De Scheldekaaien bestaan van zuid naar noord uit: d'Herbouvillekaai, Ledeganckkaai, De Gerlache-, Cockerill-, Sint-Michiels-, Plantin-, Ernest Van Dijck-, Jordaens-, Ortelius-, Van Meteren-, Taverenier- en Rijnkaai.
Zuidelijke helft tot aan de Plantinkaai.
Historiek
Tot eind 18de eeuw waren de Schelde-oevers versterkt met vestingsmuren en -torens, afgebroken tussen 1797 en 1804; kort daarop liet Napoleon de verhoging van de grond beginnen, voortgezet onder het Hollands bewind. Aanvankelijk was het niet meer dan een aarden dam gestut door rijen palen; in 1819 werden stenen aanlegplaatsen gebouwd, in 1837 vervolledigd met blauwstenen kaaimuren. De kaaien ten zuiden van de Arsenaalstraat werden pas aangelegd na de ontsluiting van het Zuid in de jaren circa 1880.
Circa 1870 stelde men vast dat de Schelde onrustwekkend verzandde: de onregelmatige breedte van de stroom werd hiervoor verantwoordelijk gesteld. Een gelijkmatige breedte van 350 m voor de stad werd noodzakelijk geacht; deze kon slechts bekomen worden door de uitsprong aan de Werf (ter hoogte van het Steen) weg te nemen. Door verbredings- en verdiepingswerken zou bij lage tij een diepte van 8 m worden bereikt zodat "grote" zeeschepen aan de Antwerpse rede zouden kunnen aanleggen. In 1877 werden de werken aangevat; op 26 juli 1885 werden de nieuwe Scheldekaaien officieel ingehuldigd.
De werken bestonden uit:
1. het bouwen van een kaaimuur van ca. 3.500 m langsheen de rechteroever van de Schelde, nl. van Kattendijksluis tot Zuid, met een insteek voor vlotbrug tussen Steen en Suikerrui;
2. het maken van een verbindingsdijk van 650 m te beginnen aan het zuideinde van de nieuwe kaaimuur;
3. het graven van dokken (Zuiderdokken);
4. de aanvullingswerken achter de nieuwe kaaimuur en van de vier oude vlieten;
5. de nodige baggerwerken om de stroom voldoende breed en diep te houden; het zand van de baggerwerken werd gebruikt voor de grondaanvullingen achter de kaaimuur;
6. het afbreken en opruimen van alle uitspringende muren of aanlegplaatsen.
Hierdoor verdwenen al de huizen aan de Werf en in de daarachter liggende straten en het huizenfront op de kaaien werd achteruit gebracht. De kaaien zelf kregen een breedte van 100 m.
Onroerend erfgoed
Langsheen de Schelde bevindt zich over gans de lengte een hardstenen kaaimuur, voorzien van gietijzeren met cement opgevulde meerpalen. Aan het Steen ontbreken deze maar werd een insteek in de kaaimuur voorzien voor een vlotbrug. Meer landinwaarts bevinden zich voorzieningen voor laden en lossen.
Het typische beeld van de Scheldekaaien wordt echter gevormd door de metalen loodsen voor het stockeren van goederen: het zijn open constructies op met klinknagelverbindingen verstevigde liggers, aan de voet omgeven door twee kwartbolvormige gietijzeren stootblokken. Aanleunende zadeldaken met golfplaten, waaronder aan de landzijde fronton met ingesneden gestileerde plantmotieven; bekroond door Mercurius-attributen, stuurwiel en anker; op aanleuningspunten der zadeldaken schild der stad Antwerpen. Polonceau-spant. Voorbij de Scheldestraat: onversierde voorzijde van de hangars.
Bewaard sashuisje ter hoogte van het voormalige Sasdok (tussen IJzerenpoort- en Visserskaai).
Tussen de afdaken en de straatweg bevinden zich nog vier goederensporen met talloze wissels, en een ongeveer 1 m hoge muur als beveiliging tegen overstroming (gebouwd in 1978).
Het havengebied wordt van de openbare weg gescheiden door ijzeren hekken op natuurstenen voetstuk, en een rij lindebomen tot aan de Timmerwerfstraat. De straatweg is 20 m breed.
De bebouwing van de kaaien is, ofschoon vrij recent, enorm verkrot. Lijstgevels van vier à vijf bouwlagen uit laatste kwart 19de en eerste kwart 20ste eeuw, vooral bewaard ter hoogte van Plantin- en Sint-Michielskaai; appartementsblokken uit de jaren 1930 aan Cockerill- en De Gerlachekaai; nieuwe bouw langsheen Tavernier-, Van Meteren- en Cockerillkaai; naar het zuiden toe grote bressen vooral langsheen De Gerlachekaai.
Bron: DE MUNCK-MANDERYCK M., DECONINCK-STEYAERT R. & PLOMTEUX G. met medewerking van LINTERS A. 1979: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nb, Brussel - Gent.
Auteurs: Plomteux, Greet; Steyaert, Rita; Manderyck, Madeleine
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Steyaert R. & Manderyck M. 1979: Scheldekaaien [online], https://id.erfgoed.net/teksten/122197 (geraadpleegd op ).
De Scheldekaaien bestaan van zuid naar noord uit: Ledeganckkaai, De Gerlachekaai, Cockerillkaai, Sint-Michielskaai, Plantinkaai, Ernest Van Dijckkaai, Jordaenskaai, Orteliuskaai, Van Meterenkaai, Tavernierkaai en Rijnkaai.
Historiek
Tot eind 18de eeuw waren de Schelde-oevers versterkt met vestingmuren en -torens, afgebroken tussen 1797 en 1804: kort daarop liet Napoleon de verhoging van de grond beginnen, voortgezet onder het Hollands bewind. Aanvankelijk was het niet meer dan een aarden dam gestut door rijen palen; in 1819 werden stenen aanlegplaatsen gebouwd, in 1837 vervolledigd met blauwstenen kaaimuren.
Op voorstel van burgemeester Van Ertborn werden de nieuwe kaaien respectieveljke Orteliuskaai (naar de aardrijkskundige), Jordaenskaai en Van Dijckkaai (naar beide schilders) genoemd; laatst genoemde werd later veranderd in Ernest Van Dijckkaai (operazanger) om verwarring te vermijden met de in 1869 geopende Antoon van Dyckstraat nabij het Stadspark. Stadsarchitect François Verly ontwierp plannen voor een eenvormig gevelfront van magazijnen en woningen, uitgevoerd omstreeks 1818-1850.
Omstreeks 1870 stelde men vast dat de Schelde onrustwekkend verzandde: de onregelmatige breedte van de stroom werd hiervoor verantwoordelijk gesteld. Een gelijkmatige breedte van 350 m voor de stad werd noodzakelijk geacht; deze kon slechts bekomen worden door de uitsprong aan de Werf weg te nemen. Door verbredings- en verdiepingswerken zou bij lage tij een diepte van 8 m worden bereikt, zodat "grote" zeeschepen aan de Antwerpse rede zouden kunnen aanleggen. In 1877 werden de werken aangevat; op 26 juli 1885 werden de nieuwe Scheldekaaien officieel ingehuldigd. De werken bestonden uit:
1. het bouwen van een kaaimuur van circa 3500 m langsheen de rechteroever van de Schelde, namelijk van Kattendijksluis tot Zuid, met insteek voor een vlotbrug, tussen Steen en Suikerrui;
2. het maken van een verbindingsdijk van 650 m te beginnen aan het zuideinde van de nieuwe kaaimuur;
3. het graven van dokken;
4. de aanvullingswerken achter de nieuwe kaaimuur en van de vier oude vlieten (Brouwersvliet, Sint-Pietersvliet, Koolvliet, en Sint-Jansvliet);
5. de nodige baggerwerken om de stroom voldoende breed en diep te houden; het zand van de baggerwerken werd gebruikt voor de grondaanvullingen achter de kaaimuur;
6. het afbreken en opruimen van alle uitspringende muren of aanlegplaatsen.
Hierdoor verdwenen al de huizen aan de Werf en in daarachter liggende straten, zowet 700 in aantal. Het Burchtplein en tal van straten werden totaal van de kaart geveegd (zoals Mattenstraat, Steenstraat, Gevangenisstraat). Van de heden nog bestaande straten als Burchtgracht, Zakstraat, Saucierstraat, Palingbrug, Guldenberg werden ganse gedeelten gesloopt en het tracé verkleind, van de Kaasstraat werd heel de westzijde afgebroken en het huizenfront op de kaaien werd achteruit gebracht.
Onroerend erfgoed
Om het niveauverschil tussen laatst genoemde en de hoger liggende Kuipersstraat, Zilversmidstraat en Kaasstraat op te vangen werd de trap nabij de Willem Ogierplaats gebouwd.
De kaaien zelf kregen een breedte van 100 m. Langsheen de Schelde bevindt zich over gans de lengte een hardstenen kaaimuur, voorzien van gietijzeren met cement opgevulde meerpalen. Aan het Steenplein ontbreken laatstgenoemde, maar werd een insteek in de kaaimuur voorzien voor een vlotbrug.
Meer landinwaarts bevinden zich voorzieningen voor laden en lossen: aan de afdaken nummers 20-2l (Ernest Van Dijckkaai) enkel een goederenspoor: aan de afdaken nummers 22 tot 25 (Jordaenskaai en Orteliuskaai) een watergeul voor de afloop van de hydraulische installaties, en vervolgens sporen voor de hydraulische kranen (waartussen nog een goederenspoor) en aansluittappen voor het leveren van waterkracht.
Ter hoogte van de afdaken nummers 22-23 (Jordaenskaai) bevinden zich (van zuid naar noord) nog:
Het typisch beeld van de Scheldekaaien wordt echter gevormd door de metalen loodsen voor het stockeren van goederen.
Tussen de afdaken en de straatweg bevinden zich nog vier goederensporen (waarvan één onder de afdaken doorloopt), met talloze wissels; enkelspoor langsheen het Steenplein.
Het havengebied wordt van de openbare weg gescheiden door een smeedijzeren hekken op natuurstenen voetstuk, op de stootblokken langsheen de toegangen gemerkt met "Aug (?) Van Aerschot"; daarbij nog een bomenhaag tussen de Suikerrui en de Sint-Jansvliet.
Bron: GOOSSENS M. & PLOMTEUX G. met medewerking van LINTERS A., STEYAERT R., ILLEGEMS P. & DE BARSÉE L. 1976: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3na, Brussel - Gent.
Auteurs: Plomteux, Greet; Goossens, Miek
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Goossens M. 1976: Scheldekaaien [online], https://id.erfgoed.net/teksten/131737 (geraadpleegd op ).