Op 01/01/1977 worden Kortemark, Handzame en de reeds in 1971 gefusioneerde gemeente Zarren-Werken samengevoegd onder de naam Kortemark. Het gehucht "Terrest", nu op grondgebied Houthulst, maakt tot 1970 deel uit van de gemeente Zarren. De deelgemeente Zarren heeft een oppervlakte van 1.132 hectare. De gemeentes Zarren en Werken tellen samen 3.097 inwoners (afzonderlijke bevolkingsgegevens worden niet geteld, informatie gemeentebestuur Kortemark, 31/12/2007). In Zarren zelf zouden 2061 mensen wonen (gegevens Wikipedia, 1999).
Het dorp Zarren is gelegen op zeveneneenhalve kilometer van Diksmuide, zes kilometer van Kortemark, vier kilometer van Handzame, zes kilometer van Staden en vijf kilometer van Houthulst en Klerken (Houthulst). De kerken van Zarren en van Werken liggen slechts circa één kilometer van elkaar. Het grondgebied van Zarren vormt het zuidwestelijk gedeelte van de fusiegemeente Kortemark. Zarren paalt ten zuidwesten aan Houthulst, ten noordwesten aan Diksmuide, ten noorden aan Werken en ten oosten aan Handzame.
De dorpskern van Zarren ligt in het noorden van de gemeente, net ten zuiden van de "Broeken", op de kruising van de grote wegen naar Diksmuide (Esenstraat), Roeselare (Stadenstraat, Roeselarestraat) en Lichtervelde (Staatsbaan). Binnen een straal van één kilometer van de dorpskern situeren zich de gehuchten "Koordhoek" (zie Koordhoekstraat), "Zarren-Linde" (zie Zarren-Lindestraat), "Kruiskalsijde", "Gaainest" (bij de Amersveldestraat of de vroegere "Gaaineststraat", nabij de grens met Handzame) en "Bar(i)sdamme" (zie Barisdamstraat, bij de grens met Werken en Handzame). Verder van de dorpskom van zuidwest naar zuidoost liggen de gehuchten "Ruiterhoek" (naar Klerken op, zie Ruiterhoekstraat), de "Kruisstraat" (richting Houthulst, zie Kruisstraat), "Vla" (zie Vlaestraat), "Smisse" (tussen de Roeselarestraat en de Vrijbosstraat), "Papeleen" (in het uiterste zuidoosten langs de Roeselarestraat) en "Vuilpanne" (zie Vuilpanstraat).
Zarren is traditioneel een landbouwdorp met akkerbouw en veeteelt. Tot in de jaren 1970 is er in Zarren nog een regionale melkerij in de Esenstraat. Nog in de Esenstraat bevindt zich tot het einde van de jaren 1980 de bekende orgelfabriek "Loncke" (zie Esenstraat nummer 31). Anno 2008 is er geen bedrijventerrein of 'industrie' in Zarren. Op vandaag is Zarren een kleine landelijke woongemeente. De talrijke landbouwbedrijven buiten de dorpskom leveren vooral aan de REO-veiling in Roeselare. Er is doorgaand autoverkeer via de rijkswegen Diksmuide-Roeselare en Diksmuide-Lichtervelde.
Op toeristisch vlak is het molenpatrimonium met vier windmolens in de fusiegemeente Kortemark van belang. Twee van de vier molens zijn gelegen op Zarren.
De spoorlijn Lichtervelde-Veurne, aangelegd in 1857-1858 snijdt het noordelijk grondgebied van Zarren van oost naar west. De belangrijkste bovenlokale weg is de Staatsbaan Lichtervelde-Diksmuide die parallel met de spoorlijn loopt. Het tracé van de Stadenstraat en de Roeselarestraat vormt een belangrijke verbinding met Staden en Roeselare.
Fysisch-geografisch behoort Zarren tot de zandlemige uitlopers van de "Rug van Westrozebeke". De noordzijde van het grondgebied situeert zich de zogenaamde polderintrusie van de Handzamevaart, bestaande uit zware kleigronden met zowel overdekte kreekruggronden en dekkleigronden, plaatselijk afgewisseld met zandige opduikingen. In het uiterste zuiden van het grondgebied, nabij "Vla" en "'s Graveneik" (hoogste punt 43 meter) op het grensgebied met Staden en Houthulst wordt de kamlijn bereikt van de Rug van Westrozebeke, die zich als een zogenaamd erosiereliëf uitstrekt van Beselare over Passendale, Westrozebeke, Stadenberg en Terrest tot Klerken. Deze zone correspondeert ook met het zogenaamde oude "Vrijbos", waarvan het "Houthulstbos" op het naburige Houthulst een restant vormt. De bodem bestaat er uit een complex van lemige zand- en licht-zandleemgronden met verweringskenmerken (kleisubstraten en stenige fases).
Zarren heeft een zacht tot plaatselijk sterk glooiend landschap met hoogteverschillen die variëren van circa 4 meter boven zeespiegelniveau in de vallei van de Handzamevaart tot 43 meter in het zuiden op "‘s Graveneik", op de grens met Staden. Het reliëf neemt af ten westen naar het grondgebied van Esen toe. De parallelle zuidwest-noordoost lopende beekstelsels met vrij smalle valleien van onder meer Ruiterbeek-Rietbeek (grens tussen Zarren en Diksmuide), Roomputbeek, Beukelstraatbeek, Terrestbeek, Oostbosmolenbeek, en Vuilpanbeek wateren in essentie noordoostwaarts af, om via de Zarrenbeek (vormt deels de grens tussen Zarren en Handzame) in noordwestelijke richting af te stromen naar de Handzamevaart (deelbekken van de IJzer).
Het halfopen cultuurlandschap met enkele hagen en bomenrijen omvat een afwisseling van eerder kleine akkerland- en weilandpercelen. De bebouwing is er hoofdzakelijk van het landelijk type en verspreid. Het open valleilandschap van de Handzamevaart, met slechts enkele percelen akkerland, omvat historisch permanent grasland met een uitgebreid slotenpatroon (vaak voormalige hooiweiden), spaarzame perceelsrandbegroeiing en weinig of geen bebouwing.
De oudste vermelding van "Bodium in villa Sarra" dateert volgens Karel De Flou van 961, maar volgens later onderzoek gaat dit om een vervalste oorkonde. Het zelfde citaat komt voor in 1089 (professor Gysseling ziet dit als de oudste vermelding van Zarren). In 1127 is er sprake van "Sarran", in 1183 van "Zarren". De naam zou ontleend zijn aan de Zarre(beek), een bijrivier van de IJzer.
Tot ver in de middeleeuwen worden de laag gelegen gronden overspoeld door zout water, dat via met zee verbonden geulen in het binnenland wordt gebracht (bijvoorbeeld de lage moerassige vallei van de Kreke tot Kortemark). Door een geleidelijke opslibbing van de geulen worden vele schorgronden in de loop van de middeleeuwen opnieuw toegankelijk en wordt het land gevrijwaard van nieuwe overstromingen door bijvoorbeeld het opwerpen van dijken. Op de veilige droge gronden en veelal in de buurt van open water ontstaan kleine nederzettingen, zoals Handzame, Esen (Diksmuide), Werken, Vladslo (Diksmuide) en Zarren, die wellicht teruggaan tot de Frankische periode.
Vanaf de middeleeuwen tot de Franse Revolutie behoort Zarren tot de kasselrij van het Brugse Vrije onder het graafschap Vlaanderen. Zarren vormt samen met stukken van Esen (Diksmuide) en een klein deeltje van Handzame het "Ambacht Zarren" met een eigen schepenbank.
De zogenaamde "Splete in 't Vrije" ten westen van de kerk van Kortemark is een enclave die niet onder Wijnendale valt, maar bestuurlijk afhangt van het "Ambacht Zarren" onder de kasselrij van het Brugse Vrije.
De plaatsnaam Zarren is voor het eerst vermeld in 1089: in dat jaar kent graaf Robrecht II (1093-1111) het "Bodium in villa Sarra" samen met een aantal landerijen toe aan het het kapittel van Sint-Donaas te Brugge. De term "bodium" zou te verklaren zijn als 'twee derden van de tienden'.
De kerk is in oorsprong een eigenkerk, behorend aan een Doornikse kanunnikenfamilie. In 1112 wordt het patronaat van de kerk (zie Esenstraat nummer +2) van Zarren toegekend aan de Sint-Maartensabdij (abdij gesticht in 1092) van Doornik. De tienden worden geheven door de genoemde abdij, het kapittel van de Brugse Sint-Donaas en door de kerk van Zarren.
In 1127 wordt een zekere "Walterus, miles ex Sarran" vermeld als ridder van Zarren (zie Galbert van Brugge, De moord op Karel de Goede, vertaling door A. Demyttenaere, Antwerpen, 1978). In 1132 wordt in een bulle van paus Innocentius II bevestigd dat het patronaat van de kerk (zie Esenstraat nummer +2) toekomt aan de Sint-Maartensabdij van Doornik.
In een document van 1187 over het grafelijke domein in Vlaanderen wordt voor het eerst een molen vermeld, hoogstwaarschijnlijk betreft het een watermolen op de Zarrenbeek.
In de dertiende en de veertiende eeuw vermelden oorkonden (adellijke) personen met de naam "van Zarren". We vermelden hier Bouderus van Zarren en (1249) en Wouter van Zarren (1371). Daarna verdwijnt de naam. Zaren behoort reeds in de eerste helft van de 14de eeuw toe aan de familie van Lichtervelde.
In 1341 wordt 'op 19 gemete land, zuidoost van de kerk' als kerkelijk benificium een "Capelrie van onse Vrauwe" (kapelanij) opgericht.
Tijdens de beeldenstorm van circa 1566 wordt de Sint-Dionysiuskerk (zie Esenstraat nummer +2) gedeeltelijk verwoest. Uit de bisschopsvisitatie van 1571 blijkt dat de herstelde kerk in dat jaar opnieuw gewijd is. Op dat moment zijn de kerk en het kerkhof omwald en ommuurd. Tijdens een tweede beeldenstorm van circa 1580 wordt ze echter opnieuw vernietigd.
In de periode 1588-1592 brengt de belastingsomschrijving van "Ambacht Zarren", Kortemark en Handzame niets op. Dit wijst op de volledige verarming en ontvolking van het gebied. Het "Hof van Zarren" en een aantal van zijn achterlenen zijn gelegen in de Zarrense "Broeken". Deze zijn in deze periode van troebelen overstroomd door het openzetten van de sluizen te Nieuwpoort en het doorsteken van de dijken.
In 1609 is men al begonnen met het herstel van het "Onse Vrouwe Choor" van de Sint-Dionysiuskerk (zie Esenstraat nummer +2) en zijn er rekingen voor "trepareeren van den torre deser kercke" en "voor stoppen met berdt de kerck veynsters ende de zolderboomen in den torre te legghen". Aanvankelijk is deze herstelde kerk met stro gedekt.
In 1618 worden de inkomsten van het pastoorschap en die van de kapelanij samengevoegd.
In 1628 wordt een metselaar betaald voor "tmaecken van de nieuwe steenen brugghe met eene boge over de kerkgracht ten zuytweste houcke an tkerckhof". De kerk bestaat op dat moment uit een koor, een middenbeuk en twee zijbeuken met een romaanse klokkentoren in het midden van het schip. In de jaren 1645-1658 wordt de kerk verschillende malen geplunderd door Franse soldaten waarbij opnieuw deuren en ramen worden beschadigd.
In de periode 1659-1667 wordt de "cerckecosterie" uitgebreid.
In de registers van 1626 en 1639 van de "Heerlijkheid van het Land van Wijnendale" worden de lenen opgesomd. Eén van de lenen is de heerlijkheid van het "Hof van Zarren" met tweeledig foncier zogenaamd de "Maet" en het "Polderken" nabij " 's Gravenbrouc" en 51 achterlenen verspreid over de parochies Zarren, Kortemark, Handzame, Werken en Bovekerke (Koekelare). Hieruit kan geconcludeerd worden dat het "Hof van Zarren" één van de grotere heerlijkheden is in de streek. Dit leen behoort in 1626 aan Jean van Grysperre, heer van Coquelmonde. Vanaf 1666 is het leen in handen van de familie Anchemant. "Den Maet met het Polderken" is gelegen in de "Bethoosterse Broeken" van Zarren ten noordwesten van de kerk, tussen de Zarrenbeek, de Steenstraat (grens met Werken) en de vaart (de Oude Gracht). In de 17de eeuw kennen de lenen van het "Hof van Zarren" - omwille van de politieke en economische situatie - ongewoon veel eigendomswissels. Enkel de adel en de abdij van Petegem (leen op grondgebied Werken) slagen erin hun lenen te behouden. Dikwijls gaan de lenen over in handen van niet-landbouwers, ambtenaren en/ of Spanjaarden, die het leen dus niet zelf uitbaten. Er is ook een grote inwijking uit Waalse gebieden en Artesië.
In 1639, eerste vermelding van een korenwindmolen te Zarren. Vermoedelijk is dat de houten "Wullepitmolen" (zie * Molenstraat zonder nummer) op het gehucht "Zarren-Linde". Er is ook een rosmolen voor het stampen van olie.
Circa 1645 wordt door landmeter Louis de Bersaques een "Ommeloper" opgemaakt in verband met de tiendenheffing door de Sint-Maartensabdij van Doornik (zie historische kaarten na de historische inleiding).
In de tweede helft van de 17de eeuw kent Vlaanderen naast oorlogsgeweld (zie hieronder) enkele ernstige graancrisissen. Te Zarren kweken een aantal landbouwers sinds circa 1675 aardappelen, dit als één van de eerste gebieden in Vlaanderen. Circa 1680 zijn er ook reeds tabaksvelden te Zarren. In de 17de eeuw wordt er te Zarren ook koolzaad en hoppe gekweekt.
Circa 1690 eerste vermelding van de benaming "Bethoosterse Broeken" voor de Broeken ten noorden van de dorpskom van Zarren.
Oorlogen van de 17de eeuw
In 1609 sterft de laatste vertegenwoordiger van het geslacht van Kleef, namelijk Jan-Willem, hertog van Gullik. Dit geeft aanleiding tot de Gullikse Successieoorlog. Bij akte van 27 juni 1625 wordt de "Heerlijkheid van Wijnendale" geschonken aan Wolfgang Willem, hertog van Neuberg, paltsgraaf van de Rijn, hertog van Beieren en prins van Neuberg.
Na de dood van de aartshertog Albrecht in 1621 (aartshertogin Isabella wordt landvoogdes, maar er komt een einde aan het bestand met de Noordelijke Nederlanden) herbegint de oorlog tussen Spanje en Holland. Frankrijk steunt aanvankelijk de Hollanders en bezet de Spaanse Nederlanden. In de jaren 1640 worden veel mannen uit het "Ambacht Kortemark" opgevorderd om verdedigingswerken aan te leggen. Tot overmaat van ramp breekt in 1647 een pestepidemie uit. In 1667 (zogenaamde "Devolutieoorlog") valt Frankrijk opnieuw de Spaanse Nederlanden binnen, terwijl Engelse en Hollandse legers de Spaanse verdedigers bijstaan. In 1670 ontsnappen Wijnendale en het "Ambacht Kortemark" ter nauwer nood aan de Franse annexatie daar de paltsgraaf een verbond is aangegaan met Lodewijk XIV tegen de Staten van Nederland. In 1674-1678 komt Wijnendale opnieuw in Frans bezit. Door de Vrede van Nijmegen (17 september 1678) wordt de kasselrij Ieper Frans bezit (tot 1713). De grens van het Franse bezit loopt voortaan van Nieuwpoort langs de IJzer tot Diksmuide, vervolgens dwars door het "Vrijbos" (Houthulst) en langs de grens van Zarren, Handzame en Kortemark met Hooglede en Staden. Lodewijk XIV laat op aandringen van Vauban een fortenlijn aanleggen om zijn grenzen te beschermen. Het "Land van Wijnendale" en vooral de Krekevallei leven nu onder Franse dreiging, zodat hier voortdurend een Spaanse bezetting blijft. In 1694 dringen de Nederlanders onder bevel van Willem III door tot het Frans gebied van Hooglede en Roeselare. Dit wordt op 17 juli 1695 beantwoord door een Franse aanval op Roeselare, de Fransen stoten tien dagen later door tot Wijnendale en "Ambacht Kortemark". Zarren vormt in deze periode de meest noordelijke bezettingsrand. Franse ruiters en voetvolk worden er in garnizoen gelegd. De kerktoren wordt als uitkijkpost ingericht. Bij de Vrede van Rijswijk in 1697 moet Frankrijk de sinds 1678 veroverde gebieden terug afstaan.
Deze oorlogen zorgen telkens opnieuw voor ellende bij de bevolking. Door het doorsteken van de sluizen wordt telkens (een deel van) het "Veurne-Ambacht" onder water gezet, wat wellicht ook zijn gevolgen heeft voor de Krekevallei.
In 1704 schuilen de Zarrenaren met hun paarden en vee in de Sint-Dionysiuskerk (zie Esenstraat nummer +2), op de vlucht voor de schermutselingen tussen de Engelsen en Hollanders enerzijds en de Fransen en de Spanjaarden anderzijds (nieuwe coalitie vanaf 1700). In 1708 valt de omgeving van Zarren opnieuw in Franse handen en wordt de kerk opnieuw door de boeren gebruikt. In 1709 worden de Fransen door de Hollanders verdreven.
De Vrede van Utrecht in 1713 maakt een einde aan de oorlogen die de hele 17de eeuw bepaalden (zie boven). De Zuidelijke Nederlanden worden nu het bezit van Karel VI van Oostenrijk (voorheen Karel van Habsburg genoemd) en zullen in de 18de eeuw een periode van economische voorspoed kennen. De kasselrij Ieper hoort opnieuw bij de Nederlanden waardoor Zarren niet langer een grensgebied met Frankrijk vormt.
In 1717 is de kerk (zie Esenstraat nummer +2) opnieuw vervallen ten gevolge van de opeenvolgende oorlogen en wordt ze geleidelijk aan hersteld. In 1736 wordt de torenspits en het torenuurwerk vernieuwd.
In 1744-1748 is er oorlog tussen de Fransen en de Engelsen. De Fransen vallen de Oostenrijkse Nederlanden binnen. In de kerk wordt de oogst in veiligheid gebracht.
In 1748 telt Zarren 996 inwoners. Er zijn dan zes herbergiers van de herbergen "In de Croone" op de "Plaetse", "In dry Coningen" (ook een brouwerij) op de "Plaetse", "In Barsdamme" (zie Barisdamstraat), "In Sarren-Lynde" (zie Zarren-Lindestraat), "In 't Gaysnest" en "In de Hooghen Heirst". Er is ook nog een brouwerij in een hoeve op het gehucht "Zarren-Linde".
In de decanale visitatie van 1749 wordt de kerk (zie Esenstraat nummer +2) beschreven als een driebeukige kerk met vieringtoren. De pastorie is omwald.
Omdat de "buskanters" of "delinquents" het gebied naast de "boswaer" van het "Vrijbos" (kern op grondgebied Houthulst, maar uitlopers op grondgebied Zarren) in de loop der tijd in gebruik nemen, neemt landvoogd Karel van Lotharingen in 1756 strenge maatregelen tegen deze illegale exploitatie. Bebouwing en landbouwactiviteit worden in een halve mijl rondom de dijk verboden. Dit gaat gepaard met een afbraakpolitiek van woningen te Merkem (Houthulst), Woumen (Diksmuide), Klerken (Houthulst), Handzame en Zarren (Kortemark). De felle reacties hiertegen van de bewoners worden gesteund door de dorpspastoors. Ook van het Brugse Vrije komt er protest: de daklozen konden onmogelijk door de 'dis' van de diverse gebieden onderhouden worden, en zouden op hun beurt aankloppen bij de "generaliteyt van het Brugse Vrije". De kasselrij Ieper tekent eveneens bezwaar aan omwille van financiële redenen en het verlies van landbouwgrond. Te Zarren worden twaalf woningen gesloopt.
In 1772 wordt een nieuwe kosterswoning met school gebouwd, de financiering hiervan gebeurde door de Sint-Maartensabdij van Doornik, het Sint-Donaaskapittel van Brugge en de parochie. In deze kostersschool wordt zeker sinds de bisschoppelijke visitatie van 1624 de catechismus onderricht en minimaal sinds 1749 leerde de koster de kinderen ook lezen en schrijven.
Vanaf 1776 is het "Hof van Zarren" in handen van de familie de Crombrugghe de Looringhe.
In de tweede helft van de 18de eeuw zijn de foncieren de "Maet" en "Polder" ("lege Polder" en "hoge Polder") verenigd tot "Zarrenhove". Het is niet duidelijk of hier ook een hoeve stond.
Zarren is op de Ferrariskaart (1770-1778) aangeduid als een klein dorp ten zuiden van de "Broeken" van de Handzamevaart. De dorpsbebouwing is voornamelijk aangeduid langs de "Kerckhofstraete", een weg die dood loopt in de "Broeken" (voorganger van de Zarrenstraat). Deze straat vormde samen met een deel van de huidige Esenstraat de "Plaetse". Een deel van de dorpsbebouwing ligt ook aan de westzijde van de latere Stadenstraat. De verbindingsweg met Werken loopt tot einde 19de eeuw via de Barisdamstraat. Zarren heeft aan het einde van de 18de eeuw een vrij geïsoleerde ligging en wordt door geen enkele grote verbindingsweg aangedaan. De tracés van heel wat straten zijn reeds aangeduid op de Ferrarisstraat. Ook het gehucht "Zarren-Linde" en de "Wullepitmolen" ( zie * Molenstraat zonder nummer) zijn reeds aangeduid.
In 1779 bouw van de "Gaainestmolen" op het gehucht "Gaainest" (zie Barisdamstraat nummer 8).
In 1781 wordt voor het laatst iemand in de kerk van Zarren begraven. In de 18de eeuw zijn minstens tweeëntwintig personen begraven in de kerk, de meest vooraanstaanden in het hoogkoor, de iets minderen in rang in de Onze-Lieve-Vrouwebeuk.
Tijdens het Franse bewind (1794, 1795 - 1815) worden de leenheerlijke rechten afgeschaft en bepaalde goederen aangeslagen. Ook het molenrecht wordt volledig afgeschaft: iedereen mag nu op eigen grond een molen oprichten. Volgens de Franse grondwet hebben enkel de dorpen met een bevolking van meer dan 5.000 inwoners recht op een eigen gemeentebestuur. Werken en Zarren maken nu deel uit van het kanton Diksmuide, onder het Leiedepartement.
In de Franse periode valt het onderwijs door de koster stil. Wel wordt in 1795 op vraag van de gegoede inwoners een private school opgericht, een zogenaamd "Pensionnat français". De lessen gaan door in een hoevetje.
In 1798 wordt voor de mannen tussen 20 en 25 jaar de verplichte legerdienst ingevoerd. De 'boerenkrijg' kent een plaatselijke variant in de Zarrense 'brigands'. Op 26 oktober worden de klokken van de kerk geluid, de jongelingen worden opgeroepen om naar Kortemark te trekken en zich te voegen bij de gewapende weerstandsgroep aldaar. Zondag 28 oktober staat bekend als 'brigandszondag': als teken van bevrijding worden de klokken geluid en de vrijheidsboom - door het Frans bestuur op het dorpsplein geplant - wordt omgehakt. De dag erop komen de Franse troepen echter vanuit Diksmuide om weerwraak te plegen.
In 1801 telt Zarren 1.340 inwoners.
In 1801 wordt op het gehucht "Zarren-Smisse" de houten "Oostbosmolen" gebouwd. De "Statiemolen" of "Picqueus molen" is opgericht in 1826, eerst een staakmolen op torenkot, in 1851 omgevormd tot een hoge bakstenen stellingmolen op een berg. In 1870 wordt op het gehucht "Zarren-Linde" de zogenaamde "Couchezmolen" gebouwd (zie * Zarren-Lindestraat nummer 51). Ten slotte zijn er nog twee windmolens op het gehucht "Terrest", dat sinds 1971 tot Houthulst behoort. De molens die in de 19de eeuw gebouwd worden zijn bijna allen ook oliemolens, wat verband houdt met de opmars van de oliehoudende landbouwteelten zoals koolzaad, raapzaad en lijnzaad.
Bij pauselijke bulle van 29 november 1801 worden nieuwe bisdommen opgericht. De parochie Zarren die tot het afgeschafte bisdom Brugge behoorde, wordt ondergebracht onder het bisdom Gent. In 1834 komt Zarren opnieuw onder het bisdom Brugge.
Begin 19de eeuw houdt het "Pensionnat français" met kostschool het midden tussen lager en voortgezet onderwijs. Voor de minder begoede mensen is er nog steeds de kostersschool.
In 1814 is de bevolking van Zarren gestegen tot 1996 inwoners.
In 1815 wordt een onderpastorie gebouwd, voorheen woonde de onderpastoor in bij de pastoor.
In 1820 stelt de gemeente een gemeentelijke onderwijzer aan die zijn eigen lokaal zou krijgen. De lessen blijven echter doorgaan in de door de gemeente herstelde school bij de kosterij. Met ingang van de Belgische periode in 1830 komt het onderwijs weer volledig onder de hoede van de geestelijkheid. In 1834 nemen enkele ongehuwde vrouwen de taak van de onderwijzer over in de school bij de kosterij.
Reeds in de 18de eeuw brengen landarbeiders en kleine landbouwers de wintermaanden door met thuisweven en -spinnen. De crisis die vanaf de jaren 1840 de vlasnijverheid treft is fataal voor deze thuisnijverheid. Een aantal wevers van Zarren sluiten zich aan bij rondzwervende benden die bedelen in het rijke "Veurne-Ambacht". Later emigreren een aantal inwoners naar de Verenigde Staten en Canada. Een ander fenomeen vanaf de tweede helft van de 19de eeuw is de jaarlijkse seizoensarbeid naar het onder meer het Poperingse, Wallonië en Frankrijk. Waar Zarren in 1846 nog 2.346 inwoners telt zal dat in 1866 nog maar 2.270 zijn.
In de jaren 1840 valt de "plaetseschool" uiteen in een "leerschool" voor de gegoede kinderen en een "spellewerkschool" of kantwerkschool voor de arme kinderen. Deze laatste school kreeg een subsidie van de gemeente. Circa 1839 wordt op het gehucht "Zarren-Smisse" ook een school met lager schoolgeld opengehouden door een ongehuwde dame. De "plaetseschool" wordt op zondag gebruikt voor de zondagsschool.
De organieke schoolwet van 1842 verplicht elke gemeente een gemeenteschool in te richten, kosteloos voor de kinderen van behoeftige ouders. Vanaf 1844 is er opnieuw een gemeentelijke onderwijzer en deze bouwt zelf een jongensschool en krijgt daarvoor een jaarlijkse vergoeding van de gemeente. De school op het gehucht "Zarren-Smisse" en het "Pensionnat français" houden op te bestaan. Vanaf 1852 wil de gemeente zelf een jongensschool bouwen. In 1855 koopt ze daartoe een hovenierswoning in de Stadenstraat aan. De school is afgewerkt in 1856 (zie Stadenstraat nummers 12A-14). Het meisjesonderwijs vindt nog steeds plaats in de "plaetseschool" bij de kerk op kerkgronden, maar de gebouwen worden sinds 1842 door de gemeente onderhouden. In 1857 wil de pastoor de meisjesschool verhogen met een bouwlaag. De kerkfabriek krijgt toelating om dit op eigen kosten te doen en de school wordt aangenomen.
In 1849-1857 wordt de oude kerk afgebroken en wordt een nieuwe neogotische kerk gebouwd naar ontwerp van bouwmeester en provinciearchitect Pierre Buyck (Brugge). Hierbij wordt de vierkante onderbouw van de achthoekige romaanse vieringtoren van de oorspronkelijke kruiskerk behouden als deels vrijstaande oosttoren.
Sinds 1857 behoort het gehucht "Terrest" op kerkelijk vlak tot de nieuw gestichte parochie Houthulst (sinds 1971 behoort het gehucht tot de gemeente Houthulst).
In 1865 wordt in de Esenstraat de "Brouwerij St.-Louis" gebouwd (zie Esenstraat).
In 1860 wordt de katholieke meisjesschool (de "plaetseschool" bij de kerk) overgenomen door twee zusters van de Zusters van Liefde van Heule. Vanaf de schoolstrijd in 1879 openen de zusters ook een katholieke jongensschool in een nieuwbouw (op het gehucht "Koordhoek"). Door de katholieke wet van 1884 kan de gemeente de gemeenteschool behouden en de twee vrije scholen aannemen. In 1894 wordt de vrije jongensschool opgeheven. Deze gebouwen worden tot 1898 gebruikt als gemeentelijke 'bewaarschool'. In 1897 worden een nieuwe meisjesschool (de "plaetseschool") en klooster gebouwd, hier kunnen ook jongens van 7 of 8 jaar terecht.
Eind 19de eeuw worden een aantal nieuwe wegen aangelegd in Zarren: de Klerkenstraat (zie Klerkenstraat) en de Werkenstraat (zie huidige Zarrenstraat).
Voor de Eerste Wereldoorlog (minimaal vanaf 1895, zie kadastrale mutatieschets) bevindt de pastorie zich in de Stadenstraat, in een huis dat geschonken werd door de familie Druant (volgens het kadaster Durant) (zie Stadenstraat nummer 3).
Het "gesticht Sint-Jozef" (zie Stadenstraat nummers 53 en 57) is opgericht in 1900 door de Zusters van Liefde van Heule, dit na een testamentaire schenking van het buitengoed Struyve en hovingen (Stadenstraat). De zusters richten het gebouw in als 'oudemannenhuis en wezengesticht'. Voor de wezen wordt een nieuw gebouw opgericht.
Voor de Eerste Wereldoorlog telt Zarren circa 100 herbergen en drie brouwerijen. Achter het kerkkoor ligt de "Brouwerij St.-Louis" van 1865 (zie Esenstraat). Verderop in de Esenstraat is er de "Brouwerij Schottey". Een derde, 18de-eeuwse brouwerij bevindt zich in een hoeve op het gehucht "Zarren-Linde" (zie Zarren-Lindestraat nummer 34). Tot 1908 zijn er nog acht windmolens te Zarren. In dat jaar wordt de houten "Gaainestmolen" waar in 1904 een maalderij gebouwd was (zie Barisdamstraat nummer 8), verplaatst naar Ramskapelle (Nieuwpoort). In 1912 wordt de "Plaatsemolen" in de Esenstraat afgebroken.
In 1903 vertrekken 45 Zarrenaars naar Canada.
In 1908 wordt een nieuw schoolhuis gebouwd voor de gemeentelijke jongensschool (zie Stadenstraat nummers 12A-14).
Tot 1912 heeft Zarren geen echt marktplein. In 1912-1913 ontstaan door sloop van een aantal huizen op de Kalsijde naar Staden en Roeselare (huidige Stadenstraat) een marktplein (zie Zarrenplein). Voor de oorlog raakt dit plein niet meer gekasseid.
In 1914 telt de gemeente Zaren 3.400 inwoners. Voor de oorlog vinden de gemeenteraadszittingen plaats in een hoeve ten zuiden van de Esenstraat.
Het "Vrijbos" (kern in gemeente Houthulst) heeft tot 1914 nog een uitloper op grondgebied Zarren, in het uiterste zuiden tegen de grens met Staden. Een aantal parallelle landbouwpaden gaan terug op bosdreven.
Eerste Wereldoorlog
Duitse opmars en bezetting
Op 12 september 1914 trekken de eerste Duitse Ulanen door Zarren. Na de val van Antwerpen op 10 oktober trekken massa's vluchtelingen en soldaten vanuit het binnenland door Zarren. Op 15 oktober bezetten de Duitsers voor de eerste maal Zarren. Net voor hun aankomst vlucht drie vierden van de Zarrense bevolking zuidwestwaarts weg (en later naar Frankrijk). Na een nederlaag voor Diksmuide trekken de Duitsers zich terug, maar vanaf 20 oktober 1914 is Zarren op zeven kilometer van het front definitief bezet door de Duitsers. Op die avond gaan de meisjesschool (zie Zarrenplein) en talrijke huizen in vlammen op en worden twee Zarrenaars door de Duitsers doodgeschoten. De zusters zoeken onderdak in het "gesticht Sint-Jozef" (zie Stadenstraat) van dezelfde zustercongregatie. Dit gesticht wordt echter volledig opgeëist door de Duitse divisie- en regimentsstaven. Er worden duizenden Duitse militairen ingekwartierd in de gemeente. Een aantal zusters verzorgen de gewonde soldaten die ondergebracht zijn in een 'lazaret' in de jongensschool. Op 26 oktober 1914 wordt de "Statiemolen" of "Picqueus molen", een hoge bakstenen stellingmolen, door de Duitsers in brand gestoken omdat de molenaar de molen in de wind had gezet.
De overgebleven burgers in het dorp moeten zich onderwerpen aan allerlei controles, verplichte inleveringen en vrijheidsbeperkingen. Na de val van Diksmuide op 11 november 1914 wordt Zarren een 'rustkwartier' voor een Duitse divisie. Er is een medische post en op het kerkhof worden aan hun verwondingen bezweken soldaten begraven in een aparte zone.
Vanaf 1915 wordt door de zusters van Esen (Diksmuide) les gegeven aan jongens en meisjes (op aparte tijden) in de voormalige school op de "Koordhoek".
Op de plaats van de afgebrande vrije meisjeschool op het Zarrenplein wordt door de Duitsers na september 1915 de "Kriegs-Kino" gebouwd.
Vanaf 1915 wordt de omgeving van het station van Zarren en van de molenromp van de "Statiemolen" uitgebouwd tot een Duits 'pionierspark' met stapelplaatsen voor munitie en materiaal van het front (zie Zarrenstraat). De stoomtram - lijn aangelegd in 1915 - van het gehucht "Zarren-Linde" naar Jonkershove (Houthulst) en het gehucht "Kippe" op Merkem (Houthulst) brengt troepen, munitie en materiaal naar het front.
Er zijn verschillende krijgsgevangenenkampen met vooral Russische en Poolse krijgsgevangenen. Ze worden ingezet op het 'pionierspark' en bij de aanleg van verdedigingswerken en versterkingen. Er is ook een elektriciteitscentrale bij de "Couchezmolen" (zie * Zarren-Lindestraat nummer 51) en een wagenmakerij op het gehucht "Ruiterhoek". Verschillende Duitse observatieballons hangen boven Zarren op het front af te speuren.
Het zuidelijke, landelijke deel van de gemeente wordt omgevormd tot een oefenterrein voor nieuw aangevoerde recruten. Hierdoor worden ook de laatste bosrestanten als uitlopers van het "Vrijbos" gerooid.
In het najaar van 1916 starten de Duitsers met de aanleg van verdedigingslinies op acht à tien kilometer achter het front. Op grondgebied Zarren loopt de zogenaamde "Hindenburglinie", bestaande uit bunkers, mitrailleursnesten en een dubbele prikkeldraadversperring, vanaf de grens met Handzame in het noorden zuidwaarts verder naar het gehucht "Vla" en langs het bos op het gehucht " 't Koetje" naar Stadenberg (Staden). Aan de Terrestdreef zijn enkele bunkers bewaard (zie Terrestdreef zonder nummer).
In weides aan de Mollestraat (zie Mollestraat) en de Legestraat zijn Duitse waterputten van de Eerste Wereldoorlog bewaard. Op 400 meter naar het noordoosten, langs de Legestraat, bevindt zich een andere waterput uit de Eerste Wereldoorlog. Deze waterputten bevonden zich temidden van een barakkencomplex. Vlakbij de waterput aan de Legestraat ontdubbelde een smalspoorweg, komende van 'pionierspark' aan het station van Zarren (zie Zarrenstraat), richting Jonkershove en verder Kippe (Merkem). Tot circa 1990 kon men aan de Legestraat nog de restanten zien van een Duitse betonnen brug over de Zarrenbeek. In de Molenstraat zijn een Duitse halfondergrondse betonnen constructie en een Duitse afsluiting uit de Eerste Wereldoorlog bewaard, mogelijk verband houdend met een "Parc", mogelijk een opslagplaats of 'pionierspark'.
In 1917 wordt de "Wullepitmolen" (zie * Molenstraat zonder nummer) vernietigd. Nog in 1917 wordt de "Oostbosmolen" omvergetrokken omdat hij gevaarlijk overhelde.
Het 'pionierspark' aan het station (zie Zarrenstraat) is vanaf 1916 tot juli 1917 een doelwit van vliegtuigbommen, daar de geallieerde artillerie achter de IJzer dit doelwit niet kan bereiken. Deze bommen richten relatief weinig schade aan. In juli 1917 (het zogenaamde Engels zomeroffensief, bloedige derde Slag om Ieper tot november) beginnen echter de beschietingen van achter het front. Zarren-dorp met zijn 'pionierspark', belangrijk voor de aanvoer van materieel en troepen voor het front, komt onder zwaar kanonvuur te liggen. Wonen in Zarren is nu echt gevaarlijk en de meeste dorpelingen vluchten. Op 4 juli vluchten de zusters met de resterende ouderlingen en weeskinderen naar Eeklo. Op 27 juli wordt de resterende burgerbevolking in ijltempo geëvacueerd en vindt voor de rest van de oorlog vooral een onderkomen in Ninove. Wegens het gevaar wordt zelfs het dorp door de soldaten verlaten. Daarna takelt het reeds sterk gehavende dorp verder af en wordt het een echt spookdorp. In juli-augustus 1917 wordt de kerktoren van de Sint-Dionysiuskerk (zie Esenstraat nummer 2) doorschoten. Het kerkschip wordt hierbij gedeeltelijk gespaard, maar tegen het einde van de oorlog is er toch grote schade aan het dak waardoor de neerslag vrijspel heeft. De vensters en het meubilair zijn verdwenen.
De bevrijding
De vallei van de Handzamevaart - deze staat onder water en is verbonden met de overstroomde IJzervallei - is van groot strategisch belang. De verovering van de Krekevallei in het najaar van 1918 impliceert de omsingeling van Diksmuide. De daarop volgende doorstoot naar Torhout en Brugge heeft de vrijmaking van de kust tot gevolg. Op 29 september 1918 in de ochtend, na de bloedige slag van 28 september bij het "Houthulstbos" en de hoogte van Klerken (Houthulst) ("Flandern II – Stellung"), zetten de Duitsers de aftocht in en wordt Klerken zonder noemenswaardige tegenstand heroverd door de geallieerden. Net na de middag verkennen de geallieerden Werken via de Steenstraat, maar de brug over de Handzamevaart is vernield en de "Broeken" van de Handzamevaart staan onder water. De legerleiding beveelt om een aanval op Werken uit te voeren om te kunnen doorstoten tot het gehucht "Schuddebeurze" (aan de Steenstraat, ter hoogte van de Schuddebeurzewegel) om zo de baan Kortemark-Edewalle-Belhutte (Koekelarestraat op grondgebied Kortemark en Handzame) te bezetten. Deze aanval moet echter worden uitgevoerd via drie smalle, onbeschermde en blootliggende wegen in de "Broeken" van de Handzamevaart. De aanval om 19u35 mislukt maar om 23u wordt een tweede aanval uitgevoerd. De aanval wordt afgebroken omwille van hevig Duits artillerievuur en "Minenwerfers".
Op 29 september 1918 bereiken onder meer delen van het Belgische 20ste Linieregiment het grondgebied van Zarren vanuit het westen. Wanneer ze in de namiddag Zarren-centrum proberen in te nemen, stoten ze op hevige weerstand en blijven ze steken op de Zarrenbeek. Een nieuwe poging strandt andermaal. In de vroege ochtend van 30 september wordt Zarren-centrum dan toch ingenomen, door het 13de Linieregiment. Gedurende deze fase van het eindoffensief ligt Zarren steeds onder vuur.
Van 2 tot 13 oktober houdt het 20ste Linieregiment de sector Zarren in handen. De frontlijn loopt dan langs de Handzamevaart vanaf het op 29 september heroverde Diksmuide tot Zarren en vandaar zuidwaarts langs de "Flandern I-Stellung". De geallieerden voeren vanuit Zarren talrijke verkenningsopdrachten in de richting van de Handzaamse gehuchten "Amersvelde" en "Kruisstraat" uit. Op 14 oktober wordt een aanval ingezet op de "Flandern I-Stellung". Deze aanval vindt plaats ten zuiden van de spoorlijn Lichtervelde-Veurne, de Duitse stellingen ten noorden van deze spoorlijn worden aanvankelijk ongemoeid gelaten. Vanuit het smallere overstromingsgebied ter hoogte van het gehucht "Aarsgat" (grens Handzame en Kortemark) wordt de "Hindenburglijn" vanuit het oosten aangevallen. Deze omsingelingstactiek van de geallieerden op de Duitse "Flandern I-Stellung" is bedacht door generaal Michel en wordt ook wel het "Manoeuver van Torhout" genoemd. Bij deze aanval worden Handzame, Kortemark en Roeselare bevrijd. Twee dagen later begint de Duitse aftocht en worden Werken en Torhout bevrijd. Vanaf 16 oktober valt geen bom meer op Zarren.
De straatnaam de 20ste-Liniestraat (gelegen net ten noorden van de spoorlijn Lichtervelde-Veurne) herinnert aan het 20ste Linieregiment.
De wederopbouwperiode van de jaren 1920
Vooral vanaf 1919 komen de gevluchte inwoners uit hun ballingsoord terug naar Zarren. Ze vinden er een bijna totaal vernielde dorpskern met dak- en vensterloze huizen. In afwachting van de wederopbouw worden barakken opgetrokken, geleverd door het Koning Albertfonds. Ook worden halfbeschadigde gebouwen voorlopig opgeknapt. In 1921 wordt door het kadaster een lijst opgemaakt met 590 "puinen" op Zarrens grondgebied. In de periode 1920-1922 heerst er een enorme bouwwoede, zodat de meeste huizen eind 1922 heropgebouwd zijn. De "Brouwerij Schottey" wordt na de Eerste Wereldoorlog niet heropgebouwd en vervangen door een veertiental huisjes, zogenaamd "Schoteys reke" (zie Esenstraat nummers 24-46), naar een ontwerp van 1920 van architect Jerome Deboutte (Ardooie, geboren te Zarren in 1883, zoon van de vroegere burgemeester Alfons).
De openbare gebouwen, zoals de kerk en de jongensschool, zijn pas in 1924-1925 heropgebouwd. In 1922-1924 wordt de Sint-Dionysiuskerk (zie Esenstraat nummer +2) herbouwd naar ontwerp van architect Jerome Deboutte (Ardooie). In 1925 wordt het gemeentehuis (zie Zarrenplein nummer 1/ Esenstraat) gebouwd naar ontwerp van dezelfde architect. Het gemeentehuis neemt de plaats in van de Kriegs-Kino, die direct na de oorlog even ingericht werd als noodkerk. In 1924 en 1925 worden respectievelijk de pastorie met feestzaal (zie Stadenstraat nummer 3) en de gemeenteschool herbouwd (zie Stadenstraat nummers 12A-14). De huizenrijen rond het kerkhof worden niet meer heropgebouwd zodat een ruimere kerkomgeving ontstaat (zie Esenstraat, Zarrenplein). De gebouwen van het voormalige buitengoed en vanaf 1900 het "gesticht Sint-Jozef" overleven de oorlog. Na de Eerste Wereldoorlog wordt het 'gesticht' omgevormd tot klooster van de Zusters van Heule met vrije meisjesschool (zie Stadenstraat nummers 53 en 57). In 1931 wordt de pastorie herbouwd, samen met een toneelzaal, zogenaamd "De Kring" (zie Stadenstraat nummer 3).
Uiteindelijk krijgt Zarren in de wederopbouw, zoals de meeste dorpen in de frontstreek, een compleet ander uitzicht. De rooilijn van de noordwand van de Esenstraat, ten zuiden van de kerk en het kerkhof, wordt grondig gewijzigd door het niet heropbouwen van een met rijtje van drie huizen. Hierdoor wordt de kerk visueel bij de in 1912 gecreëerde Markt (zie Zarrenplein) betrokken.
Van de 3.300 inwoners van vóór de oorlog keren er slechts 2.600 terug. Eenendertig Zarrense soldaten sneuvelden 'voor het vaderland'.
De romp van de "Statiemolen" wordt in 1922 afgebroken. De "Couchezmolen" (zie * Zarren-Lindestraat nummer 51) is de enige molen die de oorlog overleeft. De in 1917 vernielde "Wullepitmolen" (zie * Molenstraat zonder nummer) wordt in 1923 vervangen door een staakmolen overgebracht uit Zerkegem.
In 1936 wordt de Staatsbaan Zarren-Lichtervelde aangelegd (zie Staatsbaan). Hierbij worden enkele huizen op het zarrenplein afgebroken.
Tweede Wereldoorlog
Op 27 mei, op het einde van de achttiendaagse veldtocht (10-28 mei 1940), valt een bom in de toenmalige Werkenstraat (huidige Zarrenstraat). Doelwit is het station, maar de Duitse bom valt ter hoogte van café Swaels. Er valt ook een bom op de spoorweg. Er sneuvelen een zestal mensen, zowel Zarrenaars als vluchtelingen uit het binnenland en soldaten. De overleden soldaten worden begraven op het kerkhof, aan de koorzijde van de kerk, in een aparte zone voor oorlogsslachtoffers en oustrijders (na het overbrengen van het kerkhof naar de nieuwe begraafplaats in 1967 worden de resten ondergebrahct in een massagraf, zie Esenstraat zonder nummer). De kerk (zie Esenstraat nr . +2) en de jongensschool (zie Stadenstraat nummers 12A-14) worden gebruikt als hospitaal en onderkomen voor terugtrekkende Belgische soldaten tijdens de 18-daagse veldtocht.
Naoorlogse periode
Na de Tweede Wereldoorlog loopt de seizoensarbeid sterk terug. Zarren kent eigenlijk geen industrialisatie in de tweede helft van de 20ste eeuw, met uitzondering van de orgelfabriek Loncke in de Esenstraat (tot het einde van de jaren 1980) en een belangrijke melkerij in dezelfde straat (zie Esenstraat). Ook een aantal cichorei-asten zijn nu verdwenen.
In 1967 wordt het kerkhof rond de kerk (zie Esenstraat nummer +2) vervangen door een parking. Een aantal grafmonumenten worden overgebracht naar de nieuwe begraafplaats (zie Esenstraat zonder nummer). In 1979 wordt het station van Zarren afgebroken (zie Zarrenstraat).
Het voormalige buitengoed waarin na de Eerste Wereldoorlog de vrije meisjesschool was gevestigd, wordt afgebroken in 1988 (zie Stadenstraat nummers 53 en 57). De kapel van 1873 (zie Stadenstraat zonder nummer) en de schoolgebouwen blijven echter behouden.
De dorpskern wordt gevormd door de oost-westas Staatsbaan-Zarrenplein-Esenstraat en door de noord-zuidas Zarrenstraat-Zarrenplein-Stadenstraat-Roeselarestraat. Op de kruising van die assen situeren zich de kerk, het gemeentehuis en het dorpsplein (Zarrenplein). Langs de assen situeert zich de lintvormige dorpsbebouwing. Buiten de dorpskom is er lintbebouwing langs de Roeselarestraat en er zijn tevens een aantal kleine gehuchten.
Evenals de andere dorpen van de fusiegemeente ligt het grondgebied van Zarren op zeven à veertien kilometer van het front van de Eerste Wereldoorlog. De beschadiging en/ of de vernietiging van het dorp is een gevolg van enerzijds het in brand steken van woningen bij de opmars van de Duitsers in oktober 1914 en anderzijds door de vernietigingen vanaf de derde Slag om Ieper (31 juli -10 november 1917) en bij het eindoffensief in september-oktober 1918.
De dorpskern wordt gemarkeerd door de wederopbouwarchitectuur van de jaren 1920. De ontwerpen van architect Jerome Deboutte (Ardooie, geboren te Zarren in 1883, zoon van de vroegere burgemeester Alfons) voor de openbare gebouwen zijn van doorslaggevend belang voor de dorpskern. De Sint-Dionysiuskerk wordt volledig herbouwd. De toren wordt geïnspireerd op de oude romaanse toren, maar dan in baksteen. Het pseudobasilicale schip wordt vervangen door een gotisch driebeukig schip. Het nieuwe gemeentehuis - voor de oorlog vonden de zittingen plaats in een herberg - is circa 1925 gebouwd in een wederopbouwarchitectuur met lichte inslag van de art-déco en is erg beeldbepalend voor zowel het Zarrenplein als voor het begin van de Esenstraat. Voorts zijn ook de gemeenteschool en de pastorie met aanpalende feestzaal ontworpen door Deboutte. De Esenstraat wordt getypeerd door diverse types huizen uit de wederopbouwperiode: burgerhuizen en enkele samenstellen van lage arbeidershuizen, onder meer de zogenaamde "Schottey's reke" , naar ontwerp van Deboutte. Achter het kerkkoor, beeldbepalend boerenhuis met geïncorporeerde stalling. Toch zijn ook een aantal 19de-eeuwse panden die niet vernietigd werden tijdens de Eerste Wereldoorlog typerend voor de dorpskern: vooral in de Stadenstraat vallen op dit vlak een aantal huizen op, nummer 31 heeft een eigenaardige afwerking in vakwerkimitatie.
Van het 'pionierspark' dat vanaf 1915 in de omgeving van het station van Zarren (zie Zarrenstraat) wordt uitgebouwd, getuigt nog het huis zogenaamd "Waterkasteel", als verwijzing naar de Duitse watertoren uit de Eerste Wereldoorlog waarrond het huis in 1921 gebouwd wordt. Van de spoorinfrastructuur getuigen nog twee seinwachtershuizen (zie Spoorwegstraat nummer 1, Zarrenstraat nummer 11). In het landelijk gebied zijn enkele Duitse betonnen constructies uit de Eerste Wereldoorlog bewaard (zie onder meer Terrestdreef).
Zowel de dorpskern als het landelijk gebied worden gekenmerkt door een aantal kapellen. Bij de meisjesschool is een grote kapel van 1873 bewaard. Het betreft een neoclassicistische kapel met rondboogportaal gevat tussen pilasters en met fronton. Binnenin is een grot met beeld van Onze-Lieve-Vrouw van Lourdes bewaard. Voorts situeren de oudste kapellen zich aan de Zarren-Lindestraat (zie bijvoorbeeld Mariakapel) en aan de Kruisstraat (zie Kruisstraat zonder nummer), respectievelijk een kapel, toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouw van Smarten, van circa 1875 en een Lourdeskapel van 1889. Onder meer de kapel bij Zarren-Lindestraat nummer 51 vormt een typisch voorbeeld van een kapel uit de wederopbouwperiode.
Naast de dorpskern kennen ook een aantal gehuchten een iets dichtere bebouwing. Typerend hiervoor zijn de lage boerenarbeidershuisjes uit het eerste kwart van de 20ste eeuw die men onder meer vindt ter hoogte van de Amersveldestraat en in het gehucht "Zarren-Linde" (Zarren-Lindestraat).
Ten noorden van de dorpskom bevinden zich de quasi niet bebouwde "Broeken", ten zuiden van de dorpskom een landelijk gebied met verspreide gehuchten en hoevebouw. Meestal bestaan de hoeves uit losse bestanddelen L-vormig of U-vormig rondom het erf gegroepeerd, tevens enkele hoeves aansluitend bij het langgestrekte type (zie onder meer Terreststraat nummer 6). De meeste hoeves dateren uit de wederopbouwperiode van de jaren 1920 en bestaan uit traditionele lage, bakstenen bestanddelen onder pannen zadeldaken. Een hoeve van 1943 aan de Esenstraat vormt hierop een duidelijke uitzondering met twee bouwlagen onder platte daken. Enkele hoeves bewaren een oudere 18de- of 19de-eeuwse kern (zie onder meer Roeselarestraat nummer 18, Zarren-Lindestraat nummer 34, nummer 38, nummer 57). Heel wat hoeves vormen een landschappelijk baken door de lindebomen bij de erftoegang, ook (meidoorn)hagen en (restanten van) boomgaarden zijn bewaard.
Voorts wordt het landelijk gebied gekenmerkt door het open molenlandschap van de beschermde staakmolen "Wullepitmolen" en de "Couchezmolen", een stenen stellingmolen.
Bron: BAERT S. & VANNESTE P. in samenwerking met CREYF S., DEVOOGHT K., GHERARDTS F. & MOEYKENS S. 2008: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Kortemark, Deel I: Deelgemeenten Kortemark en Handzame, Deel II: Deelgemeenten Werken en Zarren, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL40, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Vanneste, Pol; Baert, Sofie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Omvat
Barisdamstraat (Zarren)
Omvat
Duitse waterput
Omvat
Esenstraat
Omvat
Kapoenstraat
Omvat
Klerkenstraat
Omvat
Koordhoekstraat
Omvat
Kruisstraat
Omvat
Molenstraat
Omvat
Mollestraat
Omvat
Roeselarestraat
Omvat
Ruyterhoekstraat
Omvat
Smissestraat
Omvat
Spoorwegstraat
Omvat
Staatsbaan (Zarren)
Omvat
Stadenstraat
Omvat
Terrestdreef
Omvat
Terreststraat
Omvat
Vlaestraat
Omvat
Vrijbosstraat (Zarren)
Omvat
Vuilpanstraat
Omvat
Zarren-Lindestraat
Omvat
Zarrenplein
Omvat
Zarrenstraat (Zarren)
Is deel van
Kortemark
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Zarren [online], https://id.erfgoed.net/themas/14744 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.