De oudste vermelding van Neerpelt dateert uit 1218: prope inferiorem Peltam super fluvium Dumelle. Latere vormen zijn Nederpelte, Nederpeelte, Nederpeelt, Nederpelt, Neerpelt, Niderpeelt, Neederpelt, Neerpeld en Nederpeld. De naam, refererend aan het middelnederlandse pael of poel, verwijst naar het lager gelegen Pelt, waarbij vooreerst de Dommelvallei bedoeld wordt.
Neerpelt vormt, met Achel en Hamont, het noordelijk deel van het Kempisch Plateau. De Dommel, waarvan de oudste benaming Dutmala uit 704 stamt, is gelegen in een moerassig gebied en werd circa 1929 en in de jaren 1950 rechtgetrokken. De rivier, die ontspringt in Wauberg (Peer), en via Pelt noordwaarts loopt naar 's-Hertogenbosch, maakte steeds de grens uit tussen Neerpelt en Overpelt. Een deel van haar loop werd, vermoedelijk in 15de-16de eeuw, verlegd, namelijk tussen de gehuchten Heesakker (Overpelt) en Herent (Neerpelt). De oude loop werd sedertdien Oude Beek of Oude Dommel genoemd. De Prinsenloop, die in het Herent ontspringt, loopt noordwaarts naar Achel, waar hij in de Warmbeek uitmondt, en vormt over een lange afstand de grens tussen Neerpelt en Sint-Huibrechts-Lille. De Warmbeek vormt over een kleine afstand de grens tussen Neerpelt en Kaulille. In 1845 besloeg de heide nog bijna 60 procent van de oppervlakte. In de tweede helft van de 19de eeuw werd een groot deel ervan met dennen beplant, onder meer ten zuiden, in de Bergheide, de Rooie Pier en de Kolis. In de jaren 1950 ontstond in het noordwesten het natuurreservaat Het Hageven/De Plateaux (Nederland), 550 hectare groot, bestaande uit bossen, heide, vennen, moerassen, twee ingedijkte vijvers, landbouwgrond en vloeiweiden. In 1995 kwam er ten noorden van het Kempisch kanaal een klein natuurgebied "De Drie Bogen/Paddendael", een onderkomen voor vleermuizen, padden en reptielen.
De oudste vier nederzettingen, de Grote Heide, het Broeseinde - etymologisch: het einde van het moeras -, het Boseind(e) - etymologisch: het einde van het bos -, en het Herent - etymologisch: de plaats waar haagbeuken groeien - liggen in de Dommelvallei, gaan vermoedelijk terug tot 11de-12de eeuw en hebben zich spontaan gevormd tot de huidige vier gehuchten, die door bebouwing tijdens de laatste decennia met elkaar zijn verbonden en daardoor niet meer herkenbaar zijn. In het midden tussen deze nederzettingen werd de Sint-Niklaaskerk opgericht, waarrond zich vrij traag het huidige centrum ontwikkelde.
Van de zeer oude bewoning getuigen prehistorische vondsten. In 1848 en 1868 werden enkele voorromeinse grafheuvels onderzocht. Circa 1871 werd een voorromeins urnenveld ontdekt tussen Neerpelt en Achel. Romeinse bewoningssporen werden gevonden nabij de plaats Kolis, aan de weg Kleine-Brogel-Peer. In 1925 vond men circa 200 Romeinse zilveren munten op het Herent. Een voorromeins urnenveld op De Roosen werd systematisch opgegraven van 1959 tot 1962 en in 1964. Op de Achelse Heide werd een dito urnenveld onderzocht in 1959, 1962 en 1964. In 1961 werden tussen de Rooie Pier en de Kolis Romeinse resten aangetroffen. Recente opgravingen, onder meer in 1981 op de Grote Heide, duiden op een korstondige bewoning van mesolitische jagers-verzamelaars. Vanaf 1984 werden opgravingen gedaan op de Kolis, waarbij vooral Gallo-Romeinse vondsten aan het licht kwamen.
Neerpelt heeft altijd tot het graafschap Loon behoord. De graven van Loon hadden Neerpelt als persoonlijk domein in bezit. Het domein maakte deel uit van het ambt of drossaardschap Pelt, later Pelt-Grevenbroek genoemd.
Het ambt Pelt-Grevenbroek telde vijf schepenbanken, de eerste te Overpelt voor de gemeenten Overpelt, Neerpelt, Kaulille en Kleine-Brogel. Ze hingen af van het hoger gerechtshof te Vliermaal. In hoger beroep ging men in de leenzaal van Kuringen. Na de inlijving van het graafschap Loon bij het prinsbisdom Luik in 1364, was er sprake van Luiks en Loons recht. Neerpelt werd bijna volledig volgens Loons recht geregeerd. Tot 1839 zou Neerpelt afhangen van het vredegerecht Budel, dat dat jaar werd overgeplaatst naar Achel en sinds 1909 in Neerpelt zetelt.
Neerpelt telde volgende laathoven: "Bakenshof", een leen van de leenzaal van Kuringen, "van Floreffe", "Sint-Truiden" en "Everbode", toebehorend aan de abdij van Averbode en genoemd bij de ondergerechten van Vliermaal. Vanaf de tweede helft van de 16de eeuw werden de laathoven van Floreffe en Sint-Truiden blijkbaar verenigd.
Neerpelt had in het ancien régime vier burgemeesters, één voor elk gehucht. Samen met de gezworenen vormden zij het gemeentebestuur, dat om het jaar werd verkozen.
Te Neerpelt waren er drie schansen, verspreid over de gehuchte Broeseinde, Grote Heide en Herent, en vermoedelijk opgericht in de tweede helft van de 16de eeuw, na het uitbreken van de Tachtigjarige Oorlog. Op de Ferrariskaart (1771-77) is de schans van het Herent als een rechthoekig omgracht complex van twee gebouwen aangeduid. In de Atlas van de Buurtwegen (1845) komt die van het Broeseinde rechthoekig omgracht voor en die van het Herent idem dito met een trapezodaal westdeel. Nu nog blijven sporen over van deze drie schansen en zijn ze toponymisch betuigd. De stichtingsdata van de twee schutterijen, de Sint-Antonius- en de Sint-Sebastiaangilde, zijn niet bekend. Wel geweten is dat beide schutterijen een vernieuwing van hun stichtingsakte kenden op 26 februari 1752 door prinsbisschop J.Th. van Beieren.
In 1930 kochten de zusters van Berlaar de in 1973 afgebroken, aan de Stationsstraat gelegen villa "Ons Genoegen" en richtten er een in 1931 geopend ziekenhuis in, de voorloper van het huidige Heilig-Hartziekenhuis aan dezelfde straat, dat tussen 1946 en 1948 werd gebouwd, naar ontwerp van architect J. Ritzen (Antwerpen), en later werd uitgebreid en aangepast. Deze campus maakt met die van Maria Middelares in Lommel deel uit van het Maria Ziekenhuis Noord-Limburg vzw.
De eerste school te Neerpelt, daterend van na 1604, was een klein lokaal met strodak en stond op de plaats van het koor van de huidige parochiekerk Sint-Niklaas. Circa 1848 werd de oude, versleten en te kleine school afgebroken en op dezelfde plaats werd een nieuwe gebouwd. Daar ze te weinig leerlingen telde, verdween ze bij de bouw van huidige kerk en gemeentehuis. In 1882 werd in de Jaak Tassetstraat een katholieke jongensschool opgetrokken, die al vlug door de gemeente werd overgenomen. Het Sint-Hubertuscollege aan de Stationsstraat ontstond in 1910. In 1929 begonnen de Zusters van Berlaar in het voormalige Hotel Kampers aan de Stationsstraat met de Gewestelijke Landbouwhuishoudschool, de voorloper van het huidige Sint-Maria-instituut aldaar. De lagere school op het Herent naar ontwerp van architect F. Moers (Sint-Truiden) dateert van 1905-06, werd uitgebreid in 1914 en 1932 en is heden aangepast. Die van de Grote Heide van 1913, naar ontwerp van dezelfde architect, onderging een gelijkaardig lot. Die van de Damsheide van 1938-39 werd vergroot in 1965 en 1982, terwijl die van het Boseind van 1957 werd uitgebreid in de jaren 1960, 1980 en 1990.
Meerdere grensgeschillen duiken op in de geschiedenis van Neerpelt. In 1400 situeert zich een twist tussen het land van Grevenbroek (Achel, Hamont, Sint-Huibrechts-Lille) en de belendende dorpen van het graafschap Loon over de eigendom van de heide, gelegen tussen Achel en het gehucht Grote Heide, een gebied dat sedertdien de naam Krekelheide kreeg toebedeeld, afgeleid van krekelen, krakelen. De zaak werd beslecht ten nadele van het land van Grevenbroek, dat sinds 24 mei 1401 bij het graafschap Loon werd ingelijfd. In 1448, 1459, 1618, 1657-58, 1708, 1713, 1760-62 en 1789 volgden grensgeschillen tussen Achel en Sint-Huibrechts-Lille enerzijds en Neerpelt anderzijds, in 1618 en 1731 tussen Neerpelt en Kaulille, in 1744 tussen Neerpelt en Kleine-Brogel, in 1764-71 tussen Neerpelt en Overpelt. Ook in de Hollandse periode waren er grensbetwistingen. In de roerige tijden van de tweede helft van de 16de eeuw tot de tweede helft van de 17de eeuw trokken vele vreemde legers voorbij en werd het dorp vaak bezet en verwoest. Hollandse ruiters brandden het dorp plat in mei 1587. Tijdens de Hollands-Spaanse oorlog in het begin van 1619 werden heel wat Spaanse soldaten gelegerd in Neerpelt, zodat vele burgers werden gedood, het dorp werd verwoest en deels afgebrand. In 1654 vallen de Lorreinen Neerpelt binnen. In 1675 vestigden de Spaanse troepen en het Prinsenleger zich bij de Herenterschans. Bovendien troffen verscheidene epidemies van pest en dysenterie de streek circa 1579-80, 1625-35, eind 17de eeuw en in 1811. Erge hongersnood brak uit in 1587-89. Ook de 18de eeuw is gekenmerkt door militaire inkwartieringen en opeisingen, tijdens de oorlog van Lodewijk XIV tegen de geallieerden. Tijdens het Franse bewind behoorde Neerpelt vanaf 1794 tot het kanton Bree, vanaf 1796 tot het kanton Achel. In 1849 werd in de gemeente een ontvangstkantoor van de direkte belastingen gevestigd. In 1909 werd Neerpelt kantonhoofdplaats. Tijdens de Eerste en de Tweede Wereldoorlog had het dorp eveneens te lijden van het oorlogsgeweld. Zo werd in september 1944 het centrum door de Duitsers gebombardeerd, waarbij de huizen op het kruispunt Kerkstraat, Groenastraat, Heerstraat en Statiestraat schade opliepen. Zes burgers kwamen om het leven. Op 27 juni 1957 ging het grondgebied achter de kerk, dat aan de gemeente Overpelt behoorde, over naar Neerpelt.
Reeds tijdens de 11de eeuw behoorde een deel van de gemeente toe aan de abdij van Sint-Truiden, die de kerk bezat, het begevingsrecht had en heffer was van zowel de grote als de kleine tienden, behalve die in het gehucht het Herent, die aan de abdij van Averbode toekwamen. De parochie Neerpelt, ontstaan in de eerste helft van de 13de eeuw, was een quarta capella, een arme kerk. Toen in 1589 het klein-seminarie in Sint-Truiden werd opgericht, schonk de abt van de abdij tot onderhoud van het seminarie: het bezit van de kerk en daardoor het recht op al de inkomsten van landen, tienden enzovoort van de pastorie van Neerpelt, alsook de twee derden der tienden van Kerkom en de pastorie van Staden. Vanaf 1590 moest de bedienaar der kerk van Neerpelt worden aangeduid door de vier provisoren van het seminarie. De kerk behoorde tot het aartsdiakonaat van de Kempen en was tot 1559 afhankelijk van het concilie van Woensel, daarna van dat van Beringen. Sinds 1945 is het Herent officieel erkend als kapelanie. De Sint-Willibrordusparochie aldaar kreeg erkenning in 1952, bisschoppelijke in 1964. De parochie Onze-Lieve-Vrouw Maagd der Armen op de Grote Heide werd erkend in 1958, nadat er in 1938 een kapelanie was opgericht. De Sint-Jozefsparochie op het Boseind was in 1971 aan de beurt voor erkenning. Het klooster der Norbertinessen van Sint-Catharinadal te Oosterhout (Nederland), zogenaamd Maria Toevlucht, in 1857-58 opgetrokken, werd in 1955 afgebroken. Aan dit klooster was een meisjesschool verbonden. Ook de tweede kloosterkapel, gebouwd in 1891, verdween. Het meisjesonderricht werd in 1887 overgenomen door de Dochters van het Kruis, die een nu verdwenen klooster hadden aan de Kloosterstraat en eveneens in 1887 een gesticht voor bejaarden en gebrekkigen oprichtten. Van 1930 tot 1948 bestond er aan de Jaak Tassetstraat het Prioraat van Blijenberg, gesticht door zes Dames der abdij van Rosenberg van Waasmunster.
De verscheidene hogergenoemde nederzettingen van Neerpelt vertonen een typisch Kempisch patroon. Het betreft straatnederzettingen, zoals duidelijk is af te lezen op de Ferrariskaart (1771-77) en in de Atlas van de Buurtwegen (1845). In 15de en 16de eeuw, mogelijk ook iets vroeger, ontstonden nieuwe, kleine nederzettingen op de rand van de heide: Boelehoeve - etymologisch verwijzend naar een hoogte -, Da(a)msheide - letterlijk: de heide van Daams -, Haaienhoek - kleine woonkern in hoekvorm, gelegen tegen de Hagen (heide) -, Kolis - waarvan kool boskool, turf betekent en hees, gereduceerd tot -is, laagstammig bos, kreupelhout - en Rosen - hetgeen op riet duidt. Evenals de gehuchten, zijn ze vandaag niet meer herkenbaar. In de Atlas van de Buurtwegen (1845) komen verder nog volgende namen van nederzettingen voor: Pols en Zonhoek ten noorden van het Kempisch kanaal, alsook Hoek, Den This, (De) Gubels, Heereindhoek, Den Hoek, De Kwante en Kums ten zuiden ervan. Rond 1835 ontstonden op het Boseinde de secundaire nederzettingen De Kolonies en Heerstraat. In 1852 begon de betrekkelijk jonge wegenbouw in Neerpelt. Tot dan toe waren er alleen zandwegen. De voornaamste assen waren: de voormalige Dorpsstraat, die aan de Dommel begon en door de huidige Klooster- en Jaak Tassetstraat liep tot aan de volmolen; de Kerkstraat, die aan de kerk aanvatte, door de huidige Stationsstraat liep tot aan het Boseinde en de vroegere Herenterdijk volgde tot aan de grens met Kleine-Brogel; de voormalige Heerstraatdijk die door de huidige Korte Heerstraat, de Heerstraat en verder over de Boelehoef naar Achel voerde; de voormalige Provinciedijk, de verbindingsweg tussen Lommel en Achel, van waaruit drie vertakkingen naar het noorden liepen: de Bergeikse-, de Broeseinder- en de Grote-Heidedijk; de Hoekstraat; de Rozendijk, van de Bemvaart in Overpelt via De Roosen naar Sint-Huibrechts-Lille; de Kaulillerdijk van Overpelt over de Kolisheide naar Kaulille. De as van de Dorpsstraat wordt nu door het Kempisch kanaal onderbroken, dat in 1843-46 werd gegraven naar ontwerp van Teichman en Masin; in 1880, 1937 en circa 1987 werd het nog verbreed en verdiept. Het water van dit kanaal werd tevens gebruikt om wateringen aan te leggen, die de dorre heide herschiepen in vruchtbare wei- en hooilanden, terreinen die nu grotendeels beplant zijn met canadapopulieren. In 1856 onteigende de gemeente grond op de Kolis voor de weg Achel-Peer, de Peerderbaan. In 1859 werd door de huidige Groenstraat, naar het Kempisch kanaal toe, de Kanaalstraat aangelegd, heden Jaak Tassetstraat. De baan van Mol naar Hamont over Neerpelt kwam in 1860 tot stand. De weg naar Sint-Huibrechts-Lille werd al in 1861 aangevat, maar pas in 1908 voor het grote verkeer opengesteld. De Statiestraat, later Stationsstraat genoemd, werd aangelegd in 1865. Op de plaats van het in 1955 afgebroken Norbertinessenklooster werd de Norbertinessenlaan getrokken. De omliggende gronden werden verkaveld. Na 1958 werd de doorsteek naar Overpelt gerealiseerd, de huidige Koning Albertlaan. De voormalige A24 en huidige N74 werd in diverse stappen aangelegd. Het noordelijk deel tot aan de Lindelsebaan in Overpelt werd afgewerkt begin jaren 1980. In 1864-65 werd het in 1866 geopende spoor Hasselt-Eindhoven uitgewerkt, later in 1878-79 de verbinding met Mönchen-Gladbach, de zogenaamde IJzeren Rijn, vooral bedoeld voor goederentransport. Een betonnen bunker werd aangelegd in de tweede helft van de jaren 1930 bij de spoorwegbrug over het Kempisch kanaal Bocholt-Herentals. Circa 1980 werd het spoor tussen Neerpelt en de Hollandse grens in Achel opgebroken. De Neerpeltse bebouwing verdichtte verder. Het Marktplein met zijn nieuwe appartementen ontstond in de jaren 1960-70. In 1971 werd een nieuw kerkhof aangelegd op het Boseinde, dat het oude in de Nieuwstraat verving. Heden heeft Neerpelt een verstedelijkte kern. In de gehuchten verrezen vanaf eind jaren 1960 nieuwe wijken als het Look, Tikbroeken, Het Laer, De Kentings, Madeliefjeshoek, allemaal op het Boseinde, Populierenhof (Damsheide), Turfheide (Grote Heide), Kolis en Bettebos op het Herent. Van een later verbouwd lemen huisje op het Boseinde, aangeduid in de Atlas van de Buurtwegen (1845), werden bij de afbraak einde jaren 1950 delen opgekocht door het Openluchtmuseum van Bokrijk.
Neerpelt was steeds een arm Kempisch landbouwdorp, bijna volledig omgeven met uitgestrekte gemene heidegronden. De rond de woonkernen gelegen bouwlanden werden en worden hoofdzakelijk voor de graanteelt gebruikt, onder meer voor rogge en haver. Tot eind XIX werden ook enkele nijverheidsgewassen verbouwd, met name vlas, kool- en raapzaad. Vanaf de 17de eeuw kende de schapenteelt een grote bloei, daar er veel heide beschikbaar was. Eeuwenlang vormden de lemige zandgronden in de beekdalen bij uitstek het hooiland, dat sedert 1900 door weiland werd verdrongen. Deze toename van het weiland houdt verband met de uitbreiding van de veeteelt, die in de landbouw de bovenhand heeft gehaald. Neerpelt behoorde tot de teutenregio, een streek van leurhandelaars die opereerden mogelijk al van de 16de tot de 19de eeuw. De rurale weefnijverheid bleef van beperkt belang. In de 17de en 18de eeuw was een thans verdwenen volmolen actief in de gelijknamige straat. De in 1801 opgetrokken windmolen in de huidige Molenstraat, een half-open standaardmolen, verdween in 1943. Op de plaats De Bempd was in de periode 1870-1908 een watergraanmolen actief op de Warmbeek, de zogenaamde Molen Dewerd. In 1880-1914 kende Neerpelt een enorme demografische uitbreiding. De voormalige zandboeren werden in groten getale fabrieksarbeiders in de nabijgelegen industrieën van onder meer Overpelt en Kaulille. Er bestonden vroeger drie brouwerijen in het dorp: die van Jan Slegten aan de Stationsstraat, de brouwerij Rutten aan dezelfde straat en de brouwerij Boons aan de Hoekstraat. Alle werden ze na de Eerste Wereldoorlog stilgelegd. Aan de Stationsstraat was ook het limonadefabriekje, zogenaamd Cent, gevestigd, terwijl aan de Jaak Tassetstraat vanaf 1910 een gasfabriekje, ten gebruike van de straatlantaarns, bestond.
Neerpelt telde ook een aantal sigarenfabrieken, waaronder vooral te vermelden zijn: de door Nederlanders gestichte firma Van Best; de fabriek van de familie Moonen & Tielens, later Van der Putt & De Vlam, gebouwd in 1877 en actief tot begin 1930; J.W. Swane & Zonen, aan de overzijde van het station gesticht in 1896 door de Nederlander A. Swane, teruggaand op het sigarenfabriekje van August Ballings van 1890, later vergroot met een tweede vleugel, vanaf 1948 deels ingenomen door de verdwenen textielfabriek Belfa en heden afgebroken; die van de Nederlander Albert Hillen, die het in 1890 opgerichte en kort daarop door brand vernielde bedrijf van Michel Slegten overnam en tot 1936 actief bleef; die met de merknaam Regal, gestart in 1905; en die van Pier Cuyvers & C aan de Stationsstraat, eveneens opgericht in 1905 en bedrijvig tot 1948. Aan de kerk was nog de sigarenfirma Van Beek een tijd gevestigd. Deze sigarennijverheid was in de tweede helft van de 19de eeuw vanuit Nederland ingevoerd en ging achteruit na de Eerste Wereldoorlog. Tussen 1892 en 1905 was er verder een vlasfabriek langs het Kempisch kanaal. Heden is de industriële werkgelegenheid er zeer beperkt. Een groot deel van de bevolking is dan ook elders werkzaam, onder andere in Overpelt en Eindhoven.
Oppervlakte: 2978 hectare. Inwoners (1976): 9.445.
Bron: PAUWELS D. 2005: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Maaseik, Kanton Neerpelt, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 19n2, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Pauwels, Dirk
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Omvat
Bettebosboerderij
Omvat
Broesveldstraat
Omvat
Bunker
Omvat
Café met winkel
Omvat
Directeurswoning
Omvat
Fabriek
Omvat
Groenstraat
Omvat
Heerstraat
Omvat
Hoekhuis
Omvat
Hoekstraat
Omvat
Hoeve
Omvat
Hoeve Aerts
Omvat
Jaak Tassetstraat
Omvat
Kerkstraat
Omvat
Kolonies
Omvat
Langgestrekte hoeve
Omvat
Langgestrekte hoeve
Omvat
Langgestrekte hoeve
Omvat
Langgestrekte hoeve
Omvat
Langgestrekte hoeve
Omvat
Langgestrekte hoeve
Omvat
Langgestrekte hoeve
Omvat
Onderwijslaan
Omvat
Parochiekerk Onze-Lieve-Vrouw van Banneux Maagd der Armen
Omvat
Parochiekerk Sint-Jozef
Omvat
Polskapelletje
Omvat
Saxby-seinhuizen
Omvat
Sint-Willibrorduskapel
Omvat
St. Antoniusweg
Omvat
Stationsstraat
Omvat
Toekomstlaan
Omvat
Truyenshoeve
Omvat
Villa
Omvat
Villa
Omvat
Volmolenstraat
Omvat
Vrijheidsstraat
Omvat
Watering De Holen
Omvat
Zonhoekstraat
Is deel van
Neerpelt
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Neerpelt [online], https://id.erfgoed.net/themas/14665 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.