Geografisch thema

Otegem

ID
14680
URI
https://id.erfgoed.net/themas/14680

Beschrijving

Otegem vormt sinds 1977 samen met Heestert, Moen, Sint-Denijs en Zwevegem de fusiegemeente Zwevegem. Het is een landbouw- en woondorp van 2407 inwoners en 751 ha (cijfers december 2004). De bodem bestaat voornamelijk uit klei-, zandleem- en zandgronden, de hoogte varieert tussen de 15 en de 52 meter.

De gemeente is gelegen in het zuiden van de provincie West-Vlaanderen, op 13 km van Kortrijk, 4 km van Heestert (Zwevegem) en 2 km van Ingooigem (Anzegem). Bestuurlijk en gerechtelijk behoort de gemeente tot het arrondissement Kortrijk.

Het grondgebied wordt doorsneden en begrensd door verschillende waterlopen. De beek te Biest vormt de grens met de Anzegemse deelgemeenten Ingooigem en Tiegem (ten noordoosten); de zuidelijke en zuidoostelijke grens wordt bepaald door de Scheebeek (Avelgem en de Zwevegemse deelgemeente Heestert) en de Sint-Arnoldusbeek. Daarnaast lopen ook de Kleine Ronsebeek, de Kasselrijbeek en de kleine Kasselrijbeek over het grondgebied van de gemeente.

Otegem grenst aan de Anzegemse deelgemeenten Vichte en Ingooigem (ten noorden) en Tiegem (ten oosten), Avelgem (ten zuiden), de Zwevegemse deelgemeente Heestert (ten zuidwesten) en Deerlijk (ten westen).
Groeikern Klein Ronse, gebied tussen Heestert- en Herrekotstraat en verschillende gehuchten met name Zaveleinde, Kroon, Pontwijk, Herrekot, Truweel, Neerkouter, Kloosterhoek en Ruifeleinde.

Een vondst van silexstenen op een veld tussen de Kasselrijbeek en de Diesveldstraat uit het Mesolithicum (circa 8000 voor Christus) wijzen op prehistorische aanwezigheid. Een Romeinse site wordt in 1981 opgegraven op de grens tussen Otegem en Heestert (zie Heestert).

De naam van de gemeente wordt voor het eerst vermeld in 998, in een handschrift van de Gentse Sint-Pietersabdij staat te lezen "Herebrandus tradidit sancto Petro alodem, id est Otingehem cum aecclesia in eadem villa sita super fluvium Scaldum, cum omni integritate in culturis, pratis, pascuis et mancipiis ad ipsam aecclesiam pertinentibus". Een zekere Herebrandus schenkt zijn vrijeigen goed Otegem in 998 aan de Gentse Sint-Pietersabdij, het goed is een allodium wat betekent dat de schenker het in volle eigendom bezat. Het was dus "vrijeigen", niet in leen gehouden van een andere heer. De kerk wordt eveneens vermeld in het handschrift. De benaming "Otingehem" komt van "Utinga haim": wat woning van de lieden van Uhto betekent. Verdere vermeldingen als Otteinghem (1111), Hodenghem (1179), Odeghem (1190), Otenghem (1202) en Ooteghem (1329).

In 1038 bevestigt de Franse koning Hendrik I op verzoek van graaf Boudewijn V en zijn vrouw, Adela, de Sint-Pietersabdij in haar rechten en bezittingen "in Octingehem villa cum aeclesia". De Sint-Pietersabdij is de grootste tiendeheffer en bezit het patronaat over de kerk. Ook de pastoor bezit een deel van de tienden. De abdij was eigenaar van een hoeve in Otegem, in 1281 pachtte een zekere Jan Scac het "Groothof van Otegem", ook het "Groot Plat" genoemd. De hoeve was gelegen langs de Scheldestraat dicht bij de grens met Avelgem, naar verluidt bleef de site bewaard: sommigen beweren dat het gaat over de hoeve aan de Brouwerijstraat nummer 27, anderen vermelden de hoeve aan de Scheldestraat nummer 67.

Vanaf de 13de eeuw behoort het grootste deel van de parochie (centrum en zuiden) op administratief vlak tot de kasselrij Oudenaarde. Het kleinere noordelijke deel dat in het oosten begrensd werd door de Vichte- of Kasselrijbeek ressorteert onder de kasselrij Kortrijk en wordt "de Splete van Otegem" genoemd. In dit deel bezit de graaf van Vlaanderen al in de 10de of 11de eeuw beboste en andere woeste gronden die afhingen van het grafelijk domein van Harelbeke. De dorpsheerlijkheid is zeker vanaf 1233 in handen van de heren van Avelgem: tot 1416 zijn dit leden van het geslacht van Steenhuize. Door het huwelijk van Maria met Jan van Brugge, heer van Gruuthuse, wordt Otegem eigendom van het beroemde Brugse geslacht. In 1602 komt de dorpsheerlijkheid door huwelijk in het bezit van de familie de Richardot. In 1701 wordt de familie d'Ursel door erfenis de nieuwe bezitter van de heerlijkheid Otegem. Zij blijven deze titel voeren tot aan de Franse Revolutie.

Andere heerlijkheden op het grondgebied van de gemeente zijn Vichte, Diesveld (zie Diesveldstraat nummer 42), een leen van het Oudenaardse grafelijk leenhof de Stenen Man. Sons was een kleinere heerlijkheid van de hertog van Bourgoinge, graaf van Vlaanderen en afhangende van de roede van Harelbeke. Een laatste heerlijkheid is Coudenborgh, afhangende van het grafelijk domein van Harelbeke. De historische kern van de hoeve bleef bewaard (zie Wagenmakerstraat nummer 1). Ook de Avelgemse heerlijkheden ter Muncken en Rugge bezitten gronden in Otegem.

De gemeente heeft in de tweede helft van de 16de eeuw sterk te lijden onder de godsdiensttroebelen. In 1572 en 1578 wordt de kerk leeggeroofd. In 1579 wordt de streek regelmatig geplunderd door de onmiddellijke nabijheid van de strategisch belangrijke forten van Avelgem en Outrijve, in 1581 is slechts 20% van de akkers bezaaid. In 1584 zijn de godsdienstberoerten voorbij maar er volgt nog een periode van plunderingen door roversbenden en de deserteurs en huurlingen van de vreemde legers. De streek is grotendeels verwoest en ontvolkt en de gronden liggen braak. Vanaf 1644 begint een nieuwe periode van rampen en oorlogen. In 1645-48 zet Lodewijk XIV zijn zinnen op de Nederlanden, waardoor er zowel Fransen als Spanjaarden in de regio opereren. Tot het einde van de 17de eeuw blijft de streek tussen Menen, Kortrijk en Oudenaarde het toneel van talloze gevechten (1659, 1667, 1683, 1689) met wisselende bezettingen door Spanjaarden en Fransen als gevolg. In 1694 wordt het dorp door de Fransen geplunderd tijdens de Negenjarige Oorlog (1688-1697). In het begin van de 18de eeuw vangt er een periode van vrede aan.

Vanaf circa 1720 start er een bloeiende weefnijverheid (thuisnijverheid). Door een sterke bevolkingsaangroei komt er in 1771 een overproductie van textiel, in 1779 storten de prijzen ineen. Op het einde van de 19de en in het begin van de 20ste eeuw is er een sterke groei, hoofdzakelijk bedrijven met een ambachtelijk karakter worden opgericht. In de tweede helft van de 20ste eeuw telt de gemeente 32 thuisweverijen en een vijftal weverijen. Daarnaast is er een fabriek voor het vervaardigen van spoelmolens, een atelier waar ploegen gemaakt worden en een constructiewerkplaats.

Eerste vermelding van onderwijs in Otegem in 1753, de lessen worden verzorgd door een koster-leraar. In 1778 wordt de eerste erkende school en tevens huis voor godvruchtige meisjes opgericht in Otegem. De school wordt opgetrokken door en in de tuin van pastoor Cousinne. In 1853 sticht het klooster van Heule, door toedoen van pastoor Goethals een bijhuis in Otegem, de zusters staan in voor het onderwijs. In 1862 kent Otegem drie aangenomen scholen met name de gemengde school in Zaveleinde, één in de Ingooigemstraat en de meisjesschool.

In 1771 wordt de huidige pastorie opgetrokken. In 1788-1791 wordt door toedoen van de Sint-Pietersabdij en vele naamloze giften van de parochianen de huidige kerk gebouwd naar ontwerp van architect Colin. Vanaf 1801 ressorteert de parochie onder het bisdom Gent. In 1846 wordt ze overgeheveld naar het bisdom Brugge.

In 1927 wordt de "Herrekotmolen", de laatste molen op Otegems grondgebied, gesloopt. De molen wordt voor het eerst vermeld in 1648, in de Eerste Wereldoorlog wordt hij door de Duitsers gebruikt als uitkijkpost, hij wordt zwaar beschadigd tijdens hun aftocht. De molen wordt hersteld maar wordt na een blikseminslag in 1927 gesloopt. Andere molens waren de "Molen van Otegem" (gelegen ten zuiden, zuidoosten van de kerk); de Bosmolen, aangeduid op de Ferrariskaart (1770-1778) en voor het eerst vermeld in 1571 was gelegen aan de Mussestraat en waaide in 1921 omver. De Stampkot of Stampersmolen (Sint-Annastraat nummer 26) eveneens weergegeven op Ferraris wordt gesloopt in 1924 en de Sloufe of "Sloeve" zie Ferrariskaart (1770-1778) was gelegen in de Zwevegemstraat en wordt gesloopt in 1922.

In 1947 wordt de Fatimakapel gebouwd op de plaats waar de "Herrekotmolen" stond. De kapel wordt opgetrokken uit liefde en devotie voor de Heilige Maagd. Het bedehuis wordt plechtig ingewijd op 20 juni 1948.

Op 25 oktober 1918 zijn er gevechten in Otegem, op 27 oktober vallen er meerdere slachtoffers door een Duitse gasaanval. Tijdens de Tweede Wereldoorlog vormt Otegem tussen 6 en 8 september 1944 opnieuw het strijdtoneel van gevechten tijdens de "Tweede slag van Oudenaarde". De gevechten vinden plaats in de buurt van de Scheldestraat.

Nu is Otegem een klein kerndorp met gaaf bewaard stratenpatroon, goed herkenbaar op de Ferrariskaart (1770-1778). De kern van de gemeente wordt gevormd door de Otegemplaats en de vijf uitvalswegen die van daaruit vertrekken naar de omliggende gemeenten. De plaats wordt gedomineerd door de aanwezigheid van de Sint-Amandus en Sint-Annakerk. De bebouwing in het centrum klimt op tot in de 19de eeuw, maar er bleven weinig voorbeelden bewaard.

Het uitzicht van de gemeente wordt getypeerd door de concentratie van nieuwbouwwijken rond het centrum met voornamelijk vrijstaande villa's.
Het straatbeeld wordt tevens bepaald door voormalige textielnijverheid met verschillende weverijen en constructiewerkhuizen. Buiten de dorpskern is er verspreide landelijke bebouwing, de meeste hoeves hebben losstaande bestanddelen. Enkele sluiten typologisch aan bij het gesloten type.

  • BATAILLE J., DEMEULENAERE H., VROMAN S., DELOOF J., Onze molens nu en toen. Heestert, Moen, Otegem, Sint-Denijs en Zwevegem, Kortrijk, 1994.
  • DELOOF J., Zwevegem in het jaar 2000, Tielt, 2000.
  • DESCHIETER J., Het Zwevegemse verleden in "mollenperspectief", in Zanen en Zanten, II, 1999, p. 5-12.
  • DESPRIET P., De Sint-Amandskerk in Otegem, in De Zuid-West-Vlaamse parochiekerken, Kortrijk, 1983, p. 289-296.
  • HASQUIN H., Gemeenten van België. Geschiedkundig en administratief-geografisch woordenboek, deel 2, Brussel, 1980, p. 832.
  • VAN HULLE M., e.a., Groot-Zwevegem in oude foto’s, Otegem 1000, deel 3, 1998, Eeklo.

Bron: DE GUNSCH A. & DE LEEUW S. met medewerking van CALLENS T. 2006: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Zwevegem, Deelgemeenten Zwevegem, Heestert, Moen, Otegem en Sint-Denijs, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL26, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: De Gunsch, Ann; De Leeuw, Sofie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Otegem [online], https://id.erfgoed.net/themas/14680 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.