Markegem is een dorp van 725 (15/01/2006) inwoners en 426 hectare (15/01/2006), gelegen in de provincie West-Vlaanderen, arrondissement Tielt, even ten zuiden van Tielt. Sinds de fusies in 1977 is het een deelgemeente van Dentergem, net als Wakken en Oeselgem. Typische landbouwgemeente in een licht golvend landschap, gelegen in het zandleemgebied ten noorden van de Leie. Het noordelijk deel van Markegem bestaat vooral uit zandleem, in het zuiden overheerst de lemige zandgrond. De grens tussen beide bodemsoorten wordt gevormd door de Oude Mandel.
Is zowel qua oppervlakte als qua inwonersaantal de kleinste van de deelgemeentes van Dentergem. Ten noorden wordt de gemeente begrensd door Dentergem, ten oosten door Gottem (Deinze) en Oost-Vlaanderen, ten zuiden en zuidwesten door Wakken en ten westen door Sint-Baafs-Vijve (Wielsbeke) en Oostrozebeke. Markegem is gelegen in het overgangsgebied van het zandlemige Plateau van Tielt naar het valleigebied van de Leie met dalslierten van de Mandel - Oude Mandel (fossiele rivierlopen van de Leie). De waterlopen maken een belangrijk deel uit van de begrenzing. In het zuiden wordt de grens met Wakken gevormd door de Saaisenbeek; in het noorden (de grens met Dentergem) door de Krommendijkbeek en de Oude Mandel; in het westen (de grens met Oostrozebeke) gedeeltelijk door de Mandel. De gemeente wordt in twee vrijwel gelijke delen verdeeld door de vallei van de Oude Mandel, die zich uitstrekt van noordoost naar zuidwest.
De bebouwing concentreert zich voornamelijk ten zuiden van de Oude Mandel: in de dorpskern, enerzijds, en in de vorm van lintbebouwing langs de Wakkenstraat, anderzijds. Over de rest van het grondgebied is de bebouwing zeer verspreid. De gemeente wordt van noord naar zuid doorkruist door de Tieltstraat, de N327, die Tielt met Wakken verbindt. Andere belangrijke verkeersaders worden gevormd door de as Wakkenstraat-Kouterweg, die van aan de Tieltstraat oostwaarts lopen in de richting van Gottem, in Oost-Vlaanderen, en de Dentergemstraat die van in de dorpskern in de richting van Dentergem loopt. Van 1906 tot 1955 werd de gemeente doorkruist door de tramlijn die Kortrijk met Aarsele verbond. Deze kwam vanuit Wakken en liep langs de Brouwerijstraat en de Dentergemstraat in de richting van Dentergem.
Markegem behoort fysisch-geografisch tot het zandlemige Plateau van Tielt. Het dorp ligt op de rand van de dalsliert van de Oude Mandel die zich als fossiele rivierloop van de Leie uitstrekt van Wakken, over Markegem en Dentergem naar Gottem. Zwak golvend reliëf: van ca. 12 m tot ca. 19 m boven de zeespiegel. Topzone nabij Hoge ten noorden van de dorpskom. De beekstelsels met kleine, smalle valleien, wateren in essentie zuidoostwaarts af naar de Mandel - Oude Mandel en de Leie (via Binnenbeek en Saaisenbeek).
De belangrijkste centrale weg van Tielt naar Wakken (Tieltstraat), ligt afgescheiden van de dorpskom. Op de valleiflank van de Oude Mandel liggen oude handelswegverbindingen richting Dentergem en Wakken. Ook op de valleiflanken van de Mandel bevinden zich oude handelswegverbindingen in de richting van Oostrozebeke (Oostrozebekestraat). De brede valleien met vochtige beekdalgraslanden en eertijds gesloten karakter wisselen af met licht geprononceerde kouterruggen met vruchtbaar open akkerland (grotendeels onderworpen aan ruilverkaveling).
De vondst van een geslepen bijl uit de ateliers van Le Grand Pessigny zou op de aanwezigheid van bewoning tijdens de laatneolithische periode kunnen wijzen. De bijl is gevonden in de nabijheid van de hoeve Kerstenburg in Dentergem (zie Markegemstraat nummer 151), waar een aantal jaren daarvoor een neolithische nederzetting is opgegraven. Ook een cirkelvormig spoor gevonden ten noorden van de Oude Mandel, in dezelfde omgeving, zou kunnen wijzen op prehistorische bewoning. De vondst van scherven van Romeinse dakpannen bij het ontruimen van het kerkhof in 1975, evenals de naam van de vroegere hoeve "Den Steenaert", even ten noorden, wijzen volgens de literatuur op bewoning tijdens de Romeinse periode.
De naam Markegem is volgens de literatuur afkomstig van een combinatie van de Germaanse termen Markinga en Haim wat duidt op een woonplaats van de lieden van Marko. In de 5de-6de eeuw zou de leider van een groep Frankische inwijkelingen, vermoedelijk een zekere Marko of Markwald, zijn naam aan het dorp hebben gegeven. Mogelijk vestigt een lokale heer zich op de plaats of in de omgeving van een centrale dorpshoeve, mogelijk het "Goed Ter Hoyen", gelegen ten westen van het dorp, bij het samenvloeiingsgebied van de Mandel en Oude Mandel.
De oudste schriftelijke vermelding van Markegem dateert uit 1103, wanneer Baldricus, bisschop van Doornik-Noyon, bevestigt dat de parochiale rechten via de Sint-Amandsproosdij in Kortrijk, toebehoren aan de Franse benedictijnenabdij Saint-Amand-les-Eaux.
Landbouwontginningen van de eerste bewoners zijn wellicht te identificeren met kouterarealen. Op de hoge en droge plateaugronden ontwikkelen zich tussen de 7de en de 12de eeuw de kouters als eerste grote permanent bewerkte stukken grond. Door gemeenschappelijk gebruik heeft dit landschap reeds vroeg een open karakter verkregen. Deze kouters hoorden bij het dorp (dorpskouters) of bij een grote hoeve of landbouwuitbating (hofkouters). Hun bestaan wordt bevestigd door tal van aangetroffen koutertoponiemen: de "Oost- en Westkouter", de "Couterbulck", de "Capelle Kouter", de "Bovencauter", de "Meule Cauter", het "Kapittel Couterken", ...
In de vroege middeleeuwen vormen twee hoeves de basis van het grondgebied van Markegem. Het "Goed Ter Hoyen" en het "Goed Te Ronneke", naar verluidt respectievelijk Frankisch en Gallo-Romeins van oorsprong. In de nabije omgeving van deze beide hoeves zijn de grootste percelen gesitueerd, wat wijst op een vroege ontginning. Ten westen van de kerk bevinden zich recentere ontgonnen percelen: deze zijn eerder klein en langwerpig van vorm en dateren uit de ontginningsperiode van de 11de-13de eeuw.
De naam van het "Goed Te Ronneke" zou verwijzen naar het Keltische woord voor ringvormige versterking. Deze site was dan ook vroeger voorzien van een (nu verdwenen) achtvormige omwalling. De ligging ervan, aan de benedenrand van de Oostkouter, in de nabijheid van de Saaisenbeek en haar meersen is typerend voor een Gallo-Romeinse nederzetting.
Het "Goed Ter Hoyen", bevindt zich nabij de samenvloeiing van de Mandel en de Oude Mandel. De naam zou afgeleid zijn van het Germaanse "agwjô"; dat 'vruchtbaar alluviaal land aan een waterloop' betekent. Hiervan is de achtvormige omwalling wel bewaard, evenals het opperhof in de vorm van een mote met een restant van het kasteel erop.
Onder de Karolingers (714-843) behoorde Markegem tot de kasselrij Kortrijk, die op haar beurt verdeeld was in vijf roeden. Markegem valt onder de Roede van Tielt.
De benedictijnenabdij van Saint-Amand-les-Eaux bezit in de vroege middeleeuwen in Markegem een aaneengesloten blok landerijen vermoedelijk teruggaand op het oorspronkelijke Frankische domein.
Dit geheel wordt op het eind van de 9de of in de 10de eeuw gesplitst in drie lenen, die alle direct of indirect afhangen van de Sint-Amandsproosdij in Kortrijk, beheerder van de West-Vlaamse bezittingen van de abdij van Saint-Amand-les-Eaux. In 1107 bevestigt paus Paschalis II nogmaals het bezit van gronden van Markegem met hun vermogen en afhankelijkheden, onder andere de heerlijkheid "Te Ronneke", de dorpsheerlijkheid "Ter Kercken" door dezelfde abdij (Sint-Amand-les-Eaux). Tijdens deze periode wordt de basis gelegd voor het feodale systeem van lenen en achterlenen die de ontwikkeling van de gemeente tijdens de middeleeuwen zal kenmerken.
De heerlijkheid "Te Ronneke", ten zuidoosten van de kerk gesitueerd, heeft in deze periode een oppervlakte van 23,9 ha en wordt beheerd vanuit een hoeve met achtvormige omwalling en met bijhorend kasteeltje op het opperhof. De dorpsheerlijkheid "Marckeghem" of "Ter Kercken" is een leen van 't Sint-Amandsche in Wingene, op zijn beurt een leen van de proosdij van Kortrijk en dus een achterleen van de abdij van Saint-Amand-les-Eaux. De kerk bevindt zich op het grondgebied van deze heerlijkheid, aan de kruising van twee historische wegen: de toenmalige Kerssenstraete (huidige Dentergemstraat) en de "heirwegh lopende van Ghendt naar Cortrijck" (nu: Wakkenstraat – Kouterstraat), de heer ervan is tegelijk dorpsheer. Een derde leen van deze abdij, "Den Bruwelsput" (11,3 hectare), bevond zich ten westen van de kerk, aan de Brouwerijstraat.
Ook de heerlijkheid "Ter Hoyen", een achterleen van de Gentse Sint-Pietersabdij speelde een belangrijke rol in de ontwikkeling van het dorp. Deze heerlijkheid besloeg nagenoeg geheel de noordelijke helft van Markegem, boven de Oude Mandel. Vanaf 1504 komt de dorpsheerlijkheid in bezit van de heer van "Ter Hoyen", waardoor deze zich naast heer van de grootste heerlijkheid ook dorpsheer mocht noemen. In 1662 komt ook de heerlijkheid "Te Ronneke" in handen van de dorpsheer, en zijn de drie belangrijkste heerlijkheden in dezelfde handen.
Op het Markegemse grondgebied bevonden zich twee kastelen. Een eerste nam de mote op het opperhof van "Ter Hoyen", aan de samenvloeiing van de Oude Mandel en de Mandel, in beslag en wordt voor het eerst vermeld in 1377. Op het ogenblik dat Sanderus het afbeeld in zijn Flandria Illustrata (1641-44) is het verval reeds ingetreden en in 1710 wordt enkel nog de kelder gebruikt. Tegenwoordig is nog een restant van het kasteel te zien op de mote, tesamen met een uitbouwsel, met trapgevel, dat er in 1894 tegenaan gebouwd is. Een tweede bevond zich op het vroegere opperhof van "Te Ronneke" tussen de Kouterstraat en de Saaisenbeek, die de grens met Wakken vormt. Dit kasteel is reeds volledig verdwenen in 1661. Ook de omwalling en de mote zijn tegenwoordig niet meer te zien.
De 16de en vooral de 17de eeuw zijn een woelige periode voor Tielt en omgeving en ook Markegem krijgt hieronder te lijden. In 1566 wordt de kerk beschadigd door beeldenstormers en tijdens de aansluitende tachtigjarige oorlog ontvolkt de parochie. Er wordt zware schade toegebracht door de jarenlange strijd tussen Spaanse en Nederlandse troepen, en daarna door de acties van de Geuzen. Op het einde van de 16de eeuw ligt de kerk nagenoeg volledig in puin. Tijdens het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) verbetert de toestand enigszins en is een langzame opbouw mogelijk. Vanaf 1632 zijn er echter wederom troepenbewegingen in Markegem. In 1644 vallen de op gebiedsuitbreiding beluste Fransen Markegem binnen, waarbij opnieuw zware schade aangericht wordt aan de gebouwen, onder meer de kerk, die als stalling gebruikt wordt door de Franse troepen. De Vrede van Münster (1648) stelt een einde aan de oorlog tussen de Noordelijke Nederlanden en Spanje. De oorlog tussen Spanje en Frankrijk blijft echter de streek rond Tielt teisteren. De gehele tweede helft van de 17de eeuw wordt gekenmerkt door conflicten met de Fransen en vooral tijdens de Negenjarig Oorlog (1688-1694) krijgt de Markegemse bevolking het eens te meer hard te verduren.
Ook tijdens de 18de eeuw blijft Markegem niet gespaard van conflicten: zowel de Spaanse (1702-1713) als de Oostenrijkse Successieoorlog (1740-1748) brengen opnieuw Franse troepen naar de omgeving van Markegem, met de ermee gepaard gaande opeisingen, plunderingen en beschadigingen. Met de Vrede van Aken in 1748 komt er eindelijk voor langere tijd een einde aan deze woelige periode. Het bevolkingsaantal van Markegem kent dan ook een sterke stijging tijdens de tweede helft van de 18de eeuw. Op de Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden van de graaf de Ferraris (1770-1778) blijkt dat de bebouwing in Markegem in deze periode nog zeer verspreid is. Van een dorpskern is nauwelijks sprake.
De landbouw is van oudsher de belangrijkste bron van inkomsten voor de Markegemse bevolking. De belangrijkste hoeven tijdens het ancien régime zijn: het "Goed Ter Hoyen", het "Goed Te Ronneke", het "Goed Ter Kercken" en het "Goed Te Poorters". Laatstgenoemde is het enige domein dat niet is ontstaan uit een feodale heerlijkheid. Het betreft een site met een opperhof-neerhofstructuur, waarvan een deel van de omgrachting bewaard is. De eerste vermelding dateert uit 1382 wanneer het aan de abdij van Roosenberghe te Waasmunster geschonken wordt. Het "Goed Ter Kercken" is gelegen tussen de Dentergemstraat en de Kouterstraat en wordt gekenmerkt door een vierkante omwalling, die vermoedelijk uit de 14de of 15de eeuw dateert. Naast landbouw kent Markegem in deze periode een bloei van de vlas- en linnennijverheid. Nagenoeg elk huishouden bezit een weefgetouw, in de 18de eeuw wordt het weven voor de landbouwbevolking levensnoodzakelijk.
Ondanks het lage bevolkingsaantal, de beperkte oppervlakte en bebouwing wordt Markegem onder het Directoire, tussen 15 februari en 3 juli 1795, tot hoofdplaats van het kanton Markegem benoemd, met onder zich Aarsele, Dentergem, Kanegem, Oeselgem, Oostrozebeke, Sint-Baafs-Vijve, Wakken en Wielsbeke. Na 3 juli neemt het grotere en beter voorziene Wakken deze rol over.
Op het einde van de 18de eeuw richt Pastoor Van Hoorick een eerste privé-school op, in 1805 volgt de vestiging van een tweede privé-school. In 1824 wordt door koster-onderwijzer Charles-Philippe Vande Casteele een nieuwe school met schoolhuis opgericht in de Wakkenstraat.
In 1856 wordt naar ontwerp van de Kortrijkse architect Pierre-Nicolas Croquison, tevens ontwerper van de neogotische parochiekerk van Dentergem, een nieuwe school opgetrokken in de Wakkenstraat (nummer 29). Onder het liberale bewind wordt hier in 1879 een neutrale school opgericht. De katholieke school (de zogenaamd Kouterschool) aan de Kouterstraat, opgetrokken in 1880 naar ontwerp van de Tieltse architect Gustave Hoste, kan na verloop van tijd echter het gros van de leerlingen naar zich toe trekken.
Vanaf 1891 wordt het katholiek onderwijs in handen genomen door de zusters van 't gelove uit Tielt. Dezelfde zusters richten in 1911 een ouderlingenhuis op in de Brouwerijstraat. Dit Sint-Jozefsgesticht wordt opgetrokken naar ontwerp van architect Alberic Vandekerckhove uit Ingelmunster. Later wordt hier de functie van weeshuis aan toegevoegd. Vanaf 1931 is het bejaardentehuis niet langer actief en worden deze gebouwen enkel nog gebruikt als schoolgebouwen.
De Tieltstraat wordt in 1823 als eerste gekasseid en omgevormd tot tolweg.
De Atlas der Buurtwegen (circa 1846) toont in vergelijking met de Ferrariskaart een aanzienlijke toename van de bebouwing. Vooral langs de Wakkenstraat en de Kouterweg met secundair ook bebouwing aan de Dentergemstraat en de Brouwerijstraat. Rond de kerk is nu een echte dorpskern ontstaan. Daarbuiten blijft de bewoning echter zeer verspreid en landelijk van karakter. In het midden van de 19de eeuw neemt wel het aantal landbouwuitbatingen toe. Een sterke stijging van kleine bedrijven zorgt voor de versnippering van het areaal.
In 1863 wordt deze straat, samen met de Kouterweg gekasseid, evenals de Dentergemstraat die vanaf de kerk wordt rechtgetrokken.
Op het einde van de 19de eeuw worden de twee bestaande windmolens (in de Oostrozebekestraat en in de Tieltstraat) afgebroken.
De cichoreiteelt komt op en er worden cichorei-asten opgericht in de Tieltstraat, achter het toenmalige gemeentehuis en op de mote van "Ter Hoyen".
Markegem wordt grotendeels gespaard van oorlogsschade tijdens de Eerste Wereldoorlog. Enkel de Kouterschool komt onder vuur te liggen bij het verdrijven van de Duitse bezetter door de Fransen. In 1940 wordt Markegem opnieuw door de Duitsers ingenomen weliswaar niet zonder slag of stoot. De 6de Compagnie Jagers verschanst zich in Markegem. De Duitse troepen trekken Markegem van uit het pas veroverde Dentergem binnen. Snel trekken de Belgen zich terug waarbij de brug over de Oude Mandel nabij de Tieltstraat wordt opgeblazen. De huidige Plankendambrug is gebouwd door een Duitse genie-eenheid, en draagt dan ook diens embleem, de huisjesslak. Ongeveer de helft van de woningen in Markegem geraakt beschadigd bij de Duitse verovering. De bevrijding verloopt zonder gevechten.
De tweede helft van de 20ste eeuw wordt gekenmerkt door een aantal grote infrastructuurwerken. In 1960 wordt de parochiezaal 'Pax' opgetrokken in de Brouwerijstraat, een ontwerp van de Tieltse architect Albert Impe. Het jaar daarop ontwerpt diens hulparchitect, José Tack, een nieuwe school in de Wakkenstraat, ter vervanging van de oude vervallen school uit 1898. Tussen 1966 en 1976 krijgen alle buurtwegen een betonlaag.
In 1968 beginnen ook de zusters van 't gelove aan de bouw van een nieuwe school in de Brouwerijstraat, ontworpen door Jozef Vansteenlandt uit Sint-Andries. Hiervoor wordt het Sint-Jozefsgesticht nagenoeg volledig afgebroken. In 1970 wordt de Tieltstraat geasfalteerd, verder rechtgetrokken en afgezoomd met rode beuken. In 1975 volgt de ontruiming van het kerkhof, waarbij scherven van Romeinse dakpannen aan het licht komen. Er komt een nieuwe begraafplaats aan de noordzijde van de Kouterstraat.
Vanaf 1977 wordt Markegem een deelgemeente van Dentergem.
In 1982 bouwen van een sporthal aan de Brouwerijstraat, een ontwerp van de Ruiseleedse ingenieur Freddy De Schacht.
In 1990 wordt het klooster in de Brouwerijstraat verlaten maar de zusters van 't gelove blijven zich echter wel nog bezighouden met de school. Ze laten het gebouw uitbreiden in 1990-1991 en in 1993-1994. In 1994 wordt de school in de Wakkenstraat verlaten.
Markegem is een dorp met een zeer lange bewoningsgeschiedenis. De bewoning is tot op heden beperkt en verspreid gebleven. De oudste materiële sporen zijn terug te vinden in de vorm van omwallingen van sommige hoeves ("Goed Ter Hoyen", "Goed Te Poorters"). Vooral bij "Ter Hoyen" is deze omwalling zeer goed bewaard, met zelfs nog een restant van het kasteel op de mote.
Van een echte dorpskern rond de kerk, die in kern teruggaat tot de 13de eeuw, was bij het opmaken van de Ferrariskaart (1770-1778) nog steeds geen sprake. Wel is er een lichte concentratie van de bebouwing merkbaar in de onmiddellijke omgeving van de kerk en aan de huidige Brouwerijstraat en Bulmolenweg. In de noordelijke helft van de gemeente, boven de Oude Mandel is de bebouwing gelijkmatig verspreid. Ook op de Atlas der Buurtwegen (circa 1846) krijgen we een gelijkaardig beeld te zien: verspreide bebouwing, die iets dichter wordt in de zuidwestelijke hoek van de gemeente. Deze evolutie heeft zich doorgezet en in het hedendaagse Markegem krijgen we een concentratie van de bebouwing in lintvorm langs de Wakkenstraat en de zuidelijke zijde van de Brouwerijstraat. In de noordelijke helft van de gemeente blijft de bebouwing verspreid, met een licht concentratie aan de Tieltstraat. In de dorpskern is de oude bebouwing, die grotendeels uit de tweede helft van de 19de eeuw stamt, in beperkte mate bewaard. Vooral langs de Wakkenstraat zijn nog een aantal panden terug te vinden, met als meest opvallende de vroegere herberg "Sint-Huybrecht" uit het einde van de 18de eeuw. De meeste panden zijn echter aangepast of afgebroken en vervangen in de tweede helft van de 20ste eeuw. Ook buiten de dorpskern stamt de oudste bebouwing uit de 19de eeuw. Enkele hoevesites gaan verder terug, maar steeds is de bebouwing in de loop van de 19de of de 20ste eeuw aangepast. De meeste middeleeuwse sites zijn zwaar verbouwd in de 20ste eeuw.
Bron: VAN VLAENDEREN P. & VRANCKX M. 2007: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Dentergem, Deelgemeenten Markegem, Oeselgem en Wakken, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL32, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Van Vlaenderen, Patricia; Vranckx, Martien
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Dentergem
Omvat
Adamstraat
Omvat
Brouwerijstraat
Omvat
Bulmolenweg
Omvat
Dentergemstraat
Omvat
Dujardinstraat
Omvat
Kouterweg
Omvat
Kruisstraat
Omvat
Sint Amandstraat
Omvat
Sint-Hubertusstraat
Omvat
Tieltstraat (Markegem)
Omvat
Vandaelenstraat
Omvat
Wakkenstraat
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Markegem [online], https://id.erfgoed.net/themas/14702 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.