De gemeente Sijsele is gelegen in de provincie West-Vlaanderen op 7,5 km ten oosten van Brugge en op 8,5 km ten zuidoosten van Damme, op de grens met Oost-Vlaanderen.
Sinds 1977 deelgemeente van Damme, alsook de gemeenten Hoeke, Lapscheure, Moerkerke (en het gehucht Den Hoorn), Oostkerke en Vivenkapelle. Gemeente met 5.385 inwoners (01/01/2005) en totale oppervlakte van circa 1685 ha (01/01/2003). Is binnen de fusie het meest verstedelijkt gebied met het grootste inwonersaantal.
Sijsele is de enige deelgemeente van Damme die niet in de polderstreek ligt, maar in de zandstreek. Grenst ten zuidwesten aan Assebroek (Brugge), ten westen aan Sint-Kruis (Brugge), ten noorden aan Moerkerke (Damme), ten oosten aan het Oost-Vlaamse Donk (Maldegem) en ten zuiden aan Oedelem (Beernem).
Uitgestrekte verstedelijkte dorpskern met verschillende woonwijken gelegen langsheen de Dorpsstraat, die samen met de Bruggesteenweg (west) en Gentse Steenweg (oost) de gemeente van west naar oost doorkruist als deel van de N 9, een belangrijke verkeersader die Brugge met Maldegem verbindt. Kleinere verbindingswegen zijn de Stationsstraat, die noordwestwaarts Sijsele met de centra van Vivenkapelle en Damme verbindt, en de Oedelemsesteenweg die zuidwaarts leidt naar de dorpskern van Oedelem.
De gemeente wordt tevens van west naar oost doorkruist door de bedding van de oude spoorlijn Brugge-Eeklo, die doorloopt tot het grondgebied van Assebroek (Brugge).
Sijsele is als voorstedelijke entiteit zowel op Brugge als op Damme georiënteerd. Samen met Moerkerke belangrijkste administratief en verzorgend centrum voor de overige deelgemeenten van Damme met onder meer politiekantoor, gemeentelijke diensten (jeugd, volksontwikkeling, bevolking) openbare bibliotheek, winkels, musea, onderwijs, gezondheidszorg en recreatie (golf, sportvelden); tevens logistieke vestiging van de landmacht. Voornamelijk woon- en agrarische functie, laatst genoemde met accent op land- (akkerbouw, veeteelt) en tuinbouw (onder meer sierplanten-, laurier- en bosboomkweek); enkele ambachtelijke nijverheden en kleinhandel; recent bedrijventerrein aan de Bloemisterijstraat-Pardostraat.
Sijsele behoort geografisch tot de zandstreek, gelegen ten zuiden van de polderstreek met grensovergang op het grondgebied van Moerkerke. Hoogteligging : van circa 6 m (noorden) tot circa 14 m (zuidoosten) boven de zeespiegel.
De bodemgesteldheid heeft zijn weerslag op de geografische landschappelijke ontwikkeling, in de zandstreek gekenmerkt door het gedurende eeuwen sterk beboste houtland. De ondergrond bevat fijn zand gevormd in het eoceen (70 tot 40 miljoen jaar oud). De bovengrond bevat quartair zand dat door de overheersende noordwestelijke winden wordt afgezet vanuit het Noordzeebekken, dat dan nog een uitgestrekte, droge zandvlakte is. Op het einde van het Pleistoceen (circa 100.000-10.000 jaar geleden) vorming van enkele droge stuifzandruggen en duinen die zich langs de grens met de polderstreek van west naar oost uitstrekken; op de plaatsen waar het zand is uitgewaaid blijven moerassige laagten of kommen over.
Op het grondgebied van Sijsele bevindt zich een belangrijke, circa 800 m brede en 2 m hoge stuifzandrug die de gemeente van west naar oost doorkruist. Deze zandrug maakt deel uit van de belangrijkste duinenrug die van Brugge in het westen doorheen Sijsele over Maldegem in het oosten verder doorloopt tot het Waasland en de Antwerpse Kempen en aldus de oude kustlijn volgt. Het domein "Rijckevelde" maakt deel uit van deze duinenrug en bewaart nog altijd stroken (dennen-)bos en enkele duinheuveltjes. Ten zuiden ervan vloeit een natuurlijk waterloop, de Dorpsbeek, die uitmondt in het (later zogenaamd) Sint Trudoleke ten zuiden van Assebroek. Het gebied ten noorden van de stuifzandrug wordt pas na middeleeuwse inpolderingen ontgonnen en behoort tot de watering van Moerkerke-Zuid over de Lieve.
De ligging op de Pleistocene dekzandrug heeft in belangrijke mate de occupatiegeschiedenis bepaald. Archeologische vondsten (vuurslagen, stenen gebruiksvoorwerpen) in het Rijckeveldebos laten bewoning in dit hoger gelegen gebied tijdens de prehistorie vermoeden. De Antwerpse Heirweg is een restant van de wegeninfrastructuur uit de Romeinse tijd, die volgens sommige bronnen vermoedelijk teruggaat op een nog oudere (aarden) verkeersweg die vanuit Brugge de zandrug volgt richting Stekene en Antwerpen. Op de zandrug, waar zich enkele afgeplatte duintjes bevinden, met name de Warande en de Bollekes, ontstaan de oudste bewoningskernen, met name de wijken "Estegem" en "Den Doorn". Ten zuiden ervan zal zich geleidelijk aan de dorpskern van Sijsele ontwikkelen.
Terwijl de kustvlakte nog overstroomd is, begint vanaf circa de 6de eeuw de agrarische ontginning van het grondgebied van Sijsele. Langs de Antwerpse Heirweg wordt door de Franken de nederzetting "Estegem" gesticht, waar op een driehoekige "est" aan landbouw wordt gedaan; tevens veeteelt zie aanleg van enkele veedriftwegen.
Oudste vermelding als "Siedsela" in een charter van 961; later ook nog vermeld als onder meer "Sisela" (1116), "Sisele" (1123), "Ziesseele" (1246) en "Sysseele" (1568). De uitgang "-sele" verwijst naar een erfpachthoeve of "sala", uitgebaat door een Frankische boer, Siedsu ("Sij-"), die waarschijnlijk in de 6de eeuw op een domein van de Frankische koningen met de ontginning langs de Dorpsbeek begint en tevens de Rijckeveldelanderijen in bezit heeft. Zijn nakomelingen maken het domein erfelijk en evolueren tot de Heren van Sijsele, leenmannen van de Frankische koningen.
Vermoedelijk omstreeks dezelfde tijd is een tweede Frankische familie neergestreken op "Rostune", die een omwalde pachthoeve opricht een paar kilometer oostwaarts langs dezelfde beek, voorheen gekend als de Rostunebeek.
Het oorspronkelijke Sijsele ontstaat bijgevolg als Frankische nederzetting, waar enkele heerlijkheden met feodale rechten worden opgericht, net als het nabijgelegen Male en Viven. De dichtstbij gelegen Frankische begraafplaats is op Rijckevelde te situeren.
De kerstening van het Brugse Ommeland begint vermoedelijk omstreeks het midden van de 7de eeuw onder de in 641 benoemde bisschop Eligius van Noyon-Doornik. Voor zover bekend, bestaan er vóór 800 in het Brugse Ommeland slechts twee parochies, met name Sijsele en Snellegem. Beide uitgestrekte domeinen zijn gelegen in de zandstreek en worden van elkaar gescheiden door de Reie, waarlangs in de 9de eeuw Brugge zal ontstaan. Ten noorden wordt de grens deels gevormd door de opgehoogde schapenweg Vlamingdoma-Gentele, waarvan de Frankische koning het weiderecht bezit.
Sijsele groeit uit tot één van de machtigste en meest uitgestrekte heerlijkheden van de streek waarvan het domein zich uitstrekt ten oosten van de Reie en de huidige gemeenten Assebroek, Sint-Kruis, Sijsele, Oedelem, een deel van Koolkerke en een deel van Brugge omvat, en samen met Weinebrugge en Snellegem de "Pagus Flandrensis" vormt. Kerkelijk maakt het gebied deel uit van het bisdom Noyon-Doornik.
In de 9de eeuw wordt dit domein onder Boudewijn I, de eerste graaf van Vlaanderen, grafelijk bezit. Vermoedelijk circa 862 wordt Sijsele door hem geschonken aan het Sint-Maartenskapittel van Utrecht. Vóór 875 bestaat er reeds een bedehuis gewijd aan Sint-Martinus, gebouwd als burchtkapel op het domein van de Heer van Sijsele.
Door de bevolkingstoename en de groei van de parochie door het vrijkomen van uitgestrekte stukken aangeslibde grond tijdens de zogenaamd Karolingische regressie, verspreidt de bevolking zich steeds meer. Daardoor ontstaat de noodzaak om vanuit de moederparochie Sijsele nieuwe parochies te stichten, onder meer in 875 de Onze-Lieve-Vrouwparochie in Brugge, in de 10de-11de eeuw Sint-Kruis (beide op het westelijk deel van het grondgebied), in 1184 Oedelem (zuidelijk deel) en circa 1350 Viven (noordwestelijk deel, zie Vivenkapelle).
Wellicht in het begin van de 11de eeuw wordt, ter vervanging van het eerste bedehuis, een Romaanse Sint-Martinuskerk opgetrokken als hoofdkerk van de parochie Sijsele, een kruiskerk met een spitse Romaanse vieringtoren.
In de eerste helft van de 11de eeuw wordt onder één van de Elzasser graven een indrukwekkende waterburcht een honderdtal meter ten zuidwesten van de kerk gebouwd, het zogenaamde "Hof van Sijsele", waarin de Heren van Sijsele hun onderkomen vinden.
Op initiatief van de graven van Vlaanderen neemt men vanaf de 9de-10de eeuw aanvang met het indijken en droogleggen van de omliggende uitgestrekte moerassen of "spaermaelghen", die geregeld vanuit het Zwin overstroomd worden, zie toponiemen als onder meer "Zwinsgat", "Stakendijke" en "Ziltemeersen". Tevens worden op de droge zandruggen akkers aangelegd, ontgonnen vanuit enkele hofsteden. Secundaire zandstreekwegen als de Schardauwstraat worden aangelegd ter verbinding van de hofsteden en de akkers. De oudst gekende hofsteden op het grondgebied van Sijsele zijn het "Hof van Sijsele", het "Hof ter Bolle" op de wijk Estegem, het "Hof ter Ostijne" (Rostune) en het "Hof van Kaleshoek", allen gelegen op een terp en voorzien van een ronde omwalling en een kouter.
Circa 1238-1240 eerste vermelding van de Heren van Sijsele : Wouter of Walter van Siezele, erfelijk schout van Brugge, na zijn overlijden in 1258 opgevolgd door Jan van Sijsele, grootbaljuw van Ieper. Tevens in 1240 eerste vermelding van Eustachius, Heer van Rostune, de heerlijkheid die in de eerste helft van de 13de eeuw uitgebreid wordt met Schardauw, een kleine bezitting ten zuiden ervan, en Helsmoortel of Elsmoortele, een klein leengoed dat ervoor toebehoort aan de Heren van Oostkerke en gelegen is tussen Rostune en de kerk van Sijsele.
De Spermalieabdij te Sijsele vindt haar oorsprong in de oprichting circa 1200 van een kapel ter ere van Sint-Pieter op het grondgebied van Slijpe door een edelvrouw, Gela, dit met de bedoeling er een klooster te stichten. Dit klooster wordt opgericht op ingepolderd land te Honkevliet - later Sint-Pieterskapelle- op de rechteroever van de IJzer, vandaar ook "Nieuwlandabdij" genoemd. In 1235 treedt de gemeenschap formeel toe tot de orde van Cîteaux. Tussen 1241 en 1243 wordt deze abdij naar Sijsele overgebracht op initiatief van de grafelijke ambtenaar Egidius van Breedene. Deze stelt zijn domein Spermalie ("spaermaelghen" = drooggelegd moeras), gekocht in 1228 van Willem van Oostkerke, in 1239 ter beschikking en breidt dit uit door aankoop van grond van de Heer van Rostune en in 1240 van Heindrik, Heer van Viven. Tussen 1247 en 1257 worden een kerk en een nieuw klooster gebouwd, het zogenaamd "Nieuw Jeruzalem" of "Beata Maria de Jerusalem", met bijhorende hoeve opgericht circa 1300. Deze abdij is verantwoordelijk voor enkele inpolderingen, onder meer van de Spermaliepolder in de 13de eeuw, waarin de middeleeuwse dorpskern van Lapscheure, door de stormvloed van 1134 verzwolgen, gelegen is, en waardoor de oude parochiekerk weer kan worden opgebouwd (zie Lapscheure).
Om hun status hoog te kunnen houden, dienen de Heren van Sijsele in de loop der tijd grote delen van hun grond te verkopen, onder meer aan de Heren van Oostkerke, Viven en Praet. Voor de uitbreiding van de stad Brugge wordt in de tweede helft van de 13de eeuw een tweede grachtengordel met vestingmuren en monumentale poorten voorzien, met daarbuiten een brede onbebouwde zone. Ofschoon de Heren van Sijsele zich verzetten, dient, bij de afbakening van de oostgrens, een groot deel van de heerlijkheid Sijsele te worden afgestaan; de onteigening hiervoor gebeurt in 1275 op initiatief van gravin Margaretha van Constantinopel.
Hierna kiest Jan, Heer van Sijsele, partij voor de koningsgezinde leliaards waarna in 1302 zijn kasteel verwoest wordt onder bevel van Willem van Gullik, die samen met Pieter de Coninc ook het nabijgelegen kasteel van Male verwoest. Deze vernielingen leiden tot de Brugse Metten en de Guldensporenslag. Op 23 oktober 1303 wordt door waarnemend graaf van Vlaanderen, Filips van Thiette, de heerlijkheid Sijsele verbeurd verklaard en bij de stad Brugge gevoegd; de inwoners worden Brugse poorters en de eigendommen van de Heren van Sijsele blijven grafelijk domein tot in 1360.
Ofschoon de heerlijkheid Sijsele na 1305 terug wordt opgericht, blijft dit onder het bestuur van de Burg van Brugge, waar ook het wethuis of de vierschaar van Sijsele zich bevindt. De twee burgemeesters en zes schepenen zetelen in een kamer ("ten steghere camere") in het Steen op de Burg. Het kasteel van Sijsele wordt niet meer heropgebouwd. Het reliëf in de bodem een 100-tal meter ten zuidoosten van de hoeve "Hof van Sijsele" (zie Meibosweg nummer 2), getuigt nog van de ruïne waarvan eeuwenlang stenen worden gerecupereerd.
Door de sterke bevolkingstoename vanaf de 12de-13de eeuw, is men gedwongen de ontginningen op het grondgebied van Sijsele sterk uit te breiden : buiten de zandruggen worden de komvormige depressies drooggelegd door het graven van watergangen naar de polders. In deze periode worden te Sijsele vele nieuwe hoeves opgericht, voornamelijk op de rand van een droge zandrug en een natte depressie. Het "Goed Ter Velde" op de Veldhoek, aan de rand van het Maldegemveld, en het "Goed Rijckevelde" in het zuidwesten van het grondgebied, herinneren beide aan het woeste bos- en heidelandschap (= veld) waarin deze bedrijven worden gevestigd. In deze periode worden het Sijsele- en Maleveld gebruikt als gemeenschappelijke weidevelden voor het vee.
In 1267 vermelding van de wijk "Den Doorn" langs de Antwerpse Heirweg, van waaruit de bossen in het noorden van Sijsele worden ontgonnen. Vóór 1400 wordt tevens melding gemaakt van een "Goed van het Brugse Sint-Jansgasthuis" op het grondgebied van Sijsele, vlakbij de grens met het huidige Donk (Maldegem) (zie Awalstraat nummer 1).
In de loop van de 15de eeuw wordt het kasteel Rostune verkocht aan de Heren van Gruuthuuse - tevens de toenmalige eigenaars van het Hof van Sijsele - die de oorspronkelijke burcht laten ombouwen tot een gotisch kasteel. In 1462 wordt het door Lodewijk van Gruuthuuse opnieuw verkocht aan Arnould van Bourgondië, een bastaardneef van Filips de Goede. Na zijn dood wordt in 1488 het kasteel geplunderd en verwoest door de oproerige Bruggelingen. Het herstel gebeurt door Willem, de zoon van Arnould, die met de schadeloosstelling van Brugge het domein kan verfraaien. Het kasteel met torentjes en kantelen, bijgebouwen, neerhof en poortgebouw, gelegen recht tegenover de Rostunestraat, wordt onder meer weergegeven op de kaart van Pieter Pourbus (1561-1571) en op een manuscript van Patricius Beaucourt de Noortvelde. Later gaat Rostune over naar de familie Van Schoore.
In de middeleeuwen wordt het omwalde goed "Rijckevelde" tot kasteeldomein uitgebouwd. Fragmentarische archivalische bronnen wijzen erop dat het een leengoed is van de Burg van Brugge en dat verschillende particulieren in de postmiddeleeuwse periode de titel van "Heer van Rijckevelde" dragen: circa 1400 wordt melding gemaakt van Jan en Klaezinnen van Rijckevelde; een document van 1487 vermeldt ridder Jan vander Bouverye als eigenaar van de toenmalige versterkte hoeve.
In de loop van de 16de eeuw verheft de Spaanse koning Filips II de heerlijkheid Sijsele tot baronie, die in 1558 (volgens enkele bronnen in 1569) verkocht wordt aan Juan Lopez-Gallo, tevens eigenaar van de heerlijkheid Male. Ook de "steghere" in de Burg van Brugge wordt aangekocht, zodat de vierschaar van Sijsele er kan blijven zetelen. De nakomelingen verkopen in 1679 de jurisdictie over Sijsele aan het Brugse Vrije, terwijl de titel van Heer van Sijsele overgaat op Jozef van Schoore, Heer van Rostune. In 1746 worden beide eigendom van de markiezen de Sucre.
In 1559 wordt de parochie Sijsele bij het nieuw opgerichte bisdom Brugge gevoegd. Tijdens de geuzenstrijd in 1578 worden de Sint-Martinuskerk en de Spermalieabdij verwoest. De kerk wordt erna hersteld met gerecupereerde bouwmaterialen afkomstig van de abdij; de kloosterzusters moeten uitwijken naar de refuge van de abdij van Ter Duinen in Brugge waar ze een nieuw klooster stichten; de abdij wordt niet meer herbouwd.
Pas hersteld, wordt de kerk opnieuw toegetakeld door de Hollandse troepen in 1634 en door Franse invallers in 1676, waarbij ze gedeeltelijk afbrandt.
In de 16de eeuw bestaat het domein "Rijckevelde" hoofdzakelijk uit bossen met enkele stukken woest land. Vanaf dan zijn er duidelijke aanwijzingen voor de aanwezigheid van de gebouwen die de kern vormen van de huidige landhuis- en hoevegebouwen. Op de kaart van het Brugse Vrije van Pieter Pourbus (1561-1571) gekopieerd door Pieter Claeissens (1597), wordt "Rijckevelde" weergegeven als een opperhof-neerhofsite met dubbele omwalling. Op het opperhof staat een torenvormige constructie getekend, wellicht de kern van de nog steeds aanwezige toren van het landhuis. Op het neerhof ten zuiden ervan staan enkele losse gebouwen; in een moerbalk staat een datering - wellicht te lezen als "1621"-, die erop wijst dat vermoedelijk in het begin van de 17de eeuw een belangrijke heropbouw of herinrichting van oudere hoevegebouwen plaats vindt (zie Rijckeveldestraat).
Een landboek van Sijsele daterend van 1668-1669, geeft een beeld van de ongelijkmatig verdeelde bewoning in die periode, een toestand die grotendeels overeenstemt met de bewoningsconcentratie op het einde van de middeleeuwse bevolkingstoename, tevens weergegeven op de kaart van Pieter Pourbus. Opmerkelijk is de tot dan toe nog steeds kleine dorpskern bestaande uit de kerk, het kerkhof dat tot op de huidige steenweg reikt en slechts enkele huizen, aan west- en zuidzijde palend aan het toenmalige dorpsplein. Aan de noordzijde van het kerkhof, waar thans de huidige steenweg doorloopt, bevinden zich de pastorij en een herberg, zogenaamd het "Schottershof", wat wijst op het bestaan van een schuttersgilde.
De dichtst bewoonde kern op Sijsele blijft de wijk "Den Doorn": in het westelijk deel ervan liggen de bewoonde plaatsen sterk gegroepeerd langs de Antwerpse Heirweg en de huidige Veldstraat; in het oostelijk deel is de bebouwing geconcentreerd in de wijk "Estegem", met onder meer een viertal hoeves langs de Doornstraat. Andere bewoningskernen zijn onder meer "Veldhoek", "Stakendijke" en "Hekhoek"; de kaart van Pieter Pourbus duidt ook de gehuchten "Allekerke" en "De Zwane" ten oosten van de dorpskern aan.
Het zuidelijk deel van Sijsele wordt gekenmerkt door zeldzame, verspreide bewoning langsheen Zomer-, Zwin- en Schardauwstraat. De rest van het gebied is onbewoond, met uitzondering van de oudere, reeds vermelde hofstedes, die veelal door een dreef verbonden zijn met de weg. Het "Hof van Sijsele" is op dat moment nog een gewone hoeve, zie weergave op de kaart van het Brugse Vrije door Claes Visscher (1640).
Verspreid over het grondgebied zijn tevens enkele 16de- en 17de-eeuwse herbergen gekend, onder meer "De Pollepel", "De Zwarte Leeuw", "De Oude Zwaan", "De Hert" en "Stakendijke".
Tevens ontwikkeling van de landbouwnijverheid, zie oprichting van enkele houten staakmolens op het grondgebied van Sijsele, onder meer de Veldmolen en de Spermaliemolen bij de abdij, beide weergegeven op de kaart van Pieter Pourbus (1561-1571), en de Allekerkemolen (1632).
Onder het Oostenrijks bewind wordt in 1769 de (oude) Antwerpse Heirweg vanaf Male 800 m naar het zuiden verlegd, rechtgetrokken en heraangelegd met kasseien. Later maakt deze deel uit van de nieuwe steenweg over Eeklo naar Gent, aangelegd in 1778 om de oude Gentse heerweg te vervangen; hierbij worden de grachten van het Hof van Rostune gedempt. Pas in 1783 wordt de steenweg Maldegem-Sijsele-Brugge aangelegd.
Hierdoor verliest de Antwerpse Heirweg zijn functie van belangrijke verkeersweg. Het feit dat de nieuwe steenweg langsheen de kerk loopt, heeft tot gevolg dat de huidige dorpskern uitgroeit tot een grotere bewoningsconcentratie. Enkele volkstellingen tonen een gestage bevolkingsaangroei in de 18de eeuw aan : van 561 inwoners (1748) naar 900 (1786).
De Ferrariskaart (1770-1778) geeft de kleine dorpskern met de Sint-Martinuskerk ten zuiden van de steenweg weer met aanduiding van de gehuchten "Tentecke" (Hekhoek), "Sysseelestraete", "Somerstraete", "Veldthoeck" en het vrij dicht bewoonde "Doorenstraete" (Den Doorn). Tevens weergave van vele nieuwe hofsteden die in de loop van de 18de eeuw verspreid over het grondgebied van Sijsele worden opgericht, onder meer de huidige *hoeve "Rostune" in 1724 (zie Gentsesteenweg nummer 17), de "Stockmanshoeve" in 1748 (zie Doornstraat nummer 16) en het "Vredehof" in de tweede helft van de 18de eeuw (zie Dorpsstraat nummer 1); ook vele kleinere hoeves worden opgericht, voornamelijk aan de rand van bos- en heidecomplexen. De Ferrariskaart toont tevens enkele concentraties van (vooral naald-) bossen, een gevolg van de bebossing van meersen en velden vanaf de 18de eeuw, waarbij ook het bestaande bos gedeeltelijk wordt uitgebreid, onder meer het domein behorend bij het kasteel "Rijckevelde". Aan het einde van de 18de eeuw wordt het Rijckeveldebos deels ontgonnen voor landbouwdoeleinden; in 1846 is het bos voor de helft verdwenen. Het Male- en Sijseleveld blijven onaangetast omdat ze nog steeds als gemeenschappelijke weiden in gebruik zijn.
In de 18de eeuw bouw van de (thans verdwenen) "Lannoyemolen", een houten standaardmolen, langsheen de Antwerpse Heirweg nabij de grens met Maldegem, in 1933 getroffen door blikseminslag en in hetzelfde jaar afgebroken.
Circa 1789-1790 starten grondige verbouwingswerken aan de Sint-Martinuskerk, doch de Franse Revolutie maakt een einde aan de werkzaamheden in 1792.
Na de bezetting schaft de Franse overheid de heerlijkheid Sijsele af, waarbij alle feodale en kerkelijke rechten wegvallen, met als gevolg definitief verval van het Hof van Sijsele en van Rostune, waarvan enkel de hofsteden overblijven. Tevens definitieve afschaffing van de Spermalieabdij (1796) die als nationaal goed wordt verkocht; enkel de omwalde historische abdijhoeve blijft bestaan (zie Spermalieweg).
In 1795 wordt Sijsele een onafhankelijke gemeente; de overige wijken worden bij de Brugse randgemeenten gevoegd.
De parochie Sijsele wordt in 1801 bij het bisdom Gent gevoegd en vanaf 1834 opnieuw bij het bisdom Brugge.
Pas in 1802, na de reeds aangevatte verbouwingen, wordt de Sint-Martinuskerk weer opengesteld. De kerk bevindt zich op dat moment nog steeds in een erbarmelijke en zelfs eigenaardige toestand, zie het nieuw gebouwde deel is hoger dan de oorspronkelijke toren en er is geen zoldering. Er wordt beslist het nog resterende oude gedeelte af te breken en aan te passen aan het reeds herbouwde gedeelte. In 1837 vangen de werken aan en in 1838 kan men de nieuwe kerk al in gebruik nemen.
Vanaf het einde van de 18de-begin van de 19de eeuw kent Sijsele een geweldige ontwikkeling, vooral dankzij de staatsbaan die dwars door het dorp loopt, langs dewelke de recente dorpskern tot ontwikkeling komt. De 19de-eeuwse volkstellingen tonen een gestage groei van de bevolking aan : van 1286 inwoners in 1814 naar 2320 inwoners in 1890. Zones die in de 18de eeuw nog onbewoond zijn, zoals het gebied ten noorden en westen van de wijk "Den Doorn", worden ten gevolge van de ontginning van bossen, beboste meersen en ook van het Male- en Sijseleveld, in gebruik genomen door kleine landbouwbedrijven.
Door de bloeiende landbouwnijverheid worden te Sijsele vele nieuwe (wind-)molens opgericht: de dorpsmolen of "Molen Lievens", een stenen bergmolen aan de Nieuwe Weg (1820), de "Allekerkemolen", een stenen koren- en olieslagmolen aan de Antwerpse Heirweg (1873) op de plaats van de 17de-eeuwse houten staakmolen en de houten olieslagmolen van Clement Rommel in de Dorpsstraat, die door middel van een stoommachine in beweging wordt gebracht (1882), gesloopt in het begin van de jaren 1950. Twee andere molens, waarvan de bouwdatum onbekend is doch opgetrokken vóór 1875, zijn de "Plaetsemolen" en de "Konijneveldmolen".
In de periode 1877-1882 worden nog zeven kleine staakmolens voor graan opgericht, onder meer in het dorp en op de wijken Kaleshoek, Donk, Stakendijk en Stratendijk, allen echter reeds afgebroken in de loop van het laatste kwart van de 19de-begin van de 20ste eeuw.
Tevens wordt circa het midden van de 19de eeuw in de hoeve van het voormalige Hof van Sijsele een landbouwstokerij opgericht, uitgebaat door de familie Verstraete, waarbij het geoogste graan ter plaatse verwerkt wordt tot alcohol. Omdat er steeds meer water nodig is voor het procédé, wijkt de stokerij in het derde kwart van de 19de eeuw uit naar de Damse poort te Brugge, waar deze aan de oorsprong staat van het ontstaan van de gistfabriek aldaar.
Naast deze landbouwfunctie ontwikkelt zich te Sijsele meer en meer de woonfunctie, gericht op het werkverkeer van en naar Brugge. In 1862 wordt de spoorlijn Brugge-Eeklo aangelegd, met station op grondgebied van Sijsele langsheen de voormalige Tronkedreef, de huidige Stationsstraat.
Typerend voor de 19de eeuw is de ontwikkeling van het onderwijs: in 1828 wordt een school gebouwd in de tuin van de pastorie aan de Dorpsstraat, die stelselmatig wordt uitgebreid. In het derde kwart van de 19de eeuw wordt door de zusters Maricolen uit Brugge een gemeentelijke lagere meisjesschool opgericht in de Kloosterstraat en in 1868-1869 komt er een jongensschool in de Stationsstraat.
Wegens de steeds groeiende bevolking is de pas 50 jaar oude Sint-Martinuskerk te klein geworden. In 1890 vangt men aan met de bouw van de huidige kerk onder leiding van de Brugse architect Antoon Verbeke (1828-1907). Op 11 november 1892, Sint-Maartens feestdag, neemt men de nieuwe neogotische Sint-Martinuskerk in gebruik; de werken duren evenwel voort tot 1898, het jaar van inhuldiging.
Rond de eeuwwisseling vestigen zich enkele bedrijven en fabriekjes te Sijsele, onder meer een papierzakkenfabriek en een fabriek van school- en bureelbehoeften, beide bloeiende nijverheden tot in het laatste kwart van de 20ste eeuw.
Tevens verdere uitbouw van land- en tuinbouw en veeteelt : onder meer in 1909 vestiging op een terrein aan de zuidwestzijde van de Dorpsstraat, behorend tot het bos van het domein Rijckevelde, van een plantenkwekerij van de Hofbouwmaatschappij "Flandria", die faam maakt door uitvoer naar onder meer de hoven van de Russische tsaren. Tevens is te Sijsele tot vóór de Eerste Wereldoorlog een zwijnenslachterij gevestigd, gericht op uitvoer naar Engeland. In de loop van de 20ste eeuw zijn in de gemeente ook nog vele maalderijen werkzaam, onder meer langs de Gentse Steenweg, de Stations-, de Veld- en de Zomerstraat.
In 1913 wordt in opdracht van baron Raphael Gillès de Pélichy het huidige kasteel Rijckevelde opgetrokken, vlakbij de hoeve en het oude kasteel. Het neogotische kasteel, voltooid in 1929, wordt omgeven door een park met vijver, als zomerverblijf gebruikt door de in Izegem residerende familie Gillès de Pélichy.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog is Sijsele is pleisterplaats voor de Duitse bezetter, met onder meer vestiging van een brandweerkorps in het "Vredehof" (zie Dorpsstraat nummer 1) en aanleg van een vliegveld.
Tijdens het interbellum zet de verstedelijking van het dorp zich verder. De Bruggesteenweg-Dorpsstraat-Gentse Steenweg ontwikkelt zich tot een belangrijke verkeersweg, langswaar de bebouwing sterk toeneemt; tevens is er druk treinverkeer waardoor in de Stationsstraat en omgeving vele herbergen worden opgericht.
In 1924-1927 wordt langsheen de Gentse Steenweg, dichtbij de grens met Oost-Vlaanderen, het Sanatorium Elisabeth gesticht voor tuberculose vrouwen en meisjes. Dit gebeurt op initiatief van de familie Monthaye-Grossé na de dood van hun zoon die in 1921 op jonge leeftijd sterft na een aanval van tering. De organisatie en de ziekenverzorging wordt overgelaten aan de Zusters van Liefde van Jezus en Maria van Gent. In de jaren 1930 komt het huidige gebouwencomplex tot stand.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog bivakkeren geallieerde soldaten onder meer in het kasteel Rijckevelde; hierdoor worden vernielingen in het interieur aangericht.
Na de Tweede Wereldoorlog, en in versneld tempo vanaf de jaren 1960, verandert het uitzicht van sommige wijken ingrijpend door de continue toename van bebouwing, onder meer in nieuwe verkavelingen en langs nieuwe wegen. Het westelijk deel van de wijk "Den Doorn" vormt thans één geheel met de huidige dorpskern; het oostelijk deel en de wijk Veldhoek blijven tot op vandaag het agrarisch karakter grotendeels behouden.
In 1951 worden het terrein van de plantenkwekerij van "Flandria" en een groot deel van het bos van het domein Rijckevelde ingericht als militair domein, met de oprichting van het zogenaamd "kwartier Sergeant Baron Gillès de Pélichy" van het 92ste Bataljon Logistiek van de Landmacht, in 2003 overgenomen door het 51ste Bataljon. Dit bataljon vormt een belangrijke schakel tussen de burgerfirma's, de Landmacht en het Intermachten Territoriaal Commando en verzorgt de logistiek ten behoeve van de legereenheden en de operaties in het buitenland (zie Dorpsstraat nummer 188).
In 1954 wordt met enkele restanten van de grondvesten van de oude Spermalieabdij een gedenkkapel gebouwd op de hoek van de Spermalieweg en de Stationsstraat.
In 1956 wordt het Europees en Internationaal Vormingscentrum ondergebracht in het kasteel Rijckevelde. De paters Kapucijnen kopen hiervoor in 1959 het kasteel en het oude landhuis aan en doen aanpassingswerken om het neogotische zomerkasteel in te richten als vormingscentrum met logeermogelijkheden en het oude landhuis om te bouwen tot een vergader- en opleidingscomplex; hiervoor wordt het koetshuis afgebroken en vervangen door nieuwbouw. Het ganse domein wordt voor het publiek opengesteld vanaf 1979.
In 1960 wordt de spoorweg Brugge-Maldegem opgebroken; de oude bedding (Oude Spoorwegpad) is sinds de jaren 1980 ingericht als wandel-, fiets- en ruiterpad en is opgenomen in enkele toeristische routes.
In 1970 worden, wegens de voorziene ontvolking door de verbeteringen van de geneeskunde, de bestaande vleugels van het Elisabethsanatorium aan de Gentse Steenweg heringericht tot een volwaardig ziekenhuis.
Tevens in het laatste kwart van de 20ste eeuw uitbouw van recreatie op het grondgebied van Sijsele, zie inrichting van recreatiedomein en oprichting van de "Damme Golf & Country Club" met golfterrein bij de Stockmanshoeve in de Doornstraat.
In 2005 wordt de bouw aangevat van de zogenaamd "Cultuurfabriek", een cultureel centrum met theaterzaal, tentoonstellingszalen en vergaderruimten, in de gebouwen van de voormalige papierfabriek Vandenbon langsheen de Stationsstraat, naar wedstrijdontwerp van architectenbureau Claerhout-Van Biervliet (Sijsele).
Vrij grote verstedelijkte kern te situeren in zuidwestelijk deel van de gemeente, langsheen de Dorpsstraat, bepaald door aanwezigheid van de Sint-Martinuskerk met aanpalend kerkhof aan de zuidzijde. Uitgestrekte woonkern met verschillende woonwijken.
De enige sporen van het middeleeuwse -niet landelijke- patrimonium bevinden zich in het historisch landhuis van Rijckevelde, dat minimaal opklimt tot de 16de eeuw.
De neogotische bouwstijl wordt vertegenwoordigd door de eind 19de-eeuwse Sint-Martinuskerk en het nieuwe kasteel van Rijckevelde, opgetrokken vanaf 1913.
Basisbebouwing gekenmerkt door heterogene rijbebouwing uit eind 19de-eerste helft 20ste eeuw, grosso modo geconcentreerd langsheen de Dorpsstraat en in de straten tussen de Zwinstraat/Stationsstraat (west) en Zwaanstraat (oost). Voornamelijk eenvoudige dorpswoningen van een tot twee bouwlagen onder pannen zadeldaken met veelal gecementeerde en geschilderde lijstgevels. Zeldzame laat-, doch veelal neoclassicistische burgerhuizen voornamelijk geconcentreerd langsheen de Dorps- en de Stationsstraat.
Daarnaast bebouwing uit het eerste kwart van de 20ste eeuw: zeldzame inslag van neo-Vlaamse renaissancestijl, doch voornamelijk eenvoudige interbellumwoningen al dan niet met voortuintjes, voorzien van bakstenen punt- of trapgevels onder zadeldaken (nok loodrecht op straat) met typerend accentuerend gebruik van witschildering voor onder meer lateien en aanzet- of sluitstenen van ontlastingbogen; enkele kleine interbellumvillaatjes in tuin. Zeldzaam voorkomen van art-decostijl, onder meer bij het huidige gebouwencomplex van het Sint-Elisabethziekenhuis langs de Gentse Steenweg.
Bebouwing aangevuld met en deels vervangen door losstaande eengezinswoningen uit de tweede helft van de 20ste eeuw. In dit kader enkele grote verkavelingen ingezet vanaf de jaren 1970 aansluitend ten noorden van het centrum, namelijk ten westen van de Stationsstraat tussen de assen Warandelaan, Veld- en Zwinstraat, en ten oosten ervan, tussen de assen Nieuwe Weg, Molen- en Zwaanstraat; sociale woonwijk aan de Coppieterstraat.
Omwille van de nabijheid van de kust en de historische steden als Damme en Brugge, heeft in Sijsele ook het residentieel wonen een belangrijk aandeel, voornamelijk in het meer landelijk gebied zie onder meer langsheen de Doornstraat, de Nieuwe Weg en de Antwerpse Heirweg.
Omringend agrarisch gebied in het noordoosten en zuiden van de gemeente, doorkruist door enkele oost-west georiënteerde landelijke wegen, zie van noord naar zuid de Doornstraat, de Antwerpse Heirweg-Veldstraat en de Zomerstraat-Oost en -West, verbonden door enkele kleinere landwegen. Typerend voor de zandstreek is het afwisselend landschap met onder meer bossen en door knotwilgen en populieren omzoomde akkers en weiden.
Daarin verspreide hoevebouw met veelal oudere kern, zie vermelding van vele hoevesites op onder meer. de kaart van Pieter Pourbus (1561-1571), waarvan enkele met restanten van omwallingen, onder meer de historische hoeves *"Rostune", "Hof van Sysele", "Rijckevelde", "Spermalie" en "Groot Hof van Sint-Jan".
Hoeves met streekeigen kenmerken: losstaande, veelal witgekalkte bestanddelen onder pannen zadeldaken; boerenhuis, soms voorzien van opkamer, al dan niet onder verhoogde nok, aansluitend bij het langgestrekte type door de aansluitende stallen. Enkele bewaarde 18de-eeuwse monumentale beplankte schuren onder meer bij het "Hof van Sijsele" en de "Spermaliehoeve".
Vanaf de tweede helft van de 20ste eeuw worden talrijke hoeves ingrijpend gerenoveerd en/of omgevormd tot woningen of tweede verblijven, met een verlies aan authenticiteit tot gevolg. Deze trend kenmerkt het volledige grondgebied van de fusiegemeente. Typerend voor de nog in bedrijf zijnde hoeves op het grondgebied van Sijsele is dat een nieuw woonhuis op het erf wordt opgetrokken, terwijl de overige oude hoevegebouwen in gebruik blijven.
Nog kenmerkend is dat in de bosrijke gebieden te Sijsele, onder meer in de omgeving van het Golfterrein en ten zuiden van de Antwerpse Heirweg, talrijke vakantiehuisjes of weekendbungalows, veelal in hout, worden opgetrokken.
Verspreid over het hele grondgebied voornamelijk 20ste-eeuwse kappellen, in diverse groottes en bouwstijlen.
Bron: CALLAERT G. & HOOFT E. met medewerking van SANTY P. & SNAUWAERT L. 2006: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Damme, Deel I: Stad Damme, Deelgemeenten Hoeke, Lapscheure en Moerkerke, Deel II: Deelgemeenten Oostkerke, Sijsele en Vivenkapelle, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL17, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Hooft, Elise; Callaert, Gonda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Omvat
Antwerpse Heirweg
Omvat
Awalstraat
Omvat
Bloemisterijstraat
Omvat
Bolakkerstraat
Omvat
Brieversweg (Sijsele)
Omvat
Bruggesteenweg
Omvat
Decloedtstraat
Omvat
Doornstraat
Omvat
Dorpsstraat
Omvat
Eikelberg
Omvat
Gentse Steenweg
Omvat
Houtstraat
Omvat
Kloosterstraat
Omvat
Kruisstraat
Omvat
Lampernisse
Omvat
Meibosweg
Omvat
Molenstraat
Omvat
Nieuwe Weg
Omvat
Oud Spoorwegpad
Omvat
Rijckeveldestraat
Omvat
Schardauwstraat
Omvat
Spermalieweg
Omvat
Stationsstraat
Omvat
Stoofweg
Omvat
Veldhoekstraat
Omvat
Veldstraat
Omvat
Warandelaan
Omvat
Zomerstraat-Oost
Omvat
Zomerstraat-West
Omvat
Zwaanstraat
Omvat
Zwinstraat
Is deel van
Damme
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Sijsele [online], https://id.erfgoed.net/themas/14646 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Stad Damme
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.