Doodlopende straat ten westen van het centrum Harelbeke, bij de grens met de gemeente Kuurne. De straat loopt op het "Leie-eiland" - tussen de huidige Leie en een oude Leiearm (Oude Leie) – van de grens met Kuurne via het jaagpad langs de Leie. Straat genoemd naar de hier gelegen watermolens (nummer 26 en nummer 36).
Vermoedelijk in de 11de eeuw al worden de banmolens (molen waarop de onderhorigen van een heer verplicht zijn hun koren te doen malen) door de graven van Vlaanderen opgericht op het Leie-eiland. In 1128 schenkt Clémence, gravin van Vlaanderen, een mud graan afkomstig van de molens van Harelbeke aan de proosdij Sint-Amand te Kortrijk. De molens zijn in elk geval in werking in 1175. Het hoge waterpeil dat moet aangehouden worden in functie van de werking van de watermolens, botst al vrij vroeg met de belangen van de omliggende bewoners. Naar aanleiding van de overstromingen stroomopwaarts van de banmolens door het ophouden van het Leiewater, wordt er een zomer- en winterpeil ingesteld. Tengevolge van de overstromingen van 1531 in Wevelgem, Waasten en Halewijn, leggen Keizer Karel en de Raad van Vlaanderen de verplichting op bij bruggen en sluizen peilstenen aan te brengen. De peilstenen blijven in gebruik tot het einde van de 18de eeuw (in de 19de eeuw wordt een vlotter aan de sluisdeuren vastgemaakt). De belangen van de watermolens zijn eveneens tegenstrijdig met die van de scheepvaart. Bij decreet van 27 februari 1557 wordt het waterpeil geregeld, aangezien de scheepvaart zorgt voor een verminderde kracht van de molenradaren.
De watermolens tussen de Leie en de Oude Leie worden voor het eerst afgebeeld op de 16de-eeuwse kaart van Jacob van Deventer. Op de kaart uit het renteboek van de heerlijkheid Overacker van 1607 staat enkel de oostmolen afgebeeld met ten oosten ervan het Sas van Harelbeke (afgesloten door twee sluizen) en ten westen een brug over de Leie die langs de Abdijhoeve naar de toenmalige steenweg Kortrijk-Gent loopt (Abdijstraat). Op de begin 17de-eeuwse kaart loopt de toenmalige Watermolenstraat vanaf de oostmolen langs de Leie. Op de kaart van 1764 van het gedeelte van de Leie ter hoogte van de watermolens wordt de Watermolenstraat omschreven als "Chaussée qui conduits aux deux Moulins". Het Sas van Harelbeke (de Grote Kom) wordt afgesloten door de nieuwe sluis voor de scheepvaart en de sluis van de Vrije Schippers van Gent. Ter hoogte van de westmolen zorgt de sluis tussen de Leie en de Leiearm voor het overladen van water van de Leie in functie van de watermolen. De brug over de Leie bevindt zich ter hoogte van de oostmolen, in het verlengde van de huidige Abdijstraat.
In het derde kwart van de 18de eeuw (na 1768) wordt de Molenweg (Abdijstraat) verlegd en wordt de Nieuwe Molenweg in het verlengde van de toenmalige Watermolenstraat aangelegd (tussen Abdij- en Schipstraat). Langs de Oude Molenweg lag de Abdijhoeve en enkele huisjes die in bezit waren van het hospitaal van Harelbeke. De oude brug naar de watermolens in het verlengde van de huidige Abdijstraat (ter hoogte van de oostmolen) wordt afgebroken en er wordt een nieuwe brug over de Leie gebouwd in het verlengde van de Nieuwe Molenweg (ter hoogte van de sluis ten westen van het Sas van Harelbeke).
Op de kaart van de watermolens, getekend door J.F. Buyck in het derde kwart van de 18de eeuw, is de Watermolenstraat niet enkel meer een verbindingweg tussen beide watermolens; de Watermolenstraat loopt van de steenweg Kortrijk-Gent via de thans verdwenen Nieuwe Molenweg naar de nieuwe brug over de Leie (ter hoogte van de sluis ten westen van de Sas van Harelbeke), om erna evenwijdig met de Leie te lopen naar de grens met Kuurne (huidige Watermolenstraat). Diezelfde situatie wordt weergegeven op de Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden, opgenomen op initiatief van Graaf de Ferraris (1770-1778).
Vanaf 1792, onder de Franse bezetting, regelt de sluiswachter de doorvaart van de schepen en wordt er met de belangen van de watermolens geen rekening meer gehouden. In 1821 wordt het verwijderen van gras op de Leieboorden in de omgeving van de molens en de sluis verboden, aangezien het gras zorgt voor het stremmen van het water en een hogere waterstand (het verbod blijft van kracht tot 1835). Circa 1840 wordt er een vergunning ingediend om de weg langs de watermolens te verhogen, omdat ze enkele weken per jaar onder water staat.
Op de Atlas der Buurtwegen (1845) wordt de "Watermolenstraet" tussen de steenweg Kortrijk-Gent en de grens met Kuurne aangeduid als "Chemin n° 8" met als beschrijving "Chemin pavé du Wulvenhoek vers Cuerne". Volgens De Flou komt de Watermolenstaat voor het eerst voor in 1846. De brug over de Leiearm, ter hoogte van de westmolen, zou dateren uit het midden van de 19de eeuw cf. sluitsteen met het jaartal "1849".
Na het afbranden van de westmolen (nummer 36) in 1884, wordt de molen volgens het kadaster in 1885 door de firma Les Frères Vercruysse uit Kortrijk gedeeltelijk gereconstrueerd en herbestemd tot een magazijn (ingebruikname in 1887). Ook de oostmolen (nummer 26) wordt volgens het kadaster in 1885 gedeeltelijk gereconstrueerd en vergroot, mogelijk eveneens na een brand (de literatuur dateert de brand echter pas in 1886). In 1905 wordt er bepaald dat het waterpeil dat de Oude en Nieuwe Leie op hetzelfde peil moeten staan. In datzelfde jaar worden er op het Leie-eiland resten gevonden van funderingen. In 1922 graaft men uit steen gehouwen leeuwenkoppen op en in 1936 grote gebeitelde stenen, opgegraven bij de uitbreidingswerken aan de nieuwe watermolens. Mogelijk stond er op het Leie-eiland een kasteel of herenwoning, volgens de literatuur mogelijk bewoond door heer Roger Julius, kastelein van Kortrijk en opzichter van de banmolens. Algemeen wordt echter aangenomen dat de grafelijke residentie ten oosten van de Sint-Salvatorskerk (Gentsestraat) lag.
Op de kaart van het Militair Cartografisch Instituut (circa 1910) wordt voor het eerst een brug over de Leie weergegeven ter hoogte van de huidige Vlasstraat. In mei 1940 wordt de passerelle aan de Molenstraat, die toegang biedt voor voetgangers en fietsers naar de watermolens en de Leihoek (Kuurne) vernield. In 1942 brandt de oostmolen opnieuw uit.
In 1998 wordt de omgeving van de banmolens van Harelbeke beschermd als stadsgezicht en de banmolens zelf als monument. Met de herbestemming van de westmolen circa 2002-2003 wordt de onmiddellijke omgeving geherwaardeerd en wordt de afgesloten Leiearm opnieuw verbonden met de Leie. De doorgangsweg over de brug wordt verlaagd zoals vroeger met gebruik van de oorspronkelijke geklonken liggers, de sluis wordt opgekuist, de kademuren worden hersteld en de omgevende bestrating wordt uitgevoerd met gerecupereerde klinkers.
Geasfalteerde straat, tussen de Leie en de watermolens van Harelbeke. Vrij groen bewaarde omgeving tussen de Oude en de Nieuwe Leie. In de Leie bevindt zich een volledig automatisch en elektrisch werkende stuwsluis van 1966. Die meet 115 meter bij 12,5 meter, is 3,50 meter diep en maakt scheepvaart mogelijk tot 1.350 ton. De sluiswachtershuis is tijdens de inventarisatieperiode in verbouwing (2007).
De huidige gebouwen dateren uit de 19de en 20ste eeuw; de site van de watermolens klimt echter op tot de 11de eeuw. Nummer 48, voormalige vlasroterij van 1938 met aanpalend magazijn, gelegen aan een afgesloten arm van de Leie en palend aan de westmolen. Thans herbestemd tot multifunctionele evenementenzaal zogenaamd "De Roterij". In 1938 bouwt landbouwer Maurits Vandewoestyne ten noorden van de westmolen een kunstmatige betonnen warmwaterroterij met twee maal drie rootkamers aan weerszijden van de warmwaterketel. Een bestaand magazijn net ten zuiden van de roterij behoort eveneens tot het eigendom van Maurits Vandewoestyne; deze voormalige waterdampoliemolen, die reeds weergegeven wordt op het primitief kadasterplan (circa 1835), werd volgens het kadaster in 1885 door de firma Les Frères Vercruysse uit Kortrijk herbestemd tot magazijn. In 1941 heeft het vlasbedrijf van Maurits Vandewoestyne een totale rootcapaciteit van 280 m3; de warmwaterroterij omvat zeven rootkamers. In 1958 wordt de roterij uitgebreid met een volume tussen de roterij en het magazijn. In 1976 wordt de roterij verkocht aan R. Vandorpe; de roterij wordt na de verkoop in het kadaster omschreven als magazijn. Met de herbestemming als evenementenzaal zijn de ijzeren schuifdeuren van de voormalige rootkamers (met beugelsluitingen) bewaard gebleven. Enkel het onderste gedeelte van de bakstenen schoorsteen is thans bewaard. Het aanpalende magazijn is thans een grondig gerenoveerd bakstenen volume van twee bouwlagen onder een pannen bedaking.
Bebouwing tegenover de westmolen daterend van 1973.
Bron: VANWALLEGHEM A. & CREYF S. 2009: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Harelbeke, Deel I: Stad Harelbeke, Deel II: Deelgemeenten Bavikhove en Hulste, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL42, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Vanwalleghem, Aagje; Creyf, Silvie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Harelbeke
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Watermolenstraat [online], https://id.erfgoed.net/themas/14852 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.