Saint-Omer'.
In de 14de eeuw zou Reninge een bloeiende lakenindustrie gekend hebben.
1344: Ieperlingen zouden het kasteel van Reninge hebben verwoest, waarna het nooit meer in zijn oude luister zou zijn hersteld. Pas in de 17de eeuw zal de familie Vilain opnieuw een kasteel bouwen.
1469: omwille van financiële problemen verkoopt Jan van Saint-Omer de lenen 'dorpsheerlijkheid van Reninge' en 'het Laatschap van Reninge', laatst genoemde in Woesten, aan Eleonora van Poitiers, weduwe van Willem IV van Stavele.
1555: na een aantal verervingen verkoopt een verre erfgenaam van Eleonora van Poitiers de lenen aan Maximiliaan Vilain.
1559: bij de herindeling van de bisdommen onder Filips II gaat Reninge over van het bisdom Terwaan naar dat van Ieper. Bij deze gaat de bediening van de kerk over van de abdij van Voormezele naar de augustijnerabdij van Zonnebeke.
Circa 1584: ten gevolge van de aanhoudende oorlog (Tachtigjarige Oorlog), de godsdiensttroebelen en een pestepidemie is Reninge nagenoeg ontvolkt.
Na de veroveringen van de Spaanse landvoogd Alexander Farnese, vond een algemene uittocht van protestantsgezinden plaats naar Engeland, Duitsland, maar voornamelijk de Noordelijke Nederlanden. De Spaanse troepen leggen in 1584-1591 een verdedigingslinie ten westen van de IJzer en de Ieperlee aan om het achterliggende poldergebied te vrijwaren van de plundertochten van de hervormingsgezinden vanuit Oostende. Als onderdeel van deze verdedigingslinie wordt ten noorden van de samenvloeiing van de IJzer en de Ieperlee een klein vierkant sperfort opgericht, de voorloper van het latere "fort de Cnocke".
1597: plundering van de kerk door de Geuzen.
1599: de Dominicanessen van Rijsel, zogenaamd "Neuve Abbiette" verwerven een boerderij te Reninge, de naam van het gehucht 'Labiettehoek' (aan de IJzer gelegen ten noorden van Noordschote) is afgeleid van deze kloosterorde.
1598-1621: naar verluidt wordt de Sint-Rectrudiskerk gebouwd onder het bewind van Albrecht en Isabella, zie het wapenschild van de landvoogden onder het torenuurwerk van de tijdens de Eerste Wereldoorlog vernielde kerk.
1604: na de verovering van Oostende verliest de verdedigingslinie ter hoogte van IJzer en Ieperlee haar belang. Het sperfort "de Cnocke" blijft evenwel samen met nog drie ander forten behouden.
1627: de familie Vilain, laten als heren van de dorpsheerlijkheid Reninge een kasteel bouwen, grenzend aan de Ieperstraat (zie het zogenaamd "Kasteel Vilain"). Dit kasteel wordt vernietigd tijdens de Eerste Wereldoorlog waarna het historisch heropgebouwd wordt.
1640: bouw van de pastorie zie jaarankers op oude prentbriefkaarten van de tijdens de Eerste Wereldoorlog vernietigde pastorie.
Tweede helft 17de eeuw: Reninge heeft te lijden onder de Spaans-Franse oorlogen in de tweede helft van de 17de eeuw. Hierdoor wint het "fort de Cnocke" opnieuw aan strategisch belang.
1668: als onderdeel van de kasselrij Veurne-Ambacht behoort Reninge sedert de Vrede van Aken tot Frankrijk. Lodewijk XIV laat de noordgrens van zijn rijk versterken door Vauban met de aanleg van een dubbele verdedigingslinie, de zogenaamde 'pré-carré'. Het "fort de Cnocke" wordt omwille van zijn uitzonderlijk strategisch belang vanaf 1678 naar ontwerp van Vauban verder uitgebouwd.
1713: sinds de Vrede van Utrecht, maakt de kasselrij Veurne-Ambacht waaronder Reninge deel uit van de Oostenrijkse Nederlanden. Het "fort de Cnocke" wordt samen met de steden Veurne en Ieper opgenomen in de 'Bareelversterking' tegen het Franse koninkrijk. Na het midden van de 18de eeuw verliezen deze versterkingen echter geleidelijk aan hun betekenis.
1776: oprichting van poldermolen ter hoogte van de Groenedijk (mogelijk op grondgebied Pollinkhove) door de Dominicanessen van Rijsel zogenaamd "Neuve Abbiette". Wanneer de molen verdween is niet geweten, mogelijk gebeurde dit ten gevolge van de Franse confiscatie. Hij verdween zeker vóór 1820, niet meer aangeduid op kadasterplan. Noch van de molen, noch van de kloosterboerderij bleef iets bewaard.
1770-1778: op de Ferrariskaart is het dorp Reninge reeds aangeduid met de huidige constellatie, met name een dorpsplein rond de kerk, en aaneengesloten bebouwing aan de Zwartestraat en de Peperstraat. Het kasteel is reeds aangeduid aan de Ieperstraat. Voorts zijn de IJzerbroeken duidelijk afleesbaar. Enkele belangrijke omwalde hoevecomplexen (onder meer het zogenaamde "Marchienne Goet"), de "Hoflandt-" en de "Reninghe Meulen" zijn aangeduid.
1781: Jozef II geeft de opdracht het "fort de Cnocke" te slopen.
1816: stichting van een zusterklooster en de "School der Barmhartigheid" door E.H. Petrus Jacobus De Clerck (geboren in 1742 te Reninge). In 1833 wordt de stichting omgevormd tot klooster der zusters Annuntiaten.
1820: opmaak van het 'Tableau d'assemblage de la commune de Reninge (...) terminé sur le terrain le 19 décembre 1820', een eerste kadasterplan.
Circa 1843: de Atlas der Buurtwegen duidt ten oosten van de Ieperstraat de zogenaamde "Platsemolen" aan (nog niet aangeduid op de Ferrariskaart). Verder de "Tempelaer Molen" en de "Hofland Molen" buiten de dorpskom.
1862: bouw van de 'knechtenschool', na Eerste Wereldoorlog herbouwd.
1870: oprichting van een monument op het kerkplein voor de schilder Matthijs De Visch (1701-1765). Het witmarmeren borstbeeld wordt vernietigd tijdens de Eerste Wereldoorlog en in 1926 heropgericht.
1875: de IJzer wordt verdiept en rechtgetrokken. Hierbij worden de Knokkebrug - ter hoogte van de samenvloeiing van de IJzer en het kanaal IJzer-Ieper - en de Treurnietbrug (mogelijk de huidige Reningebrug) vernieuwd.
Jaren 1870: aanleg van de steenweg Reninge-Noordschote doorheen het broekland ten oosten van Reninge (Steenweg Reninge-Noordschote).
1891: een oudmannenhuis wordt opgericht door twee zusters Annuntiaten en pastoor de Cuyper. Vanwege de milde steun van de familie Vallaeys is er sprake van het "Gesticht Vallaeys". In 1894 volgen de Zusters van Gits de Zusters Annuntiaten op.
1902: aanleg van de tramlijn Diksmuide-Poperinge, liep ter hoogte van de Oostvleterenstraat en de Steenweg Reninge-Noordschote.
1904: bouw van het gemeentehuis in eclectische stijl. Na de Eerste Wereldoorlog moet dit pand heropgebouwd worden.
Na de val van Antwerpen trekt het Belgische leger zich terug achter de IJzer en de Ieperlee (oktober 1914), waar de frontlijn zich na de Slag aan de IJzer (18-31 oktober) stabiliseert. Reninge - kantonnementsplaats - blijft onbezet gebied, maar ligt slechts op een tweetal km van de frontlinie. Het hoofdkwartier van het Belgische leger wordt gevestigd in het klooster van de zusters Annuntiaten. Voorts zijn er een aantal verzorgingsposten, onder meer de chirurgische voorpost "'t Abelenhof" (Zuidschotestraat) en de verbandpost "De Trompe", voordien herberg "De Smidse" (Hoflandstraat). Er volgen vier jaar van aanhoudend oorlogsgeweld met vanaf 29 oktober 1914 herhaaldelijke beschietingen van Duitse zijde. Op 7 april 1916 wordt een evacuatiebevel voor de burgers van het westelijk gedeelte van Reninge afgekondigd. Een tweede evacuatiebevel voor de hele bevolking volgt in juni 1917. De dorpskern en een aantal omliggende hoeves worden in puin geschoten (zie luchtfoto's van de vernietigde dorpskom respectievelijk in 1916 en 1917 bij R. Lampaert). Van de circa 400 gebouwen worden er na de oorlog ongeveer één vierde totaal onbewoonbaar verklaard. De Sint-Rectrudiskerk gaat in vlammen op na de beschieting van 9 maart 1915. De pastorie, het "kasteel Vilain" en het klooster worden 'slechts' gedeeltelijk vernield. Brouwerij Isidoor Grimmelprez en melkerij Sint-Antonius worden volledig vernietigd.
De Reningse molens worden op bevel van het Belgische leger neergehaald. Zo wordt de molen van de familie Wullepit op de wijk Pijpegale reeds in oktober 1914 gedynamiteerd door de genietroepen.
Sommige vluchtelingen (zij die niet ver waren weggetrokken) keerden reeds aan het einde van de oorlog terug, wanneer het front voldoende was opgeschoven. Vele anderen keerden terug na de wapenstilstand van 11 november 1918. Indien mogelijk trokken zij toch in in hun deels vernielde woningen en hoeves. In 1919 werd een noodkerk opgetrokken naast de ruïnes van de kerk. De zusters richtten noodklassen op om aan de terugkerende kinderen les te kunnen geven. Over noodwoningen te Reninge is weinig geweten. Het is niet geweten hoeveel het er oorspronkelijk geweest zijn. Briefwisseling in het fonds van de Dienst der Verwoeste Gewesten geeft geen locatie van 'barakken' aan, die als niet-blijvend bedoeld waren. Het gemeentebestuur betaalde huur aan het Koning Albertfonds voor het gebruik van enkele 'barakken' voor de gemeentediensten. Er werden ook semi-definitieve woningen opgetrokken, dit door particulieren met financiële steun van de Dienst der Verwoeste Gewesten.
1921-1923: heropbouw van de kerk naar ontwerp van de architecten Charles Pil en Henri Carbon (Oostende) door de aannemers Reychler en Cambien (Eeklo). Ook de pastorie, de onderpastorie, de gemeenteschool en het gemeentehuis worden heropgebouwd door genoemde architecten. Het "kasteel Vilain" wordt in 1920-1922 heropgebouwd door een onderneming uit Oostvleteren. De kerk, de pastorie en het kasteel vormen min of meer getrouwe historische reconstructies, met bij het kasteel wellicht nog belangrijke oude gedeelten.
1926: een nieuw monument voor de te Reninge geboren kunstschilder Matthijs de Visch (1701-1765) wordt opgetrokken door A. Luyten uit Ieper, dit naar model van het vooroorlogse monument.
Na de Eerste Wereldoorlog worden de op bevel van het Belgische leger neergehaalde molens niet meer heropgebouwd. De mechanische maalderij aan de Zwartestraat wordt wel heropgebouwd, dit in tegenstelling tot de brouwerij Isidoor Grimmelprez en de melkerij Sint-Antonius.
1974: de Sint-Rectrudiskerk wordt beschermd als monument (K.B. van 29.03.1974).
1985: het vakwerkhoevetje wordt beschermd als monument, de omgeving als dorpsgezicht (M.B. 07.11.1985).
1994: bescherming van de dorpskern van Reninge als dorpsgezicht, en van het "Kasteel van Vilain" en de pastorie als monument (M.B. 23.11.1994). Het boerenhuis van het "Marchiennegoed", een belangrijke historische hoeve destijds eigendom van de Noord-Franse abdij van Marchiennes, wordt beschermd als monument, de omgeving van de hoeve als dorpsgezicht (M.B. van 23.11.1994).
1995: het "Fort de Cnocke", een geheel van landschappelijke sporen bij de samenvloeiing van de IJzer en de Ieperlee, van een 17-de eeuws fort wordt beschermd als monument (M.B. van 24.10.1995).
De huidige dorpskom van Reninge wordt gevormd door de Lostraat, de Peperstraat, de Zwartestraat, de Dorpplaats, de Ieperstraat en Sint-Maarten. Het onroerend erfgoed binnen deze dorpskom (beschermd dorpsgezicht bij M.B. van 23.11.1994) wordt sterk bepaald door de oorlogsschade van de Eerste Wereldoorlog en de daaropvolgende wederopbouw. Na de Eerste Wereldoorlog worden zowel de kerk, de pastorie als het gemeentehuis heropgebouwd naar ontwerp van de Oostendse architecten Charles Pil (1867-1949) en Henri Carbon (1882-1950). De pastorie wordt evenals het "kasteel Vilain" gerestaureerd als een historische reconstructie naar de vooroorlogse 17de-eeuwse modellen. De onderpastorie - ook naar ontwerp van Pil en Carbon - krijgt (voor het eerst) het uitzicht en de typologie van een pastorie. Deze historiserende wederopbouw met regionale inslag fungeert als pendant en mogelijk werd ze gebouwd naar model van de hoger genoemde pastorie. De voormalige maalderij aan de Zwartestraat getuigt dan weer van de wederopbouw van een industrieel gebouw in het vernietigde dorpscentrum.
De noodwoning of semi-definitieve woning vormt een goede illustratie van de woningnood en de gekozen oplossingen daarvoor in het verwoeste Reninge, wanneer kort na de oorlog de vluchtelingen terugkeerden naar het grotendeels verwoeste dorp. Voorts getuigen het oorlogsgedenkteken op de Dorpplaats en de voormalige Belgische militaire begraafplaats aan de Hoflandstraat van de gruwel van de Eerste Wereldoorlog.
Het landelijk gebied wordt gekenmerkt door verspreide hoevebouw en de landschappelijke sporen van het 17de-eeuwse "fort de Cnocke". In tegenstelling tot de dorpskom ondergingen de hoeves in het landelijk gebied weinig onherstelbare schade tijdens de Eerste Wereldoorlog. Een groot aantal - in kern - 18de- en 19de-eeuwse hoeves zijn dan ook bewaard. Deze hoeves worden gemarkeerd door losse bestanddelen onder zadeldaken, meestal U-vormig rondom het erf gegroepeerd. Deze constellatie - eerder zeldzaam geworden door het slopen van stallingen of schuren - wordt erg goed geïllustreerd door het "Marchiennegoed". Traditioneel is het boerenhuis voorzien van een opkamer, eventueel onder een hogere nok. Een aantal schuren met beplankte langsgevels zijn bewaard.
Een aantal (middel)grote hoeves teruggaand op de 18de eeuw zijn vrij gaaf bewaard. Het langgestrekte boerenhuis met ruime opkamer (jaarankers "1749" en "1750") en de dubbele dwarsschuur (jaarankers "1779"), en het verzorgde metselwerk van het omwalde "Marchiennegoed", tijdens het ancien régime een uithoeve van de Noord-Franse abdij van Marchiennes getuigen van het belang van de site. Hetzelfde verzorgde metselwerk vindt men terug bij nog twee in kern 18de-eeuwse hoeves (Woestenstraat nummer 9, Hoflandstraat nummer 6). De boerenhuizen van beide hoeves zijn voorzien van een (ruime) opkamer met een zijgevel in verzorgd baksteenmetselwerk, bij Woestenstraat nummer 9 met aanduiding van het jaartal 1763, bij Hoflandstraat nummer 6 met jaarankers "1744".
Tot nog toe kon enkel het eigenlijke "Marchiennegoed" aan de abdij van Marchiennes toegewezen worden (zie Frans Fonds in het Rijksarchief). Daar dit archiefonderzoek niet uitputtend gebeurde - wellicht zijn een aantal archiefbestanden ook in Noord-Frankrijk bewaard - blijft de hypothese overeind dat een aantal belangrijke 18de-eeuwse hoeves mogelijk toebehoorden aan deze abdij.
In elk geval kan een grote bouwactiviteit voor hoeves vastgesteld worden te Reninge rond het midden en in de tweede helft van de 18de eeuw. Dit is onder meer herkenbaar in de bouwkenmerken van de hoeves die niet vernietigd zijn tijdens de Eerste Wereldoorlog en in de jaarstenen en -ankers.
Op het grondgebied van Reninge (en bij uitbreiding in heel Lo-Reninge) zij twee kleine vakwerkhoeves bewaard. Het vakwerkhoevetje met strobedekking aan de Sint-Corynstraat nummer 8 bewaart onder meer een stalling, het boerenhuis en een wagenhuis. De hoeve aan Tempelare nummer 2 is een kleine, versteende vakwerkhoeve met huis met opkamer en een kleine dwarsschuur. Ook het boerenhuis van de hoeve aan de Hoflandstraat nummer 6 gaat mogelijk deels terug op een reeds in de 19de eeuw versteende vakwerkbouw.
Heel wat bakhuizen zijn bewaard, ze zijn systematisch opgenomen in de inventaris ook als de hoeve in globaliteit verbouwd is. Deze bakhuizen van het tweeledige type zijn meestal gelegen op veilige afstand van het boerenhuis.
Ook het klein historisch erfgoed van Reninge, met name de wegkapelletjes, komt ruim aan bod in de inventaris. De gedachteniskapel in 1832 opgericht door Jacobus Dehouck (Halvereningestraat nummer + 6) is merkwaardig door het kleine kozijndeurtje in de zijgevel.
Bron: VANNESTE P. met medewerking van MISSIAEN H. 2005: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Lo-Reninge, bestaande uit deelgemeenten Lo, Noordschote, Pollinkhove en Reninge, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL14, onuitgegeven wekdocumenten.
Auteurs: Vanneste, Pol
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Omvat
Broekstraat
Omvat
Dorpskom Reninge
Omvat
Halve Reningestraat
Omvat
Hoflandstraat
Omvat
Ieperstraat
Omvat
IJzervallei tussen Elzendamme en Woumen en Lovaart bij Pollinkhove
Omvat
Knokke
Omvat
Lostraat
Omvat
Molenhoek
Omvat
Molenstraat
Omvat
Nieuwstraat
Omvat
Oostvleterenstraat
Omvat
Peperstraat
Omvat
Pereboom
Omvat
Sint-Corynstraat
Omvat
Tempelare
Omvat
Woestenstraat
Omvat
Zuidschotestraat
Omvat
Zwartestraat
Is deel van
Lo-Reninge
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Reninge [online], https://id.erfgoed.net/themas/14562 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Stad Lo-Reninge
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.