Noordoostelijk gehucht van Grimbergen aan de grens met Eppegem, een deelgemeente van Zemst en doorsneden door het zeekanaal Brussel-Rupel, gekend als de Willebroeksevaart. Oorspronkelijk Heienbeek genaamd naar de Maalbeek die in het gebied van "De Grote Heide" Heienbeek werd genoemd. Het toponiem heide kan zowel verwijzen naar de gelijknamige vegetatie als naar "een plaats die later ontgonnen werd". De plaatsnaam Heienbeek komt reeds voor in 1155 en besloeg een veel grotere oppervlakte dan het huidige gehucht Verbrande Brug. Het gebied werd ongeveer ten zuiden begrensd door de Verbrande Brugsesteenweg, ten westen door de Humbeeksesteenweg, ten noorden door de grens met Humbeek en liep aan de overzijde van het kanaal zeker door tot aan de Gerselarendries. Het gehucht kreeg pas enige betekenis toen het in 1550 verticaal doorsneden werd door de Willebroeksevaart (1550-1561). De houten brug over de vaart werd in 1575 door Spaanse garnizoenen in brand gestoken wat aanleiding gaf tot de huidige benaming van het gehucht.
Het kaartboek van de abdij van Grimbergen van 1699 toont ter hoogte van het huidige centrum, gesitueerd op de westelijke oever, reeds een kleine bewoningskern waar quasi drie evenwijdige straten samenkomen, zijnde de Winkelveldstraat, de Vaartstraat en de Verbrande Brugsesteenweg. De Vaartstraat lag in het verlengde van de Poddegemstraat en was de belangrijkste doorgangsweg van Grimbergen naar Verbrande Brug en verder door naar Zemst en Mechelen. De bebouwing concentreerde zich dan ook voornamelijk langs deze weg; rond de brug en aan weerszijde van de vaart in noordelijke richting. De oostelijke oever in de richting van Humbeek werd ingenomen door de abdijhoeve "Groenenveld" en de uitgestrekte abdijbossen. Pas in de tweede helft van de 19de eeuw kwam het gehucht in volle ontwikkeling dankzij de opkomst van de (chemische)industrie langsheen het kanaal. Onder impuls van graaf Raymond Cornet d'Elzius de Peissant, woonachtig op het kasteel aan de Oostvaartdijk en burgemeester van Grimbergen van 1872 tot 1879, werd Verbrande Brug in 1973 een zelfstandige parochie. Tussen 1873 en 1875 werd de Heienbeekstraat aangelegd en op de hoek met de Verbrande Brugsesteenweg een voorlopige kerk en pastorie opgericht; in 1887 vervangen door de huidige kerk en circa 1903 door de huidige pastorie. Aanvankelijk werd het onderwijs verstrekt in het gemengde gemeenteschooltje van circa 1880 gelegen op de hoek van de Heienbeek- en de Vaartstraat en vanaf 1906 ook in de meisjesschool, bediend door de zusters van de Christelijke Scholen van Vorselaar.
In de loop van de 20ste eeuw breidde de industrie zich steeds verder uit waardoor deze aansluiting vond bij de industriezone van Vilvoorde. De bestaande infrastructuur werd aangepast met onder meer verbreding van het kanaal en vervanging van de houten brug door een metalen kantelbrug met tegengewichten van 1905. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd het gehucht zwaar getroffen, een tiental huizen, waaronder al de historische bebouwing in het centrum (zie oude postkaarten) werden totaal verwoest. Het classicistische kasteel van 1790, gesitueerd op de oostelijke oever van het kanaal ten noorden van de brug en bewoond door de familie Cornet d'Elzius de Peissant, werd eveneens met de grond gelijk gemaakt. Op het terrein verrezen de hoogovens van "Les Cockeries du Brabant" (gesloopt in 1970 en vervangen door een petroleumfabriek) en de erachter gelegen arbeiderswijk "Cockerieswijk", in de volksmond "de Cité", heden Gaston Devoswijk. Het Korporaal Leon Tresignieplein ten oosten van de brug en het oorlogsmonument ten westen ervan verwijzen naar de heldendood van de korporaal tijdens de Eerste Wereldoorlog. De huidige ophaalbrug dateert uit de jaren 1960 en werd ontworpen door de burgerlijke ingenieurs N. Hilgers en J. Renard.
Verbrande Brug is nog steeds een duidelijk afgescheiden gehucht met een kleine bewoningskern ter hoogte van de brug. Het heeft zijn oorspronkelijk landelijk karakter deels behouden in het noordelijk deel. Ten zuiden is de industrie langsheen de westelijke oever van het kanaal opgerukt tot aan de Verbrande Brugsesteenweg en langs de oostelijke oever tot voorbij de Eppegemsesteenweg. Sinds het doortrekken van de Verbrande Brugsesteenweg naar het centrum van Grimbergen, vermoedelijk op het einde van de 19de eeuw, werd dit de belangrijkste doorgangsweg en verloor de Vaartstraat aan belang.
Het architecturale beeld van het gehucht wordt voornamelijk bepaald door eenvoudige, grotendeels aangepaste architectuur: op de oostelijke oever dorpshuizen van anderhalve bouwlaag opklimmend tot het laatste kwart van de 19de eeuw (Heienbeekstraat zonder nr., nrs. 33, 35 en zonder nr./hoek Vaarstraat; Vaartstraat nr. 218) en slechts één eclectische dorpsvilla van 1907 (Verbrande Brugsesteenweg 145) en op de westelijke oever typische arbeiderswoningen van twee bouwlagen met verwerking van decoratieve witte baksteen in de voorgevels uit begin 20ste eeuw (Oostvaartdijk nrs. 2-4). Het centrum wordt gedomineerd door de neogotische kerk van 1887 (Verbrande Brugsesteenweg), de eclectische pastorie van 1903 (Verbrande Brugsesteenweg nr. 165) en het eclectische klooster met aanpalende meisjesschool en neogotische grafkapel op de voormalige speelplaats, allen van 1906. Oorspronkelijk vormden al deze gebouwen visueel één geheel door de omringende bakstenen muur die echter circa 1975 gedeeltelijk werd gesloopt en waarbij een stuk van de pastorietuin als parkeerplaats en speelplein werd ingericht.
Ten westen van het centrum op de zuidelijke oever van de Maalbeek bevindt zich nog een restant van het voormalige "Hof van Lier" (Vaartstraat nr. 25) aan de overzijde van de beek vergezeld van een merkwaardig woonhuis; beiden opklimmend tot de 17de eeuw. Hoevebouw is slechts sporadisch terug te vinden in dit industrieel gehucht, vermeldenswaardig zijn de abdijhoeve "Groenenveld", opklimmend tot de 17de eeuw en na de Franse Revolutie verbouwd tot kasteeltje (Oostvaartdijk nrs. 168-174) en een woonstalhuis opklimmend tot begin 19de eeuw (Oostvaartdijk nr. 24). De enige sociale woonwijk "Gaston Devoswijk", bezijden de Eppegemsesteenweg, opgetrokken in het tweede kwart van de 20ste eeuw, bleef qua configuratie behouden maar de meeste gevels werden aangepast. Ook op industrieel vlak is er geen hoogstaande architectuur terug te vinden; vermeldenswaardig is een kantoor- en magazijncomplex van 1964 naar ontwerp van E. Verhaegen (Verbrande Brugsesteenweg nr. 52).
Bron: VAN DAMME M. met medewerking van DEBACKER I. & BOEKSTAL P. 2005: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie Vlaams-Brabant, Gemeente Grimbergen, Deelgemeenten Grimbergen, Beigem, Humbeek en Strombeek-Bever, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen VLB4, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Van Damme, Marjolijn
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Omvat
Boerenwoning
Omvat
Ensemble van woonhuizen
Omvat
Gaston Devoswijk
Omvat
Heienbeekstraat
Omvat
Industrieel complex
Omvat
Parochiekerk Heilig Hart
Omvat
Twee welkomstbomen
Omvat
Twee woonstalhuizen
Omvat
Vaartstraat
Omvat
Vrijstaande dorpsvilla
Omvat
Woonstalhuis
Is deel van
Grimbergen
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Verbrande Brug [online], https://id.erfgoed.net/themas/14601 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.