Oostkerke is een deelgemeente van Diksmuide met 313 inwoners en 376 hectare (gegevens stad Diksmuide, 2003). In een eerste fusie van 1971 wordt Oostkerke bij de fusiegemeente Pervijze gevoegd. In 1977 komt de huidige fusiegemeente Diksmuide tot stand door het samengaan van Diksmuide, Beerst, Driekapellen, Leke, Vladslo, Woumen en Pervijze.
Oostkerke is gelegen in het noordwesten van de provincie West-Vlaanderen ten westen van de IJzer op zo'n zes kilometer ten westen van de stad Diksmuide. Omliggende gemeentes zijn: ten westen en ten noorden Lampernisse (Diksmuide), ten oosten Kaaskerke (Diksmuide) en ten zuiden Oudekapelle (Diksmuide) en Lampernisse.
Oostekerke is een landbouw- en woondorp. Het volledige grondgebied van Oostkerke is gelegen in de grachtenrijke en vlakke polders met alluviale kleigrond. De belangrijkste waterlopen zijn de Oostkerkevaart, die het grondgebied ongeveer halverwege in oost-westelijke richting doorsnijdt, de Oude A Vaart (onderdeel van de westgrens) en de Grote Beverdijkvaart. De belangrijkste verkeerswegen te Oostkerke zijn de Lettenburgstraat, een verbindingsweg naar Lampernisse die langs de Oostkerkevaart en de huidige dorpskern loopt en de spoorlijn Lichtervelde- Kortemark-Diksmuide-Veurne (sedert mei 1858).
De huidige naam "Oostkerke" is een benaming van recentere datum (vanaf circa 13de eeuw). Voordien werden de namen "Volcravenkinderkerke", "Volcravekindeskerke", "Volcravenskerke", "Volkeravenskinderkerke" of aanverwanten gehanteerd. Deze naam laat zich als volgt verklaren: de afstammelingen van een zekere Volcraven, toenmalige heer van Lampernisse, zouden een onafhankelijke kerk (het huidige Oostkerke) hebben opgericht. Deze naam "Volcravenskinderkerke" komt geruime tijd samen voor met die van Oostkerke (tot circa 1786). Deze laatste naam refereert enkel naar de ligging (ten oosten) tegenover de moederparochie Lampernisse. Het suffix '-kerke' wijst alleszins op een relatief jonge stichting (12de eeuw).
Oostkerke behoort tot het zogenaamde Middelland van de Polderstreek. Deze benaming verwijst naar de periode (circa 11de eeuw) waarin de slikken tot schorren evolueerden. De bovenste bodemlaag van het grondgebied wordt dan ook gekenmerkt door mariene sedimenten (hoofdzakelijk klei) van de duinkerketransgressie van de 11de eeuw.
De huidige kustvlakte is het resultaat van de stijgende zeespiegel in de Holocene periode, die 10.000 jaar geleden begint met het afsmelten van het ijs van de laatste ijstijd. Hierbij wordt boven het toen bestaande valleivormige Pleistocene oppervlak sediment afgezet in een getijdengebied. In het zeewaartse gebied wordt zand afgezet, in het centraal gebied klei afgewisseld met veen en in het uiterst landinwaartse gebied enkel veen. Het centrale gebied - waarin ook Oostkerke ligt - wordt in de ondergrond ook gekenmerkt door de vroegere loop van de IJzer. In dit gebied komen in de loop van de opvullingsgeschiedenis regelmatig verlandingsfases voor en dit vanaf ongeveer 7500 jaar geleden waardoor zoetwatermoerassen ontstaan waarin veen accumuleert. Gedurende 2000 à zelfs 3000 jaar ontstaat op deze manier 'oppervlakteveen' (1,5 tot 2,5 meter dik). Rond ongeveer 2000 jaar geleden komt de veengroei tot een einde door overstroming en circa 1500 jaar geleden is het gehele gebied opnieuw omgevormd tot een waddengebied met zandwad en slikken doorsneden met getijdengeulen. Deze getijdengeulen eroderen de onderliggende sedimenten en worden met zand opgevuld. Dit waddengebied vormt de begrenzing van de huidige kustvlakte. De ontwikkeling van dit waddengebied bovenop het veen is zeker geen catastrofale overstroming, maar gebeurt geleidelijk aan in landinwaartse richting. Het is dan ook goed mogelijk dat grote delen van het gebied reeds toegankelijk zijn tijdens de Romeinse periode (2de-3de eeuw na Christus).
In de loop van de twaalfde eeuw wordt Oostkerke van Lampernisse afgescheurd. Dit historisch gegeven verklaart waarom Oostkerke tot op de dag van vandaag bijna volledig door Lampernisse wordt omsloten.
Circa 1123-1130: een zekere Volcraven van Lampernisse wordt in de bronnen als schepen van de kasselrij Veurne geattesteerd. Hij was afkomstig van Ploegsteert, van het hof van Lampanesse (grens met Wulvergem) en zou samen met Heribert van Wulvergem en Idesbald van der Gracht in het begin van de twaalfde eeuw begonnen zijn met indijkingswerken in de Kasselrij Veurne. Op deze manier wordt Volcraven heer van Lampernisse, Heribert van Wulvergem heer van Wulveringem, en Idisbald van der Gracht eerste schepen van de kasselrij Veurne en in een latere fase zelfs abt van de abdij ter Duinen.
Circa 1180: afstammelingen van Volcraven van Lampernisse laten een kapel bouwen op het gewonnen schorregebied ten oosten van de Oude Zeedijk. Deze kapel, op zo'n 3 kilometer ten oosten van de kerk van Lampernisse, zal de basis vormen voor de parochie Oostkerke. Deze ontstaansgeschiedenis is eveneens de etymologische verklaring voor de voormalige benaming "Volcravenkinderkerke" en andere afgeleiden van deze nieuwe parochie. Op de P.C. Poppkaart (circa 1850) is ten oosten van de vooroorlogse parochiekerk de pastorie gesitueerd met een trapeziumvormige omwalling. Mogelijk is deze omwalling een restant van de motte van de heren van Oostkerke. Het areaal van de kerk en de aansluitende bewoning zou dan het oorspronkelijk neerhof kunnen zijn.
Circa 1244: "Volcravenkinderkerke", het latere Oostkerke wordt een zelfstandige parochie. Het kapittel van Sint-Omaars (Noord-Frankrijk) bezit het patronaatsrecht van de kapel. Politiek institutioneel maakt Oostkerke deel uit van de Zuidvierschaar binnen de Kasselrij Veurne.
Circa 1250: een geschil tussen de abdij van Cambron en het kapittel van Sint-Omaars over gronden gelegen te Lampernisse, Oostkerke, Oudekapelle en Zoutenaaie laait hoog op. Vermits deze gronden in 1187 nog allen in Lampernisse werden gesitueerd, toont aan dat deze parochies, waaronder dus ook Oostkerke, uit Lampernisse zijn ontstaan.
In de loop van de veertiende eeuw wordt het inwonersaantal van Oostkerke sterk teruggedrongen door opeenvolgende pestepidemiën (1347, 1349), oorlogsgeweld en diverse natuurrampen als aanhoudende droogte (1351) en watersnood (1357, 1362, 1364, 1367).
1302: eerste vermelding van de abdijhoeve "' T Groot Kameroen", een leengoed van de abdij Cambron te Henegouwen (zie Oostkerkestraat nummer 36).
Een andere belangrijke hoeve die reeds in 1340 vermeld wordt te Oostkerke is het "Hof van Rapenburch" in de omgeving van de "Roelanthouc".
1305: tussen Vlaanderen en Filips de Schone, koning van Frankrijk wordt het Verdrag van Athis-sur-Orge afgesloten. Dit verdrag heeft zware financiële repercussies voor de Vlaamse landbouwersbevolking en middenklasse.
1328: tengevolge van deze financiële repercussies breekt er vanaf 1323 in de kasselrij Veurne een opstand van Vlaamse boeren en ambachtslui uit tegen de Leliaertse adel en Frankrijk. In 1328 wordt deze opstand met de Slag van Kassel beslecht in het nadeel van het opstandelingenleger onder leiding van Nicolaas Zannekin. Tijdens deze slag laten ook 18 inwoners van Oostkerke het leven.
Circa 1350: wellicht door het huwelijk van Maria Volcraven met jonker Sohier de Crane gaat de dorpsheerlijkheid van de familie Volcraven naar de familie de Crane.
De vooroorlogse kerk, toegewijd aan Sint-Pharaïldis, beter bekend als Sint-Veerle, dateerde hoofdzakelijk uit de vijftiende eeuw. Het betrof een éénbeukige kerk met ingebouwde westtoren en een omhaagd kerkhof. In een latere fase (onbekend in de literatuur) werd aan de noordzijde een Onze-Lieve-Vrouwkoor met sacristie gebouwd.
1559: bij de opheffing van het bisdom Terwaan komt de parochie Oostkerke onder de bevoegdheid van het nieuwe bisdom Ieper.
1566: zoals de andere dorpen in Veurne-Ambacht heeft wellicht ook Oostkerke te lijden onder de beeldenstorm.
1584: Pauwel Heinderycx, een tijdgenoot, schrijft dat Oostkerke nagenoeg volledig ontvolkt is. De oorzaak van deze ontvolking moet worden gezocht in de godsdiensttroebelen en een verzwakte economische toestand.
1629: Oostkerke wordt samen met twintig andere parochies van de kasselrij Veurne verkocht om de aanhoudende geldnood van de kasselrij te delgen. Oostkerke wordt voor circa 3000 gulden gekocht door Jacob de Schynckele, burgemeester en landhouder van de stad en kasselrij Veurne.
1644: in 1635 verklaart Frankrijk de oorlog aan Spanje. In een eerste fase, wordt deze uitgevochten in Picardië en Artesië, maar vanaf 1644 bereikt het oorlogsgeweld ook Vlaanderen.
1645: de troepen van Graaf van Lamboy maken de streek onveilig. Oostkerke, Lampernisse en enkele andere parochies van Veurne-Ambacht verdedigen zich door alle bruggen over de waterlopen af te breken. Deze eerste fase van oorlogsgeweld wordt afgesloten met de Vrede van de Pyreneeën (1659) waarbij de kasselrij Veurne aan de Spaanse kroon blijft.
1668: het regime van Lodewijk XIV (1661-1715) wordt gekenmerkt door vijf opeenvolgende oorlogen waaronder de Zuidelijke Nederlanden en in het bijzonder de kasselrij Veurne meestal zwaar te lijden hebben. Met de Vrede van Aken (1668) komt de kasselrij Veurne opnieuw onder Frans bewind.
1706-1713: de kasselrij Veurne wordt geteisterd door de Spaanse Successieoorlog (1706-1713). Met het verdrag van Utrecht wordt de kasselrij Veurne definitief bij de Spaanse Nederlanden gevoegd.
1734: Adolf de Joigny de Pamele wordt heer van Oostkerke en Lampernisse. In 1750 wordt hij opgevolgd door zijn zoon Karel, de laatste feodale heer van Oostkerke.
1770-1778: de Ferrariskaart geeft een duidelijk beeld van de omvang van Oostkerke op het einde van de 18de eeuw. "Oostkercke" telde toen slechts twee elkaar kruisende straten met op de kruising een dorpskern, nauwelijks deze naam waardig. Rondom de omwalde kerk en pastorie ten zuiden van de Oostkerkevaart staan zeer verspreid een achttal volumes. In het landelijke gebied zijn een groot aantal kleine en grotere hoeves waar te nemen. De belangrijkste hier zijn evenwel de omwalde "Cse. Cambron" die ten noorden op de grens met Lampernisse is gelegen en de omwalde maar kleinere "Cse. Bien Acquis" ten zuiden van het grondgebied.
1792-1794: Franse troepen vallen voor de zoveelste maal de Zuidelijke Nederlanden binnen en verslaan in oktober met de Slag bij Jemappes de Oostenrijkers. Met de slag van Neerwinden (1793) worden de Fransen evenwel opnieuw verslagen en de daaropvolgende maanden vindt in de Diksmuidse regio een enorme geallieerde troepenbeweging plaats. Met de Slag van Fleurus (26 juni 1794) worden de Zuidelijke Nederlanden definitief bij Frankrijk ingelijfd. Oostkerke behoort daarmee voor de komende twintig jaar tot het Franse Departement van de Leie.
In de 19de eeuw neemt het aantal landbouwuitbatingen terug toe, wat op een zekere voorspoed wijst. De tweede helft van de 19de eeuw is een belangrijke periode voor de verkeersinfrastructuur te Oostkerke.
1801: bij de herverdeling van de bisdomgrenzen wordt Oostkerke in 1801 eerst onder de verantwoordelijkheid van het bisdom Gent geplaatst om vervolgens in 1834 definitief bij het bisdom Brugge te worden gevoegd.
1857: de Lettenburgstraat wordt verhard met een kasseibestrating.
Mei 1858: de nieuwe spoorlijn nummer 73 (Lichtervelde-Kortemark-Diksmuide-Veurne) wordt samen met het station Oostkerke ingehuldigd. Het station te Oostkerke is tot na de Tweede Wereldoorlog een belangrijk goederenstation voor de ontsluiting van het landbouwgebied (onder meer veetransport).
1914-1918: door zijn ligging in de nabijheid van het gestabiliseerde front wordt Oostkerke tijdens de Eerste Wereldoorlog door Duitse beschietingen volledig verwoest. Bij het kruispunt Lettenburg (Lettenburgstraat / Pervijzestraat), tijdens de oorlog een knooppunt van talrijke paserellen en verbindingsgangen naar de frontlinie, wordt de herberg Lettenburg omgebouwd tot een primitieve verbandpost. Bij de hervorming van de 'Service de Santé' in juli 1917 wordt deze medische post omgevormd tot een chirurgische voorpost voor de noordelijke sectie van de Sector Diksmuide.
Na 1918: voor de wederopbouw van Oostkerke wordt omwille van de te hoge saneringskosten beslist om de dorpskern niet meer op zijn oorspronkelijke plaats - ten zuiden van de Lettenburgstraat - te herbouwen, maar wel een nieuwe dorpskern ten noorden ervan aan te leggen naar ontwerp van architect G. De Rive (Brussel). Hiervoor wordt een stuk grond van circa 3 hectare nabij het station, tussen de spoorlijn en de Lettenburgstraat aangekocht. Langs de Lettenburgstraat voorziet De Rive de bouw van een kerk, voorafgegaan door een grote min of meer rechthoekige dries (huidig Sint-Veerleplein) met op de noordwestelijke hoek de pastorie en aan de noordzijde een huizenrij van kleine eenvoudige aaneengesloten arbeidershuizen. Langs de voormalige weg richting station (Oostkerkestraat) wordt eveneens een min of meer aaneengesloten bebouwing voorzien. Aan de westzijde van de kerk wordt een nieuwe weg (Grintweg) richting de spoorlijn getrokken waarlangs het nieuwe schoolgebouw wordt opgericht. De architecten F. De Montigny en L. Somers (Antwerpen) staan in voor de belangrijkste ontwerpen: de Sint-Veerlekerk, de gemeenteschool en de pastorie. Vermits het geplande gemeentehuis uiteindelijk niet wordt gerealiseerd, wordt een woning op het Sint-Veerleplein (nummer 4) gebruikt als gemeentehuis. Op de plaats van het oude dorpscentrum wordt een begraafplaats aangelegd en ter hoogte van de vroegere kerk een grafkapel toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouw van de zeven weeën gebouwd voor de overleden pastoors.
1924: op het Sint-Veerleplein wordt een kapel gebouwd, toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouw van de IJzer voor de militaire en burgerlijke slachtoffers van de Eerste Wereldoorlog.
Na de wederopbouw kent Oostkerke een vrij grote bloei. Het merendeel van de bevolking is tewerkgesteld in de landbouw en de spoorwegen. Het station te Oostkerke was immers tot kort na de Tweede Wereldoorlog een belangrijk goederenstation.
Door de dichte ligging bij het front werd de dorpskern van Oostkerke tijdens de Eerste Wereldoorlog letterlijk van de kaart geveegd. Bij de wederopbouw opteerde men - net zoals bij Kaaskerke - om de kleine dorpskern niet op zijn oorspronkelijke plaats her op te bouwen, maar ten noorden van de Lettenburgstraat in te planten. De huidige dorpskern wordt dan ook volledig gemarkeerd door het stemmige Sint-Veerleplein (zie Sint-Veerleplein) met de Sint-Veerlekerk, de pastorie en een rij arbeiderswoningen in een wederopbouwarchitectuur van de jaren 1920, geïnspireerd op de lokale baksteenarchitectuur.
Bron: MISSIAEN H. & VANNESTE P. met medewerking van GHERARDTS F. & SCHEIR O. 2005: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Diksmuide, Deel I: Deelgemeenten Diksmuide, Beerst, Esen, Kaaskerke, Keiem en Lampernisse, Deel II: Deelgemeenten Leke, Nieuwkapelle, Oostkerke, Oudekapelle, Pervijze, Sint-Jacobskapelle, Stuivekenskerke, Vladslo en Woumen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL18, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Vanneste, Pol; Missiaen, Halewijn
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Omvat
Cayennestraat
Omvat
Grintweg
Omvat
Lettenburgstraat
Omvat
Sint-Veerleplein
Is deel van
Diksmuide
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Oostkerke [online], https://id.erfgoed.net/themas/14634 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Stad Diksmuide
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.