Geografisch thema

Sint-Denijs

ID
14681
URI
https://id.erfgoed.net/themas/14681

Beschrijving

Sint-Denijs vormt sinds 1 januari 1977 samen met Heestert, Moen, Otegem en Zwevegem de fusiegemeente Zwevegem. Woongemeente met een sterk agrarisch karakter gelegen in het zuiden van de provincie, telt een oppervlakte van 1660 hectare en 2464 inwoners (december 2004). De aangrenzende gemeenten zijn Moen (noordoosten), Helkijn (zuidoosten), Spiere (zuiden), Kooigem (zuidwesten), Bellegem (westen) en Zwevegem (noordwesten).

Sterk heuvelend landschap met hoogteverschillen tussen de 17 en 76 meter en hoofdzakelijk leem- en zandleemgronden. De gemeente wordt doorsneden door de Zandbeek.

Verschillende bossen, oude en nieuwe: Mortagnebos (13 hectare), Lindebermen (2,5 hecatare), Beerbos (8 hectare), Grandvalbos (8 hectare) en Kooigembos (5 hectare).

Vanaf 1881 doorkruist de spoorlijn Moeskroen-Avelgem (lijn 85) de gemeente. Het station, nu verdwenen, bevond zich aan de Helkijnstraat. Het oude spoorwegtracé is nu ingericht als wandel- en fietspad.

Sint-Denijs heeft één bedrijventerrein van lokaal belang aan de Jolainstraat (5 hectare), gelegen op de grond van de gewezen tapijtweverij Boillot en Ameloot, opgericht in 1932 en afgebrand in 1983.

Sint-Denijs kent al menselijke aanwezigheid in het neolithicum (2000 à 3000 jaar voor Christus). Op verschillende plaatsen werd silexmateriaal (klingen, schrabbers, gepolijste bijlen en pijlpunten) gevonden onder meer in de omgeving van het Kooigembos en de Zandbeekstraat. Archeologisch onderzoek op de grens met Kooigem bracht nederzettingsporen en materiaal uit de late Halstatt/ vroege La Tèneperiode aan het licht. Van bewoning tijdens de Gallo-Romeinse periode getuigen sporen van een Gallo-Romeinse villa aan de oostkant van het Kooigembos.

Sint-Denijs wordt voor het eerst vermeld in 1156 in een oorkonde van het Doornikse Onze-Lieve-Vrouwekapittel: "villam Sancti Genesii". De Franse benaming van het dorp verwijst naar de eerste bisschop van Parijs, de Nederlandse benaming van het dorp verwijst naar de eerste bisschop van Arles.

Het grondgebied van de parochie behoorde deels tot de kasselrij Kortrijk en deels tot het Doornikse, respectievelijk Sint-Denijs-Vlaanderen en Sint-Denijs-Doornikse, genaamd. De kerk en dorpsheerlijkheid hoorden tot Sint-Denijs-Doornikse afhankelijk van het bisschoppelijk leenhof van Doornik met het hoge hof van Helkijn - Sint-Denijs - Bossuit als centrum. De bisschoppen bezitten een kasteel in Helkijn van waaruit zij hun goederen laten beheren, alsook de rechterlijke macht uitoefenen.

Het Vlaamse gedeelte van de parochie ressorteert onder de heerlijkheid Beaulieu, die zich uitstrekt over Sint-Denijs en Helkijn en op zijn beurt afhangt van de heerlijkheid Vijve-Dendermonde in Sint-Eloois-Vijve. Het foncier is gelegen aan Vierabelen en het schepenhuis "La Bonne Femme" lag in de Driesstraat. De heerlijkheid is achtereenvolgens in handen van de heren Beaulieu, Steenhuse, Gruuthuse, Hollain en Decock.

Andere kleinere heerlijkheden of lenen op het grondgebied van Sint-Denijs zijn: Bouvrie, Lobroye, Hof en Kasteel van Zwevegem, Salvaets, te Arbres, te Stocherij of STACKERIE of nu Stokerijgoed, en Ten Bossche, Drogendries en Schellebrouck.

Rond 1200 wordt gestart met de bouw van een Romaanse kerk van drie traveeën, koorruimte en nog bestaande absis. Het patronaat van de kerk behoort toe aan de groot-vicarissen van het Doorniks kapittel, die tevens de grootste tiendheffer zijn. Andere tiendheffers zijn de pastoor van St.-Denijs, de pastoor van Sint-Magdalena in Doornik, de Zusters van Prez-Porchains in Doornik en het Kapittel van Harelbeke. In de 14de eeuw wordt de kerk uitgebreid met de Onze-Lieve-Vrouwkapel en de Sint-Dionysiuskapel en in de 15de eeuw met een noordbeuk.

Tijdens het ancien régime staan er al verschillende molens op het grondgebied van Sint-Denijs. In 1691 wordt de molen te(r) Claere (Beerbosstraat nummer 22) vermeld. Hij wordt net als de overige molens in Sint-Denijs in 1918 door terugtrekkende Duitse troepen opgeblazen. In 1923 werd hij heropgebouwd. Na een brand in 1950 wordt hij grotendeels vernieuwd. De St.-Denijsmolen of Molen te Rusteleur (Kooigemstraat) is eigendom van de bisschop van Doornik, dorpsheer van Sint-Denijs. In de middeleeuwen is het waarschijnlijk een banmolen, waar de inwoners verplicht zijn hun koren te laten malen. De molen brandt af in 1899 maar wordt in 1902 vervangen door een oude staakmolen uit Sint-Eloois-Vijve die op zijn beurt vernietigd wordt door de Duitsers. In 1921 wordt een staakmolen uit Le Moustier (Henegouwen) aangekocht en hier heropgebouwd. De molen wordt afgebroken in 1933 en vervangen door een mechanische maalderij. Andere molens zijn de Perremolen of Perckmolen (Perrestraat), al vermeld in 1455, een zwingelmolen op ronde voet (Beerbosstraat) en de Slavaetsmolen of Pypuitmolen (Slavaetstraat), allen vernield op het einde van de Eerste Wereldoorlog.

De tweede helft 16de eeuw wordt getekend door godsdiensttroebelen, belegeringen en plunderingen van geuzenbenden. Door de onmiddellijke nabijheid van de strategisch belangrijke forten van Avelgem en Outryve, wordt de streek regelmatig geplunderd, met de teloorgang van de landbouw, ziekte en ontvolking tot gevolg. Ten tijde van de aartshertogen Albrecht en Isabella (1598-1621) keert de rust terug en worden onder meer de kerkelijke instellingen hersteld.

In het kader van de Franse aanhechtingspolitiek, valt Frankrijk in 1646-1647 de Spaanse Nederlanden binnen. De voorbijtrekkende legers (zowel Franse als Spaanse) brengen Sint-Denijs zware schade toe. Ook in 1655-1659 veroorzaken plunderende Franse troepen veel schade in het dorp.
Tijdens de Negenjarige Oorlog (1688-1697) wordt in 1694 een Franse linie (tussen Kortrijk en Helkijn), een "Pré Carré-verdedigingssysteem", dwars door het dorp aangelegd, met als centraal punt het fort Ter Klare. Het hoofdkwartier van de Franse maarschalk ligt vlakbij de molen Ter Klare, die door zijn strategische ligging de hoogte beheerst. Voor de aanleg van de verdedigingslinie met redoute worden verschillende boerderijen verwoest zoals onder meer het Stokerijgoed en ten Bossche. In het landschap zijn nog zichtbare sporen van de linie en het fort ter hoogte van de Beerbosstraat.

In 1708 wordt met het verdrag van Utrecht de vrede herwonnen en vangt het Oostenrijkse bewind aan (1713-1792/ 1794). Sint-Denijs kent nu een periode van relatieve rust. Tal van woningen en hoeves worden hersteld en vernieuwd, onder meer het zwaar beschadigde Stokerijgoed wordt hersteld. In 1731 wordt de oude pastorie afgebroken en heropgebouwd (Kerkeberg nummer 5). Ook voor de kerk zijn er grootste bouwplannen. Een ontwerp van 1756 behelst onder meer de bouw van een nieuw koor en sacristie en het uitlengen van de kerk. Het ontwerp wordt slechts gedeeltelijk uitgevoerd. In 1761 wordt de Sint-Denijskapel afgebroken en heropgebouwd, waarbij zij met de zuidelijke beuk verbonden wordt. Tegen de kapel bouwt men de nog bestaande sacristie (zie jaartal in zuidgevel).

De 19de-eeuwse industrialisering heeft weinig invloed op de economische ontwikkeling van Sint-Denijs. De landbouw vormt de belangrijkste inkomstenbron, aangevuld met huisnijverheid zoals spinnen en weven. De aanleg van de spoorweg op het einde van de 19de eeuw en het wegvallen van de textielhuisnijverheid in het begin van de 20ste eeuw, bevordert de pendelarbeid. In het begin van de 20ste eeuw gaan steeds meer arbeiders werken in de Franse textielcentra. In 1932 wordt een tapijtweverij opgericht, de enige vorm van industrie in de gemeente. Daarnaast zijn er enkele kleinere bedrijven die op familiaal-ambachtelijke wijze worden uitgebaat onder meer een tabaksfabriekje.

Op het einde van de Eerste Wereldoorlog wordt Sint-Denijs zwaar getroffen. Een groot aantal woningen wordt vernield en de kerktoren wordt gedynamiteerd, waardoor de ganse kerk sterk beschadigd wordt. In 1926 wordt de kerk hersteld naar oorspronkelijk model.

Het huidige stratenpatroon komt nog grotendeels overeen met het laatmiddeleeuwse zie Ferrariskaart (1770-1778). Het landboek van Sint-Denijs-Doorniks van 1779, opgemaakt door J.B. Van Huffel, toont geconcentreerde bebouwing aan de huidige Sint-Denijsplaats, de Kerkeberg, het begin van de Helkijnstraat en de Koffiestraat.

Van oudsher is Sint-Denijs een straatdorp. De dorpskern, gesitueerd in het zuiden van de gemeente, wordt gevormd door de kerk, de huidige Helkijnstraat, de Sint-Denijsplaats en de Driesstraat. Bescheiden en nog vrij landelijke dorpskern gedomineerd door de licht verheven ligging van de kerk. Toenemende hedendaagse woningbouw onder meer ten oosten van de kerk (Kloosterhof) en ten westen van de dorpskern met een woonwijk aan de Vuurkruisersstraat en ten zuiden een woonwijk ter hoogte van het gehucht Vijfkeer (Pastoor Glorieuxstraat).

De bebouwing op heel het gemeentelijk grondgebied heeft een verspreid karakter. In de dorpskern rijbebouwing en geconcentreerde woningbouw.
Breedhuizen met variërende traveebreedte en één à twee bouwlagen. Eenvoudige baksteenbouw onder pannen zadeldaken met al dan niet bepleisterde of beschilderde lijstgevels. Een groot deel van de bebouwing gelegen aan de Sint-Denijsplaats heeft vermoedelijk een 18de-eeuwse kern onder meer het voormalige schepenhuis van het hoge hof van Helkijn (Sint-Denijs-Doornikse). Buiten de dorpskom verspreide landelijke bebouwing. Tal van historische hoeves met een gebouwenbestand dat veelal teruggaat tot de 18de eeuw. De meeste hoevesites worden al weergegeven in de twee landboeken van Sint-Denijs, respectievelijk het landboek van Sint-Denijs-Vlaanderen van 1769 en het landboek van Sint-Denijs-Doornikse van 1779 beide opgemaakt door J.B. Van Huffel. De belangrijkste hoeves zijn: het Stokerijgoed, Cense Marquette, het beschermde Roden Duifhuize en te Arbres.
De gemeente wordt tevens gekenmerkt door een groot aantal weg- en veldkapellen waarvan een aantal teruggaan op een oudere stichting zie landboeken en een aantal werden opgericht op het einde van de 19de eeuw ten gevolge van het katholieke reveil.

  • Rijksarchief Kortrijk, Gemeentearchief Sint-Denijs, nr. 56, Landboek van Sint-Denijs (Vlaanderen), 1769, opgemaakt door J.B. Van Huffel.
  • Rijksarchief Kortrijk, Gemeentearchief Sint-Denijs, nr. 57, Landboek van Sint-Denijs (Doornikse), 1779, opgemaakt door J.B. Van Huffel.
  • BATAILLE J., DEMEULENAERE H., VROMAN S., DELOOF J., Onze molens nu en toen. Heestert, Moen, Otegem, Sint-Denijs en Zwevegem, Kortrijk, 1994.
  • DELOOF J., Zwevegem in het jaar 2000, Tielt, 2000.
  • DESCHIETER J., Het Zwevegemse verleden in "mollenperspectief", in Zanen en Zanten, II, 1999, p. 5-12.
  • DESPRIET P., Sint-Dionysius en Sint-Genesiuskerk in St.-Denijs, in De Zuid-West-Vlaamse parochiekerken, Kortrijk, 1983, p. 344-362.
  • HASQUIN H., Gemeenten van België. Geschiedkundig en administratief-geografisch woordenboek, deel 2, Brussel, 1980, p. 980-981.
  • WITDOUCK R., Drie historische wandelingen in Sint-Denijs, 2000, Sint-Denijs.

Bron: DE GUNSCH A. & DE LEEUW S. met medewerking van CALLENS T. 2006: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Zwevegem, Deelgemeenten Zwevegem, Heestert, Moen, Otegem en Sint-Denijs, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL26, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: De Gunsch, Ann; De Leeuw, Sofie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Sint-Denijs [online], https://id.erfgoed.net/themas/14681 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.