Geografisch thema

Neerglabbeek

ID
14593
URI
https://id.erfgoed.net/themas/14593

Beschrijving

Neerglabbeek wordt voor het eerst vermeld in 1219 (inferior Glatbeke).

Het is een kleine Kempische gemeente, gelegen op het Kempisch Plateau. Het noordwestelijk gedeelte van het grondgebied, boven de Weg naar Opitter, behoort tot het traditionele landschap Land van Peer en Meeuwen, het zuidoostelijk gedeelte tot het Limburgs heide- en bosgebied. Het noordwestelijk deel vormt een onderdeel van de landschappelijke ankerplaats Valleien van Itterbeek en Eetsevelderbeek van Gruitrode tot Opitter. Neerglabbeek ontstond als een typisch Kempische rivierdalnederzetting op de zuidelijke valleiwand van de Baatsbeek, een zijbeek van de Itter, en ontwikkelde zich zoals gebruikelijk bij dit type tot straatdorp. De noordgrens van de gemeente wordt gevormd door de Itterbeek, met zijn steile zuidvalleiwand. Aan de weg naar Opitter vestigden zich een aantal hoeven op deze valleiwand (Ferrariskaart, 1771-77: Cense Ommelenhoff, voor het eerst vermeld in 1767, Cense Debenshoff, voor het eerst vermeld in 1676, beide thans volledig verbouwd). Het grondgebruik in deze beekvalleien wordt van oudsher gekenmerkt door vochtige beemden als hooi- en weiland gebruikt (confer Ferrariskaart, 1771-77). Tot 1940 werd het merendeel van de valleien op deze manier in cultuur gebracht. Na de tweede Wereldoorlog raakten veel van de hooilanden in onbruik; ze werden aangeplant met populieren, verruigden tot rietlanden of evolueerden terug tot elzenbroekbossen of laagvenen. Het historische akkerareaal ligt aan weerszijde van de vallei en deze beemdenzone.

Neerglabbeek beschikte niet over een gemene vroente of heerdgang; daarom waren de hagen (heidevelden en kreupelbos) bij elke hoeve onontbeerlijk: zij dienden o.m. als weideplaats voor het vee en voor de brandhoutvoorziening. De landbouw evolueerde in de loop van de eerste helft van de 20ste eeuw van akkerbouw naar intensieve veeteelt (hokdieren) en in mindere mate rundveehouderij, met bijhorend grasland en voedergewassen als bodemgebruik.

Op de grens met Gruitrode werden in 1969 scherven gevonden uit de La Tène periode.

Neerglabbeek behoorde sinds de 12de - 13de eeuw tot het domein van de graven van Loon en ging na 1366 over naar de prins-bisschoppen van Luik.

Op juridisch gebied viel de gemeente onder de bevoegdheid van de schepenbank van Opglabbeek, die Loons recht sprak en in beroep ging bij de Leenzaal van Kuringen.

Op bestuurlijk gebied was Neerglabbeek een afzonderlijke gemeente met een eigen burgemeester. Tussen Neer- en Opglabbeek, van elkaar gescheiden door het Gruitroderbos, bestond een rechtstreekse verbinding, de huidige Zandstraat, in de volksmond voortlevend als de Glabbekerweg.

De Sint-Hubertuskapel, die reeds bestond in de 13de eeuw, was een filiaal (quarta capella) van de Sint-Lambertuskerk van Opglabbeek; beide kerken waren een stichting van de graven van Loon, die van Opglabbeek waarschijnlijk uit de 12de eeuw, en waarvan zij patronaat en tienden in 1219 aan de abdij van Averbode schonken. In 1283 kreeg de kapel van Neerglabbeek een eigen priester; gedurende lange tijd, o.m. in 1589-1657, bediende de pastoor van Opglabbeek echter beide gemeenschappen. Gedurende het ancien régime waren de pastoors steeds kloosterlingen van de abdij van Averbode. Neerglabbeek werd pas een zelfstandige parochie in de 19de eeuw.

Neerglabbeek was tot begin 20ste eeuw een kleine landbouwgemeente zonder industrie. De bewoning was steeds miniem; in 1767 waren er vijftien huizen. In de tweede helft van de 20ste eeuw evolueerde het dorp tot een woongemeente voor forensen, eerst vooral mijnwerkers in de Genkse steenkoolmijnen; de opkomst van de steenkoolmijnen verklaart de belangrijke bevolkingstoename na 1920. Op het grondgebied bevinden zich een aantal verkavelingen uit het vierde kwart van de 20ste eeuw.

Oppervlakte: 295 hectare.

  • De Vlaamse Landschapsatlas, OC-GIS-Vlaanderen, Brussel, 2001.
  • CLAASSEN A. - DEXTERS R., Kamversiering en ... Eburonen!? Vondstmeldingen Gruitrode-Neerglabbeek, (Limburg, 52, (2), 1973, p. 49-60).
  • GERITS F., Twee visitatieverslagen van omstreeks 1400 voor de kapel van Neerglabbeek, (Limburg, 40, 1961, p. 323-324).
  • GERITS J., De vermeerdering der "Portio Congrua" van de Rektor te Neerglabbeek in 1522, (Limburg, 41, 1962, p. 52-60).
  • GRAUWELS J., De aartsdiakonale visitaties van het dekenaat Maaseik (1646-1726), (Het Oude Land van Loon, 38, 1983, p. 147-148).
  • JANSSEN de LIMPENS K.J.T., Leen- en laathoven in de Maaslandse territoria voor 1795, Maastricht, 1974, p. 129.
  • KEKUS S., Gemeentemonografie: Neerglabbeek, Hasselt, 1980, .
  • MANDERS J. - VERHEIJEN M., Koren op de molen. Langs de Itter, Echt, 1992, p. 119.
  • MOLEMANS J., Limburgse plaatsnamen. 3. Neerglabbeek, Toponymica, XXII, 3, Leuven-Brussel, 1974.
  • VERBOVEN E., Opglabbeek, Neerglabbeek: Hoevenstudie, Hasselt, 1985.
  • WEERD H. VAN DE, Het landdekenaat Eyck. Opglabbeek en Neerglabbeek. Opitter, (Limburg, 6, 1924-25, p. 13-20).

Bron: SCHLUSMANS F. 2005: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Maaseik, Kantons Bree - Maaseik, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 19n1, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Schlusmans, Frieda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

  • Omvat
    Gesloten hoeve met boerenburgerhuis

  • Omvat
    Hoeve Klazenhof

  • Omvat
    Kapel

  • Omvat
    Kapel van Onze-Lieve-Vrouw van Lourdes

  • Omvat
    Parochiekerk Sint-Hubertus

  • Omvat
    Pastorie van de Sint-Hubertusparochie

  • Is deel van
    Meeuwen-Gruitrode


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Neerglabbeek [online], https://id.erfgoed.net/themas/14593 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.