Gehucht van Mollem en gelegen ten zuidoosten ervan. De oudste vermelding als "Bolenbeca" zou dateren van 1106; de benaming werd ontleend aan de Bollebeek, die jarenlang de scheiding vormde tussen Bollebeek-Brussegem en Bollebeek-Mollem. In de feodale periode was Bollebeek op wereldlijk vlak immers verdeeld in drie jurisdicties, die gegroeid waren uit een aloud domein dat voor de twaalfde eeuw in het bezit was van de abdij van Nijvel: een eerste jurisdictie was afhankelijk van de hertog en de heren van Asse, een tweede, thans Brussegem, van Grimbergen en een derde enkel afhankelijk van de hertogen; de eerste en de derde zullen in het begin van de Franse tijd uitgroeien tot de gemeente Bollebeek, die in 1810 werd opgeslorpt door Mollem, zie gemeente-inleiding, en verviel tot een gehucht.
In 1117 schonk hertog Godfried I van Brabant zijn allodium in Bollebeek aan de circa 1096 opgerichte vrouwenabdij te Meerhem bij Lede, die in 1102 werd overgebracht naar Vorst bij Brussel. Zo kwam niet alleen het Hof van Bollebeek, centrum van het domein, in handen van de abdij, maar de abdij verwierf zo ook het patronaat van de Sint-Antoniuskerk en dit tot het einde van het ancien régime. Wat betreft het ontstaan van de parochie opteert J. Verbesselt voor een tijdstip na de negende en voor het midden van de elfde eeuw. Ze werd in ieder geval voor de twaalfde eeuw onafhankelijk van de moederparochie Asse.
Thans bestaat het landelijke Bollebeek uit een kleine woonkern rondom de parochiekerk. De belangrijkste as wordt gevormd door de Assesteenweg - Steenweg naar Kobbegem, die zoals de benamingen aanwijzen de verbinding vormen met Asse en Kobbegem. Beeldbepalend is nog steeds het imposante Hof te Bollebeek ten zuidwesten van het centrum en verder naar het westen een bedrijvenzone, opgericht in de jaren 1960.
- HASQUIN H., Gemeenten van België. Geschiedkundig en administratief-geografisch woordenboek 2. Vlaanderen-Brussel, Brussel, 1980, p. 714-716.
- SPANHOVE J., De naam Bollebeek, in Ascania, jaargang 35, nummer 2, 1992, p. 113-114.
- VERBESSELT J., Het domein van de abdij van Nijvel te Bollebeek, in Eigen Schoon en de Brabander, jaargang 49, nummers 8-10, 1966, p. 293-325.