Landelijk gelegen dorp van 3.898 inwoners (eind 2007) en 669 hectare gelegen in de provincie West-Vlaanderen, ten noorden van Kortrijk en in het noordoosten van de gemeente Harelbeke. De deelgemeente grenst in het noorden aan Hulste, tevens een deelgemeente van Harelbeke, in het oosten aan de gemeente Wielsbeke, in het zuidoosten aan de gemeente Waregem, in het zuidwesten aan Harelbeke zelf en in het westen aan de gemeente Kuurne. Bavikhove is op 7,5 kilometer van Kortrijk en op 2,5 kilometer van Harelbeke gelegen. De gemeente behoort tot het bestuurlijke en rechterlijke arrondissement, vredegerechtskanton Kortrijk en tot het bisdom Brugge.
Bavikhove behoort fysisch-geografisch tot het Land van Roeselare-Kortrijk, meer bepaald het Hoogland van Hulste met een zuidelijke overgang naar de alluviale Leievallei. Het grondgebied draagt een vrij sterk golvend reliëf van circa 10 meter tot circa 22,5 meter boven de zeespiegel. Het hoogste punt is gesitueerd nabij Karelshoek, ten noorden van het dorpscentrum. Afnemend reliëf naar het zuiden toe, naar het valleigebied van de Leie.
De bodemgesteldheid is overwegend licht zandlemig tot lemig zandig. In de smalle beekvalleien is de bodem uitgesproken kleiig.
De beekstelsels van de Plaatsbeek (op grondgebied Hulste aanvankelijk Hazebeek-Havikbeek genoemd) met onder meer de Eikbosbeek en de Vondelbeek als zijwaterlopen en de Vaarnewijkbeek stromen in essentie zuidoostwaarts af naar de Leie. Het beekstelsel van de Paddebeek met de Karelbeek als zijwaterloop (verder ook op grondgebied Ooigem, Wielsbeke) watert in essentie oostwaarts af en mondt verder stroomafwaarts uit in de Leie. De smalle, soms diep ingesneden valleien met vochtige beekdalgraslanden en de Leievallei met eertijds vochtige riviergraslanden wisselen af met geprononceerde kouterruggen met vruchtbaar open akkerland.
Net zoals in Harelbeke zelf, zijn ook voor de deelgemeente Bavikhove relatief veel archeologische vondsten gekend, die wijzen op een oude en structurele bewoning vanaf de Late Steentijd. Het merendeel van de vondsten werd buiten context gevonden of verzameld, waardoor op vandaag weinig gekend is van de aard van deze bewoning.
Uit het grote aantal vondsten mag niet worden afgeleid dat Bavikhove in het verleden dichter bewoond was of intensiever gebruikt werd dan bijvoorbeeld Hulste, waar heel wat minder archeologische sites gekend zijn. Wel is het wellicht zo dat vele sites van een andere aard waren: terwijl het in Hulste om sites gaat die volledig op het platteland of het buitengebied te situeren zijn, is een aanzienlijk deel van de vondsten en sporen in Bavikhove rechtstreeks te linken aan de Leie en haar zijbeken of aan de grote (wellicht pre-Romeinse) handelsweg die zich op de oostelijke oever bevond. Deze goed bereikbare situering resulteert onder meer in een rijkere materiële cultuur wat zich tot vandaag laat lezen in de vondsten. Het belang van de waterlopen en hun alluviale (moerassige) vallei, zoals de Leie, de Plaatsbeek, de Vaarnewijkbeek en de Beverenbeek, voor de bewoningsgeschiedenis kan dan ook niet genoeg onderlijnd worden.
Voor de middeleeuwen zijn er bijzonder weinig archeologische gegevens voorhanden. Er mag worden aangenomen dat het belang van de waterwegen en van een belangrijke handelsweg op de oostelijke Leieoever (Beveren-Leie, Waregem) gehandhaafd blijft, gelet op de aanwezigheid van talrijke dorpen en gehuchten op het tracé. Daarnaast is er op het grondgebied van Bavikhove duidelijk sprake van een dens patroon van verspreide landelijke bewoning, onder de vorm van omwalde hoeven. In de middeleeuwen ligt het grondgebied van Bavikhove namelijk deels in de uitlopers van het Methelawoud dat zich uitstrekte over Beveren-Leie (Waregem), Desselgem (Waregem) en Deerlijk. In de 10de eeuw schenkt graaf Arnulf I (918-965) van Vlaanderen aan de Gentse Sint-Pietersabdij grote gebieden uit zijn domein, waaronder het Methelawoud. De abdij laat in de volgende eeuwen dit woud systematisch ontginnen en in cultuur brengen wat verschillende omwalde hoeven doet ontstaan van waaruit de ontginning wordt georganiseerd.
Over het ontstaan van Bavikhove bestaat nog weinig duidelijkheid. Volgens de geschiedkundige E. Huys zou Bavikhove reeds in 1037 een afzonderlijke parochie zijn geweest, hoewel deze datum niet met andere bronnen kan gestaafd worden en het ontstaan van die parochie niet duidelijk is. In elk geval is Bavikhove in de 11de of de 12de eeuw een afzonderlijke parochie onder het bisdom Doornik; vermoedelijk ontstaat Bavikhove als aparte entiteit circa 1150-1200. Volgens De Flou wordt "Bavinghova" voor het eerst vermeld in 1072. De legende vertelt dat de nederzetting in de bossen aan de Leie vóór 1100 gesticht wordt door een zekere Bavo, leerling van Sint-Amandus.
Onder Boudewijn V (1035-1067) wordt het graafschap Vlaanderen hervormd. Bavikhove behoort tot het graafschap Vlaanderen, meer bepaald tot de kasselrij Kortrijk. Deze kasselrij is onderverdeeld in vijf roeden, waaronder de roede van Harelbeke die verder is opgedeeld in 18 parochies (Harelbeke-Binnen, Harelbeke-Buiten, Sint-Eloois-Vijve, Waregem, Hulste, Ooigem, Bavikhove, Kuurne, Ingelmunster, Sint-Denijs, Zwevegem, Moen, Vichte, Otegem, Heestert, Deerlijk, Beveren-Leie en Desselgem).
Op dat ogenblik is Bavikhove op bestuurlijk gebied nog geen gemeente. Wel zijn er op het grondgebied van de parochie verschillende heerlijkheden gevestigd (namelijk de grote hofsteden) die een bepaalde bestuurlijke en rechterlijke functie vervullen met betrekking tot de mensen en hun bezittingen die op hun grondgebied leven. Uit de geschiedenis van Ooigem (Wielsbeke) kunnen we besluiten dat een deel van het huidige Bavikhove zeker in de 11de eeuw nog deel uitmaakt van het allodiaal domein van Ooigem. Vermoedelijk behoren de inwoners van Bavikhove dan op kerkelijk vlak tot de parochie Ooigem, met mogelijk een kapel op het grondgebied van Bavikhove. Een verdeling van eigendommen tot de afstammelingen van de toenmalige heren van Bavikhove heeft mogelijk aanleiding gegeven tot het erkennen van de afzonderlijke entiteit Bavikhove. De eerste heren van Bavikhove behoren trouwens tot het geslacht van Ooigem.
De naam "Bavikhove" is een Germaans toponiem, dat voor het eerst voorkomt in 1120 op de perkamenten rol "Rotulus Harlebecensis". Daar wordt een gemeenschap vermeld als "villa Bavinghova" wat dorp of leefgemeenschap van de hoeve van de lieden van Bavo betekent. In 1163 vermeldt men reeds "Bavinchove". Het kerkarchief van Harelbeke vermeldt in 1190 de naam "Bavencovia". In dat jaar schenkt Egidius van Odegem (Ooigem) acht bunder en de helft van de opbrengst van een watermolen te Bavikhove op de "Swembeke" (Vaarnewijkbeek) aan de kerk van Harelbeke.
In de eerste helft van de 12de eeuw wordt in Bavikhove een eerste stenen gebedsruimte (Bavikhovedorp) opgetrokken. De romaanse parochiekerk heeft drie beuken, een vierkant koor, een basilicale opstand en - in tegenstelling tot andere Vlaamse kerken uit die periode - géén toren. Delen van deze kerk in Doornikse kalksteen zijn bewaard gebleven in de noordelijke en zuidelijke koorwand van de huidige kerk, in de oostwand van de huidige toren ter hoogte van de luizolder en in de onderbouw.
Wellicht reeds vóór 1146 bezit de abt van de Sint-Bartholomeusabdij van Noyon (Noord-Frankrijk) het patronaatsrecht en een deel van de beslissingsmacht inzake het lokale godsdienstige leven, de kerkelijke belastingen (tienden) en het kerkgebouw van Bavikhove. De oorsprong van de rechten en inkomsten van deze abdij in Bavikhove blijft echter onbekend.
Een belangrijke hoeve in Bavikhove tijdens de middeleeuwen is het "Hospitaalgoed" (Vlietestraat), dat in 1261 wordt vermeld als het "Goed te Roeselare". In hetzelfde jaar wordt het leen door de kanunnik van het Harelbeekse kapittel geschonken aan het Onze-Lieve-Vrouwehospitaal van Kortrijk in wiens bezit het blijft tot aan de Franse revolutie.
Opgravingen in 1997 hebben aan het licht gebracht dat het romaanse kerkgebouwtje op het einde van de 13de of rond het begin van de 14de eeuw deels wordt verbouwd door het aanbrengen van een bakstenen muur tegenaan de toenmalige zuidbeuk. In de kerk wordt van oudsher de Heilige Maurus geëerd; de kerk fungeert als een ware bedevaartsplaats voor deze patroonheilige tegen lamheid, rugpijn en andere lichamelijke kwalen.
Ongeveer rond de 14de eeuw krijgt de heerlijkheid op wiens grond de kerk staat, een centraliserende functie in het beheer van de parochie. Deze (dorps)heerlijkheid was de heerlijkheid ter Kercke (ook wel "het fonchier" genoemd) en was gelegen ten noordoosten van de kerk naar de (Plaats)beek toe. De heerlijkheid ter Kercke was een achterleen van de heerlijkheid ter Elst in Moorsele, op haar beurt een achterleen van de heerlijkheid van Ooigem.
De heren van Bavikhove zijn ook eigenaar van een tweede heerlijkheid op Bavikhoofs grondgebied, meer bepaald de heerlijkheid ter Coutere. De heerlijkheid ter Coutere wordt steeds samen met de relatief kleine heerlijkheid ter Kercke overgeërfd en verkocht. Ter Coutere is een leen gehouden van het leenhof van Harelbeke. De heerlijkheid ter Kercke en ter Coutere zijn in 1362 in het bezit van de familie van den Brande. De hofstede van deze heerlijkheid, hoeve "Ter Coutere" (Drieshoek), zou in oorsprong dateren uit de eerste helft van de 15de eeuw. In 1462 verkoopt Willem van den Brande de heerlijkheid ter Kercke aan zijn kozijn Jan Wieland, die rechtsgeleerde en secretaris van Filips de Goede is. In de 15de eeuw is de heerlijkheid ter Coutere de grootste heerlijkheid op het grondgebied Bavikhove.
Andere belangrijke leengoederen op Bavikhoofs grondgebied waren onder andere het "leenhof ter Triest" (Tweede Doorsnijdstraat), het in de tweede helft van de 16de eeuw voor het eerst vermelde "hof te Kapelle" (Hoogstraat), het "Hoog Hemelrijk" (Europastraat) gelegen in een achterleen van ter Kercke, het goed "Te Vaernewyck" (Rijksweg), en de heerlijkheden "Duufhuse" en "ten Aerden".
De belastingen die door de buitenpoorters van Kortrijk moeten betaald worden, geven in 1398 voor Bavikhove 98 namen op. Een telling van haarden of woningen in die periode levert voor Bavikhove 35 haarden op.
Rond 1525 gaat het eigendom van de dorpsheerlijkheid en de titel van de heer van Bavikhove over op de familie van Gistel. Verder in de 16de eeuw gaat het eigendom over op Antoon van de Briarde en de familie van der Gracht.
In pachtcontract van 1552-1553 wordt voor het eerst de hoeve "Ter Swembeke" (Vierkeerstraat) vermeld, die behoorde tot de rentegronden van de heerlijkheid Hulste.
Bij kerkelijke hervormingen in 1559 worden de bisdommen gesplitst. Bavikhove blijft echter ressorteren onder het bisdom (Noyon-)Doornik, met patronaatsrecht in de bevoegdheid van de Sint-Bartholomeusabdij te Noyon, en de dekenij Kortrijk.
De 20ste penningkohier van het jaar 1572 vermeldt 91 grotere en kleinere woningen. Verscheidene hoeves zijn in 1572 eigendom van grootgrondbezitters: de heer van Schardau, heer van "ter Couter" (Drieshoek) en "ter Kercke", François Vanderlummene en Jan de Chatelier, heren van "ter Triest" (Tweede Doorsnijdstraat), Jaspar Gheys, eigenaar van "te Capelle" (Hoogstraat), Bryche de Wylem, eigenaar van "te Vaernewyck" (Rijksweg), Joss De hane, eigenaar van "ter Leie" (Kervijnstraat). Daarnaast hebben kerkelijke instellingen eigendommen te Bavikhove: het Onze-Lieve-Vrouwhospitaal te Kortrijk, eigenaar van het "Hospitaalgoed" (Vlietestraat), de kapel van Sint-Pieters in de Krocht, eigenaar van een kapel van het kapittel van Sint-Salvator te Harelbeke, de Sint-Maartenskerk te Kortrijk, eigenaar van de kerk van Anzegem, de abdij van Sint-Bartholomeus te Noyon (Noord-Frankrijk), eigenaar van de kerk van Bavikhove en de dis van Bavikhove. In de penningkohier wordt ook het "Wethuis" of "Kerkhuis" vermeld (Bavikhovedorp). In dit gebouw komen de schepenen van de heerlijkheid ter Kercke of ter Coutere samen. In deze kohier komen enkele hoeves voor het eerst voor zoals "Te Capelle" (Hoogstraat), hoeve "Ter Leie" (Kervijnstraat) en "'t Doornhout" (Vlietestraat).
In de laatste decennia van de 16de eeuw breken onrustige tijden aan met het opkomende protestantisme, de beeldenstorm en de reactie van de katholieke Spaanse vorsten. In 1572 valt Bavikhove ten prooi aan de geuzen. De kerk, pastorie en verschillende huizen worden geplunderd en platgebrand en de hertog van Alva, landvoogd van de Nederlanden (1567-1573), legt de tiende penning op als belasting. De pest heerst van 1579 tot 1584. Terugloop van het bevolkingscijfer met bijna 75% tussen 1575 en 1585: in het eerste jaartal staan nog 116 Bavikhoofse buitenpoorters van Kortrijk ingeschreven, terwijl in het tweede jaartal nog slechts 27. In 1587 was slechts 13% van de beschikbare landbouwgrond in gebruik, al de rest was onbebouwd. Als gevolg van de moeilijke tijden moet de parochie in 1589 geld lenen van Roegaer de Burchgrave, vermoedelijk voor het gieten van een klok, die door de oorlog en de woelige tijden vijf jaar later nog steeds niet gegoten is. In de jaren 1590 zijn er opnieuw invallen. Zo voeren de Staatse legers tussen 24 en 27 febuari 1592 een moorddadige inval uit rond Harelbeke en het Leiegebied.
Vanaf 1595 herneemt de landbouwactiviteit stilaan. Vermoedelijk was de kerk van Bavikhove slechts gedeeltelijk beschadigd, want in tegenstelling tot andere kerken in de omgeving die op het einde van de 16de eeuw in puin liggen, kan die van Bavikhove snel worden hersteld.
Na het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) tijdens de regering van de aartshertogen Albrecht en Isabella, volgen de oorlogen elkaar opnieuw op: de oorlogen van de Franse koning Lodewijk XIV en de Negenjarige Oorlog (1688-1697). Niettemin leidt de periode van stabiliteit in het begin van de eeuw tot de heropbouw van de Sint-Amanduskerk die, af te leiden uit rekeningen van 1602-1608, vooral met wind-en waterdichtheid te maken hebben. Daarna volgen herstellingen aan doksaal en portaal en aan overige delen van de inboedel. Ook verwoeste hofsteden worden terug opgebouwd. Naast oorlogsperikelen teisteren ook pestepidemieën, een graancrisis (1694), ondervoeding, ziekte en zware belastingen de streek.
Het landboek van Bavikhove, opgemaakt in opdracht van het kapittel van Harelbeke in 1639 door landmeter Loys de Bersacque (circa 1586-1646), toont verschillende tot op heden nog bestaande straattracés: de Asselstraat, Bavikhoofsestraat, Belokenstuk, Darmstraat, Drieshoek (dreef naar hoeve "Ter Coutere"), Eerste Aardstraat, Europastraat (dreef naar hoeve "'t Hoog Hemelrijk"), Haringstraat, Helleput, Hoogstraat, Kervijnstraat, Kuurnsestraat, Rijksweg, Treurnietstraat, Tweede Aardstraat, Vierkeerstraat, Vlietestraat, Waterstraat. Het landboek geeft de Sint-Amanduskerk weer met aan de zuidkant een dwarsvolume, volgens G. Vuylsteke vermoedelijk de kapel van Sint-Maurus. Daarnaast ook afbeelding van de toenmalige herberg "Oud Gemeentehuis" (Bavikhovedorp) en verspreide hoevebebouwing. De hofsteden, meestal nog verbouwd of aangepaste in 18de-20ste eeuw, zijn onder meer die aan de Asselstraat, Bruyelstraat, Darmstraat, Eerste Aardstraat, Helleput, Kervijnstraat, Kuurnsestraat, Rijksweg, Vierkeerstraat, hoeve "Het Aerdeken" (Belokenstuk), hoeve "'t Hoog Hemelrijk" (Europastraat), hoeve "Te Capelle" (Hoogstraat), hoeve "Te Vaernewijk" (Rijksweg), hoeve "'t Doornhout" en "'t Hospitaalgoed" (Vlietestraat).
Al lange tijd vóór 1639 heeft de heer van Ingelmunster recht op één derde van de graantiende van de parochie van Bavikhove. De overige twee derden zijn bestemd voor de abdij van Sint-Bartholomeus te Noyon (Noord-Frankrijk). In 1637 verkoopt de weduwe van Frans van der Gracht de heerlijkheden Bavikhove en ter Coutere aan Gillis Damman. Vanaf 1677 is de familie de la Tour de Saint-Quentin eigenaar van beide heerlijkheden. Het wapenschild van deze familie is tot de fusie met Harelbeke op 1 januari 1977 het officiële wapenschild van de gemeente Bavikhove (gevierendeeld, van goud in 1 en 4, van sabel in 2 en 3). Op het einde van de 17de eeuw is Robert-Marie de Lens, erfmaarschalk van West-Vlaanderen, heer van Ooigem en Bavikhove. De familie de Lens behoudt de titel tot aan de Franse revolutie.
Gedurende de hele 17de eeuw wordt de omgeving van Harelbeke belaagd door plunderende legers. Zo stropen in 1658 Franse soldaten van het garnizoen van Kortrijk het omliggende platteland af, roven gewassen en landbouwersvoorraden van het dorp, en branden verschillende huizen plat. In 1677-1678 wordt er vastgesteld dat de pastorie niet meer bestaat, zodat de parochie een huis aan de pastoor ter beschikking stelt.
Tijdens de Spaanse Successie-oorlog (1701-1714) worden onze gebieden in 1708 geteisterd door terugtrekkende Franse troepen. Na de Vrede van Utrecht in 1713 verbetert de economische toestand en begint een periode van relatieve rust en vooruitgang. Verscheidene bouwactiviteiten komen weer op gang. Het kerkhof rond de Sint-Amanduskerk (Bavikhovedorp) wordt in 1721 deels door een muur met gemetselde poort omgeven, deels omhaagd. In 1722 wordt op het dorpsplein een waterput voorzien die toebehoort aan de kerk en in 1774 wordt hersteld. In 1727 krijgt Bavikhove een relikwie van de Heilige Maurus vanuit Rome. In 1742 wordt een broederschap van de heilige opgericht, met volle aflaat verleend door paus Benedictus XIV. In 1741-1742 worden niet minder dan 106.000 bakstenen, kalk en 6.000 Hollandse dakpannen aangekocht om daarmee nieuwe kerkhuizen op het toemalige dorpsplein te bouwen. In 1740 bouwt men een pastorie; naar verluidt wordt de bouw meebetaald door de abdij van Noyon als tiendheffer. In 1758 bouwt men een tweewoonst in opdracht van de armenbank. Tussen 1752 en 1755 vinden er ingrijpende verbouwingswerken plaats aan de hoeve "Ter Coutere" (Drieshoek).
Een kaart van 1739 van landmeter Gheysen geeft het noordoostelijke deel van Bavikhove weer, toont enkele huizen rondom de kerk en enkele verspreid gelegen hoeves aan de Tweede Aardstraat en de Treurnietstraat. De dorpskern is nog zeer beperkt want de Bavikhoofsestraat, de Kervijnstraat en de Hoogstraat zijn praktisch nog volledig onbebouwd. De bewoning op de Westhoek en rond het Eetje wordt niet weergegeven.
In 1739 registreert men verscheidene wevers te Bavikhove. Het weven wordt vaak, aanvullend bij de landbouw, als huisnijverheid uitgeoefend.
De rust van het begin van de 18de eeuw wordt onderbroken wanneer de troepen van de Franse koning Lodewijk XV tijdens de lente van 1744 de kasselrij Kortrijk binnenvallen, waarna de bevolking gebukt gaat onder de zware last van de inkwartiering van de soldaten.
Een kaart van 1750 met een voorstel voor twee steenwegen op Harelbeke, opgemaakt door Frans De Bal, geeft de grote tracés doorheen Bavikhove weer zijnde de Hoogstraat, Bavikhoofsestraat, Vierkeerstraat, Poekweg, Kervijnstraat, Europastraat, Treurnietstraat, Eerste Aardstraat, Rijksweg en enkele hoeves zoals "Ter Coutere" (Drieshoek), "'t Hoog Hemelrijk" (Europastraat), "Ter Triest" (Tweede Doorsnijdstraat), "Ter Leie"(Kervijnstraat) en de dorpskern met kerk.
In 1765 omvat Bavikhove 120 huizen en 732 inwoners. De parochie is verdeeld in 416 bunder zaailand, 35 bunder weide (voornamelijk langs de beken) en 12 bunder bos. In 1779 zijn er zes herbergen in Bavikhove: "het Wethuys" op de dorpplaats, "het Bruyelken", "de Treurniet", "de Schaere", "het Heetjen" en "de Halve Maene" dicht bij het dorpsplein op de weg naar Kuurne.
De Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden, opgenomen op initiatief van Graaf de Ferraris (1770-1778), geeft een duidelijk beeld van Bavikhove op het einde van de 18de eeuw. De kleine dorpskern bestaat uit de kerk en enkele huizen, terwijl het uitgestrekte omliggende, landelijke gebied wordt gedomineerd door kleine en grotere hoeves, gelegen rond de Plaatsbeek of aan het einde van een dreef.
In de jaren 1780-1790 worden verschillende molens gebouwd aan het kruispunt van de wegen Harelbeke-Kuurne (Overleiestraat/ Rijksweg) en Bavikhove-Kuurne (Bavikhoofsestraat/ Molenstraat): een stenen windmolen zogenaamd "Witte Molen", een oliemolen (afgebroken in 1857) en een molenhuis (Molenstraat) worden gebouwd.
Naar eenleiding van de Franse revolutie worden in 1793 alle steden afgeschaft en het graafschap Vlaanderen vervangen door het Departement van de Leie, waar ook Bavikhove onder valt.
Van 1801 tot 1834 behoort de parochie Bavikhove tot het bisdom Gent, tot wanneer in 1834 het huidige bisdom Brugge wordt opgericht. In 1806 gaat twee derden van het pastorieland verloren, wanneer het als nationaal goed wordt verkocht aan de plaatselijke burgemeester.
In 1845 krijgen alle gemeenten van de Belgische overheid de opdracht om de buurtwegen van de gemeente op te sommen en in kaart te brengen. Deze kaarten en lijst met straatnamen, verzameld in de Atlas der Buurtwegen, vormde een belangrijke bron bij het inventariswerk. Bavikhove telt op dat ogenblik negentien officiële wegen en een zestiental kerk- of veldwegels.
De dorpskern van Bavikhove komt pas vanaf de tweede helft van de 19de eeuw tot ontwikkeling door de toename van bebouwing onder andere aan de Hoogstraat, de Treurnietstraat en de Eerste Aardstraat.
Op dat ogenblik zorgt de vlasnijverheid voor een explosieve aangroei van het gebouwenbestand. Vóór 1860 is het roten van vlas in de Leie verboden: het geoogste vlas wordt in waterputten of op weiden rond de hoeve geroot, daarna met een houten kapmes gesponnen, tot garen gesponnen en in de winter tot lijnwaad geweven. Pas na 1860 kan men van een georganiseerde vlasnijverheid spreken. Zo sticht ene Bruno Veys een bedrijf in vlasvezelbereiding en -handel in de tweede helft van de 19de eeuw, één van de eerste vlasfabrieken in Bavikhove. In 1860 vestigt Constandt Vandenberghe uit Ingelmunster zich in Bavikhove, waar ook hij een bedrijf voor vlasvezelbereiding sticht. Vanaf circa 1875 neemt het roten van vlas in de Leie een grote uitbreiding.
Enkele bouwwerken wijzigen gaandeweg het beeld van het dorp Bavikhove. Wat van de bestaande pastorie overblijft, maakt op initiatief van pastoor Leo Ide in 1865 plaats voor een nieuwe pastorie (Bruyelstraat). Op een aanpalend perceel wordt in hetzelfde jaar een bestaande woning volledig herbouwd, en vermoedelijk vanaf dan gebruikt als kloosterhuis.
Vanaf 1862 laat pastoor Ide door provinciaal architect Pierre Croquison (1806-1887) plannen opmaken om de kerk nogmaals te verruimen en een noordelijke sacristie te bouwen. Croquison is op dat ogenblik ook de leidende architect van het nieuwe stadhuis van Harelbeke. Hij laat de Bavikhoofse kerk naar het westen toe verlengen met twee traveeën. De bedaking wordt doorgetrokken en binnenin opgevangen door vierkante pijlers. De restanten van de romaanse westgevel en het portaal van 1744 worden vervangen door een nieuwe, 'kleurloze' westgevel. De uitbreiding aan de westzijde van de kerk en de bouw van de noordelijke sacristie worden volgens het kadaster in gebruik genomen in 1876.
Ook verschillende particulieren ondernemen in deze periode grondige verbouwingswerken aan hun eigendom. Hoeves zoals aan de Asselstraat, Belokenstuk en Drieshoek worden grondig aangepast en vergroot door de bouw van een bakhuis, stallingen en vermoedelijk ook een wagenhuis.
Naar aanleiding van de liberale Wet Van Humbeeck gestemd in 1879 en die stelt dat iedere gemeente minstens één officiële school moet hebben en geen vrije school meer mag subsidiëren, wordt circa 1870 achter de (klooster)woning aan de Bruyelstraat een schoolvleugel bijgebouwd.
Door talrijke ergenissen over technische gebreken en over de banale westgevel worden nog geen dertig jaar later nieuwe plannen opgemaakt voor een algemene restauratie van de Sint-Amanduskerk. Pastoor Aloïs Mavaut doet daarvoor een beroep op de Kortrijkse architect Jules Carette (1866-1927), die zijn plannen voor de neogotische restyling van de kerk beëindigt op 16 juni 1898. Na de goedkeuring van de verschillende diensten wordt de opdracht toegewezen aan aannemer Alberik Vandekerckhove uit Ingelmunster, die in mei 1899 de werken start en ze al in december 1900 voltooit. De grootste wijzigingen betreffen de neogotische aankleding van de westgevel, de aanpassingen van de bedaking van de hoofd- en zijbeuken tot een basilicale opstand en het veranderen van de pijlers tot zuilen naar het model van de 17de-eeuwse. Daarnaast wordt ook een traptoren gebouwd in de oksel van de zuidgevel en het zuidelijke transept om de luizolder te bereiken en ter hoogte van de eerste travee van de noordgevel wordt een doopkapel bijgebouwd. Het koor wordt bepleisterd, ontdaan van alle 18de-eeuwse versieringen (ook het 18de-eeuwse hoogaltaar wordt gesloopt) en voorzien van een typische neogotische aankleding. Ook alle meubilair wordt verwijderd en vernieuwd om een stijleenheid te verkrijgen.
Net vóór de eeuwwisseling in 1894-1895 laat Adolf De Brabandere, die woonde op hoeve "Ter Coutere", langs de latere Rijksweg een brouwerij optrekken, die in de tweede helft van de 20ste eeuw zou uitgroeien tot de bekende brouwerij De Brabandere en thans Brouwerij Bavik.
In het begin van de 20ste eeuw evolueert de dorpskom verder onder meer met de uitbreiding van het klooster en de bijhorende meisjesschool (Bruyelstraat) in 1904. Na de afbraak van een typisch eenlaagsvolume wordt de herberg "In 't Gemeentehuis" (Bavikhovedorp) in 1914 herbouwd naar de toenmalige mode, namelijk in een zeer traditionele historiserende stijl.
In de jaren vóór de Eerste Wereldoorlog telt Bavikhove een vijftigtal herbergen; in de jaren 1970 blijven er daarvan nog slechts een tiental over.
In 1905 sticht Theofiel Coorevits langs de Eerste Aardstraat een familiebedrijf in vlasvezelbereiding en -handel. In de jaren 1920 tot 1940 zorgt de vlasnijverheid in Bavikhove, als belangrijkste nijverheid, voor grote tewerkstelling. Vooral tussen de wereldoorlogen neemt die industrie sterk toe, deels ten gevolge van de mechanisatie en deels door de sterke uitbreiding van de rootmogelijkheden in kunstmatige rootputten. Uit een studie met betrekking tot de vlasvezelbereidingsnijverheid in Vlaanderen blijkt dat de gemeente in 1941 341 zwingelmolens, negen zwingelturbines, veertien warmwaterroterijen en 67 rootkamers telt met een tewerkstelling van drie strovlashandelaars, negen vlasnijveraars, 22 vlasfabrikanten, 63 vlasverwerkers, vijf botenverkopers, vier kleine krotenhandelaars, dertien exploitanten van een warmwaterroterij en zes exploitanten van een zwingelturbine.
In 1943 wordt het roten in de Leie definitief verboden en vanaf 1950 neemt de de tewerkstelling in de vlasnijverheid langzaam af. Niettegenstaande blijft de vlasbewerking tot de jaren 1960 praktisch de enige industriële bezigheid in Bavikhove. Daarvan getuigen de in de jaren 1950 gebouwde vlasschuren onder meer langs de Bavikhoofsestraat en de Vierkeerstraat. De industriële expansie van het Kortrijks gewest en enkele bloeiende familiebedrijven in de gemeente zelf, zoals de brouwerij Bavik (Rijksweg), zorgen voor een verdere bloei.
Het erfgoed dat gerelateerd is met deze voor de streek belangrijke nijverheid is tot op vandaag nog in grote hoeveelheid aanwezig. Aan de Bavikhoofsestraat, Bavikhovedorp, Drieshoek, Hoogstraat, Treurnietstraat, Vlietestraat en Waterstraat zijn vlasserswoningen, vlasschuren en een zwingelarij uit de jaren 1910-1930 bewaard. Vlasschuren van het eerste type zijn eenbeukig, vaak onder dezelfde nok als een aanpalend woonhuis. Een tweede type is de meerbeukige variant, getypeerd door openvolgende zadeldaken waardoor meer stapelruimte wordt gecreëerd. Een derde soort zijn de bakstenen vlasschuren onder stompe zadeldaken. Langs de Eerste Aardstraat zijn verschillende vlassites verzameld omwille van de nabijheid van de Leie: een vlasserswoning met aanpalende schuur, en een vlasfabriek bestaande uit een kunstmatige roterij, een stoomzwingelarij en magazijnen. Uit de jaren 1930-1940 dateren de roterijen en vlasschuren aan de Tweede Aardstraat, voornamelijk van de familie Vanderheeren.
Bij K.B. van 31 mei 1932 wordt het gemeentewapen van Bavikhove toegekend.
In 1940 komen de eerste militairen en vluchtelingen in Bavikhove toe. Op 24 mei 1940 vindt de Leieslag plaats, waar ook Bavikhove niet aan ontkomt: er wordt een hevig gevecht op Bavikhoofs grondgebied geleverd om te verhinderen dat de Duitsers de Leie kunnen oversteken. Het 25ste Linieregiment van de Belgische infanterie heeft plaats genomen langs de noordzijde van de Leie en de staf van het regiment vestigt zich in het huis op de hoek van de huidige Tiendemeers- en de Bruyelstraat (toen Bruyelvoetweg). De Duitsers kunnen echter de Leie oversteken. De gewonden worden ondergebracht in het klooster in de Bruyelvoetweg. Op 25 mei 1940 worden de officieren en hun personeel door Duitse militairen weggevoerd. De Leieslag zorgt voor de vernieling van 14 woningen en de beschadiging van 136 huizen. Tot de zwaar beschadigde openbare gebouwen behoren de kerk, de pastorie, het gemeentehuis, de school en een kapel.
In 1946-1947 wordt de laatste molen van het dorp, de "Witte Molen" of de "Delye of Allegaerts molen", met de ernaast gelegen huisjes voor de molenaarsknechten afgebroken (Molenstraat).
In 1948 wordt naar aanleiding van de Heilige Hartfeesten de huidige toegangspoort van het kerkhof voorzien (Bavikhovedorp). De nog bestaande ommegang wordt opgericht in 1954 op initiatief van pastoor Pieters en is ontworpen door de Brugse architect Arthur De Geyter, die voor zijn modellen te rade ging bij Georg Lang in het Duitse Oberammergau.
Vanaf de jaren 1950-1960 realisteert de maatschappij voor goedkope woningen Mijn Huis, bij akte van 26 december 1927 opgericht in Harelbeke, verscheidene nieuwe woningen wat gepaard gaat met een enorme bevolkingstoename. Eén van de eerste gerealiseerde wijken is de Tuinwijk ten zuiden van de parochiekerk, gevolgd door de Bloemenwijk en Ter Perre in 1948. De aanleg en bouw van woonwijk Het Koeksken achter de sporthal dateert uit het begin van de jaren 1970. Ten noorden van de Drieshoek en de Vaarnewijkbeek wordt vanaf 1972 de verkaveling Ter Coutere aangelegd; de eerste bewoners vestigen zich er vanaf oktober 1976.
De stijging van inwoners in Bavikhove zorgt ook voor een nijpend plaatsgebrek in de bestaande school (Bruyelstraat). Deze wordt in 1966 uitgebreid met een volledig nieuwe vleugel naar een ontwerp van architect Leo Wydouw uit Hoboken. Tegelijkertijd wordt het dorpsplein onder handen genomen en worden verschillende woningen aan de oostkant van het voormalige plein afgebroken om er een echte open ruimte te vormen.
Nadat het voorstel om Harelbeke te laten opgaan in Groot-Kortrijk wordt afgeblazen, vindt op 1 januari 1977 de fusie plaats van Bavikhove en Hulste met Harelbeke. Bavikhove wordt in die periode voorzien van nieuwe sportinfrastructuur (Vlietestraat) en aan de overzijde van het dorpsplein (Bruyelstraat) wordt wegens plaatsgebrek op het historische kerkhof een nieuwe begraafplaats aangelegd in 1981.
Rond 2000 krijgt Bavikhove een rechtstreekse verbinding met de rechteroever van de Leie en de steenweg van Brugge naar Kortrijk (N50) na de aanleg van de N36. Deze belangrijke verkeersader doorsnijdt de deelgemeente in het zuiden.
In 2002 krijgt brouwerij Bavik de toestemming om het rondpunt van de N36 met de Bavikhoofsestraat op ludieke wijze te verfraaien met een koperen brouwketel. In 2003 plaatst kunstenaar Luc Lapere op de ketel een drinkende kikker die georiënteerd is in de richting van de brouwerij aan de Rijksweg.
Als het ware een straatdorp dat quasi centraal in de langgerekte deelgemeente is gelegen. De dorpskern is ontstaan ten zuiden van de Plaatsbeek, ter hoogte van de Sint-Amanduskerk. Historische dorpskern gelegen aan de overgang van de weg Bavikhovedorp en de Vlietestraat, waar eertijds een kleine dorpsplaats is die in de jaren 1970 is uitgebreid tot een ruimer plein. Op het hoofdtracé komen enkele historische uitvalsstraten uit zoals de in het verlengde tot aan Hulste lopende Vlietestraat, de Hoogstraat die fungeert als verbinding met Ooigem (Wielsbeke) en de Bavikhoofsestraat die in het verlengde van Bavikhovedorp loopt en zo het dorp verbindt met de Rijksweg en Overleiestraat naar Harelbeke. Tot de aanleg van de N36 van circa 2000 heeft Bavikhove een vrij ongunstige ligging op de linkeroever van de Leie. De linkeroever heeft tot dan geen rechtstreekse verbinding met de rechteroever waar de baan Kortrijk-Gent loopt. Door de afwezigheid van belangrijke verkeerswegen en de verbinding met de rechteroever werd de vestiging van industriële ondernemingen niet in de hand gewerkt.
Tot 1860-1890, toen de vlasnijverheid voor een explosieve aangroei van het gebouwenbestand zorgt, blijft de dorpskern van Bavikhove beperkt tot de kerk met kerkhof, een pastorie en enkele woonhuizen. De kerk blijft de enige blikvanger in de landelijke omgeving. Pas vanaf de jaren 1950-1960 wordt de dorpskern aanzienlijk vergroot door de inpalming van het landelijke gebied en de aanleg van woonwijken zoals de Tuinwijk bij de kerk, de Bloemenwijk en Ter Perre in het zuiden (eerder aansluitend bij de bebouwing van Harelbeke) en in de jaren 1970 de wijken Het Koeksken en Ter Coutere. Thans nog uitbreidingswijken in ontwikkeling onder meer ten noorden van Haringstraat.
Blikvanger van Bavikhove is de in oorsprong romaanse doch op het einde van de 19de eeuw in neogotische stijl heraangeklede Sint-Amanduskerk. De beperkte basisbebouwing in het centrum wordt gekenmerkt door zeer traditionele, voornamelijk aaneengesloten rijbebouwing uit het eerste en tweede kwart van de 20ste eeuw, met name eenvoudige woonhuizen van één à twee bouwlagen onder pannen zadel- of mansardedaken met bakstenen parement of voorzien van banden in gekleurde (witte) baksteen.
Het oudste bouwkundig erfgoed van Bavikhove concentreert zich echter buiten de dorpskern, in het landelijke gebied. Het landelijke buitengebied was eertijds gedomineerd door verscheidene historische hofsteden zoals goed "Het Aerdeken", "Ter Coutere", "'t Hoog Hemelrijk" en "Ter Triest". Een belangrijk aantal van de hoeves zijn ingeplant op grens tussen de laaggelegen meersen en de hooggelegen akkergronden, om zo zowel over weiden als akkerland te beschikken. Deze verspreid gelegen hoevesites, in oorsprong soms het foncier (zetel) van een heerlijkheid, klimmen in vele gevallen op tot de vroege middeleeuwen (vermelding). Thans voornamelijk 19de-eeuws gebouwenbestand of ouder, maar vaak met vernieuwd of aangepast woonhuis. Daarnaast ook vele kleinere 19de- en 20ste-eeuwse hoeves. Hoevegebouwen met streekeigen kenmerken: losstaande volumes in bruin/rode baksteenbouw onder zadeldaken. Boerenhuizen soms beschilderd, in enkele gevallen voorzien van een opkamer. Bestaande hoeves vaak uitgebreid met recente bijgebouwen in functie van de uitbating. Daarnaast kleine groepen van huizen gelegen op enkele wijken of kruispunten van wegen, zoals de Westhoek, 't Eetje, de Treurniet, den Aard en aan de Leie.
Gelegen langs de Leie heeft veel bouwkundig erfgoed betrekking op de vlasindustrie, waarvan talrijke restanten het straatbeeld bepalen, voornamelijk daterend uit het interbellum. Verspreide vlasschuren voornamelijk aan de Kervijnstraat en de Hoogstraat. Op de oever van de Leie zijn nog enkele vlasroterijen; betonnen roterijen met naastgelegen zwingelarij en een schuur.
Naast de vlasfabrieken vindt men nog de op het eind van de 19de-eeuw opgerichte brouwerij Bavik. Industrieterrein Vaarnewijk bij de N36 en een ambachtelijke zone langs de Treurnietstraat met het bedrijf Isocab.
Bron: VANWALLEGHEM A. & CREYF S. 2009: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Harelbeke, Deel I: Stad Harelbeke, Deel II: Deelgemeenten Bavikhove en Hulste, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL42, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Vanwalleghem, Aagje; Creyf, Silvie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Omvat
Asselstraat
Omvat
Bavikhovedorp
Omvat
Belokenstuk
Omvat
Bruyelstraat
Omvat
Darmstraat
Omvat
Drieshoek
Omvat
Eerste Aardstraat
Omvat
Elfbunderen
Omvat
Europastraat
Omvat
Haringstraat
Omvat
Helleput
Omvat
Hoogstraat
Omvat
Kervijnstraat
Omvat
Kwadestraat
Omvat
Molenstraat (Bavikhove)
Omvat
Rijksweg
Omvat
Treurnietstraat
Omvat
Tweede Aardstraat
Omvat
Tweede Doorsnijdstraat
Omvat
Vierkeerstraat
Omvat
Vlietestraat (Bavikhove)
Omvat
Waterstraat
Is deel van
Harelbeke
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Bavikhove [online], https://id.erfgoed.net/themas/14856 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.