Landelijk gelegen dorp van 3.477 inwoners (eind 2007) en 785 ha gelegen in de provincie West-Vlaanderen, ten noorden van Kortrijk en in het noorden van de gemeente Harelbeke. Sinds 1 januari 1977 is Hulste, samen met Harelbeke en Bavikhove, een deelgemeente van Harelbeke. De deelgemeente grenst in het noorden aan de gemeentes Ingelmunster en Oostrozebeke, in het westen aan de gemeentes Lendelede en Kuurne en in het noordoosten aan de gemeente Ooigem (Wielsbeke). In het zuiden en zuidoosten grenst Hulste aan Bavikhove, eveneens een deelgemeente van Harelbeke. Hulste is op 8,5 kilometer van Kortrijk en Izegem, op 13 kilometer van Roeselare en op drie kilometer van Harelbeke gelegen. De gemeente behoort tot het bestuurlijk en rechterlijk arrondissement, vredegerechtskanton Kortrijk en tot het bisdom Brugge.
Hulste behoort fysisch-geografisch tot het Land van Roeselare-Kortrijk, meer bepaald het Hoogland van Hulste. Het grondgebied draagt een vrij sterk golvend reliëf van circa 15 meter tot circa 35 meter boven de zeespiegel. Topzones nabij Abts(h)ul-Hoog-Walegem en Muizelhoek nabij Klein-Harelbeke, ten noorden van het dorpscentrum. Afnemend reliëf naar het zuiden toe, naar het valleigebied van de Leie.
De bodemgesteldheid is overwegend licht zandlemig tot lemig zandig, op de hogere topzones soms met klei- of klei-zandsubstraat op geringe diepte. In de smalle beekvalleien is de bodem uitgesproken kleiig.
Het beekstelsel van de Hazebeek-Havikbeek (op grondgebied Bavikhove verder Plaatsbeek genoemd) met onder meer de Lampernissebeek als zijwaterloop, stroomt in essentie zuidoostwaarts af naar de Leie. De beekstelsels van de Oude Beek (grens met grondgebied Ingelmunster) en de Marelbeek (verder ook op grondgebied Oostrozebeke) wateren in essentie noordoostwaarts af naar het Kanaal Roeselare-Leie en behoren initieel tot het deelbekken van de Mandel. De smalle, soms diep ingesneden valleien met vochtige beekdalgraslanden wisselen af met geprononceerde kouterruggen met vruchtbaar open akkerland.
In tegenstelling tot Harelbeke en Bavikhove zijn er voor Hulste weinig archeologische data voorhanden. Er is melding van enkele vuurstenen artefacten, een aantal Romeinse brandrestengraven en wat middeleeuwse geïsoleerde hoeven, maar verder reikt de beschikbare informatie niet. Dit heeft voor een groot deel te maken met de stand van het onderzoek: er is geen reden om aan te nemen dat er in Hulste weinig archeologie in de bodem zou zitten, gelet op onder meer de vele archeologische sporen in het aangrenzende Bavikhove en Harelbeke. Wel is het zo dat deze sporen in Hulste wellicht eerder in de landelijke sfeer te situeren zijn en hierdoor vergankelijker, aangezien het gros van de landelijke bewoning gebruik maakte van vergankelijker materialen zoals hout en vakwerk. Dit maakt dat de archeologische sporen op vandaag vaak enkel voor een geoefend oog te detecteren zijn.
Rond 800 zou Karel de Grote aan graaf Liederik (793-817), eerste forestier van de Vlaamse gouw, een abdij geschonken hebben die in of bij een hulstbos lag. Dat bos, dat zich naar Kortrijk toe uitstrekte, zou later de naam aan Hulste geven, terwijl de abdij de naam "De Apeseul" (abthulst) aan de lokaliteit zou geven.
Een ander groot bos, het dichte Methala- of Medelewoud dat was gelegen ten noorden van de gavermoerassen (zie Harelbeke), bedekte eertijds de regio van het huidige Hulste. In de 10de eeuw schenkt Arnulf de Grote (889-965), graaf van Vlaanderen, de Gentse Sint-Pietersabdij grote gebieden uit zijn domein, waaronder het Medelewoud. De abdij laat in de volgende eeuwen dit woud systematisch ontginnen en in cultuur brengen wat verschillende omwalde hoeven doet ontstaan van waaruit de ontginning wordt georganiseerd. Zo is een oorkonde bewaard uit 964 waaruit blijkt dat graaf Arnulf het goed "Vrijlegemhof" (vermeld als "Fringelingehim") aan de Sint-Pietersabdij schenkt. De hoeve behoort daarmee tot de oudste met naam genoemde nederzettingen in het Leiegebied.
Onder Boudewijn V (1035-1067), die van 1060 tot 1067 regeert voor de minderjarige Franse koning Filips I, wordt het graafschap Vlaanderen hervormd. De oude bestuurlijke indeling in gouwen of pagi verving hij door kasselrijen, onderverdeeld in roeden. Hulste behoort tot de kasselrij Kortrijk, die is onderverdeeld in vijf roeden, waaronder de roede van Harelbeke die verder is opgedeeld in 18 parochies: Harelbeke-Binnen, Harelbeke-Buiten, Sint-Eloois-Vijve, Waregem, Hulste, Ooigem, Bavikhove, Kuurne, Ingelmunster, Sint-Denijs, Zwevegem, Moen, Vichte, Otegem, Heestert, Deerlijk, Beveren-Leie en Desselgem. Op het grondgebied van de parochie zijn verschillende heerlijkheden gevestigd (namelijk de grote hofsteden) die een bepaalde bestuurlijke en rechterlijke functie vervullen met betrekking tot de mensen en hun bezittingen die op hun grondgebied leven. Voorbeelden van deze heerlijkheden zijn de dorpsheerlijkheid Hulste, Diesveld, Nieuwenhuize, Duifhuise, Grysperre, Schiervelde, Schothoeke, Rode, Bauwelare en de grafelijke spijker. De heerlijkheid Hulste is een 'vliegende' heerlijkheid die zich uitstrekt over de parochies Hulste, Bavikhove en voor een klein deel Kuurne.
Volgens Despars' "Cronyncke van den lande ende graefscepe van Vlaenderen" (opgetekend tussen 1562 en 1592) zou graaf Robrecht de Fries (circa 1030-1093) in 1063 onder meer de kerk van Hulste (Hulstedorp) hebben laten oprichten (of herstellen) ter ere van Sint-Pieter. Een andere bron vermeldt de oprichting van de kerk door graaf Robrecht in 1071. De romaanse kerk heeft een grondplan in de vorm van een Latijns kruis en is voorzien van een vieringtoren. Tijdens dringende herstellingswerken in 1852 wordt een eikenhouten balk gevonden met de inscripties "ROBERTUS FRISIUS, GRAEFE VAN VLAENDEREN MI DEED MAECKEN IN ANNO 1075" en "ROBERTUS FRISIUS ME FECIT FIERI". Bekend is dat bisschop Boudewijn van Noyon in 1063 het altaar van Hulste afstaat aan het kapittel van Harelbeke, dat het patronaatsrecht over de kerk uitoefent en een deel van de tienden int. Er wordt dan ook aangenomen dat de parochie Hulste in die periode is opgericht.
In de registers van Kortrijkse buitenpoorters vinden we in 1398 85 buitenpoorters uit Hulste terug, en in 1530 99.
Archeologisch onderzoek in de jaren 1979-1980 geeft aan dat het - in de 19de eeuw afgebroken - kasteel van Schiervelde (Kasteelstraat), voormalig foncier van de heerlijkheid Schiervelde, in oorsprong dateert uit de 14de of de 15de eeuw. Naar verluidt zou het kasteel van Schiervelde gebouwd zijn op 24 november 1435. Het bakstenen kasteelgebouw was voorzien van een vierkante walmuur en had op elke hoek een torentje. Het dak was vermoedelijk afgedekt met platte, rechthoekige daktegels. Er is onder andere uit de waterputvulling een 16de-eeuwse baardmankruik opgegraven, die werd gebakken door de pottenbakkersfamilie Mennicken uit Raeren in de Oostkantons. Vanaf de 16de eeuw is de familie van der Gracht als eigenaar van de heerlijkheid Schiervelde in Hulste (en Bavikhove) gekend; die treedt dus ook op als heer van Hulste. Volgens De Flou wordt in 1559 het leengoed of goed "Ter Elst" (Ter Elstweg) voor het eerst vermeld.
De oudste vermelding van de Walleghemmolen dateert van 1445. In het twintigste penningkohier uit 1571 wordt in Hulste een windmolen vermeld, toen in gebruik door Joos Loncke. De familie Loncke zal vanaf dan tot de afbraak van de molen in 1912 onafgebroken eigenaar zijn van de molen.
Bij kerkelijke hervormingen in 1559 worden de bisdommen gesplitst. Hulste blijft echter ressorteren onder het bisdom (Noyon-)Doornik en de dekenij Kortrijk.
Onder het bestuur van keizer Karel V (1506-1558) kent ook Hulste een periode van stabiliteit, maar in de laatste decennia van de 16de eeuw breken onrustige tijden aan met het opkomende protestantisme, de beeldenstorm en de reactie van de katholieke Spaanse vorsten. In 1570 valt de regio rond Harelbeke ten prooi aan de geuzen. De hertog van Alva, landvoogd van de Nederlanden (1567-1573), legt de tiende penning op als belasting. De pest heerst van 1579 tot 1584, en in de jaren 1590 zijn er opnieuw invallen van de geuzen.
Na het Twaalfjarig Bestand (1609-1621), tijdens de regering van de aartshertogen Albrecht en Isabella, volgen de oorlogen elkaar opnieuw op: de oorlogen van de Franse koning Lodewijk XIV en de Negenjarige Oorlog (1688-1697). Niettemin leidt de periode van stabiliteit in het begin van de eeuw tot enkele initiatieven en bouwwerken die het uitzicht van het 17de-eeuwse Hulste mee vorm geven.
In 1618 koopt Willem van der Gracht, grootgrondbezitter en heer van Schiervelde en Passendale, de dorpsheerlijkheid Hulste als leen van het kapittel van Harelbeke. Het kapittel behield echter wel de heerlijke rechten verbonden aan het leen. Vanaf dan tot aan de Franse revolutie blijven de heerlijkheden Hulste en Schiervelde in dezelfde handen.
Willem van der Gracht bewoont, net als zijn voor- en nazaten, het kasteel dat op het foncier van de heerlijkheid Schiervelde is opgetrokken. Het goed "Schiervelde" (Kasteelstraat) bevindt zich bij de grens met Bavikhove op een gunstige ligging aan de waterige gronden gevoed door de Eikbosbeek. Antonius Sanderus heeft in zijn "Flandria Illustrata" een gravure gewijd aan het "Praetorium de Hulst". Het kasteel is op dat moment eigendom van de zoon van Willem, namelijk Walter van der Gracht. Het betreft een L-vormig gebouw van twee bouwlagen met trapgevels die beide dwars op elkaar georiënteerde volumes afsluiten, omringd door een meervoudige omwalling. Zowel het kasteel, als de hoeve met losse bestanddelen zijn omringd door een wallen- en grachtensysteem dat wordt gevoed door de Vlietebeek. Een dreef verbindt het goed, via de huidige Kasteelstraat, met de dorpskern (in 1673 omschreven als "dreve van 't Casteel naer (de) kercke"). Het kasteel "Schiervelde" is in de 17de eeuw ook nog eigendom van de aangetrouwde familie le Sage d'Hauteroche. Op het neerhof van het kasteel bevindt zich tot op vandaag nog de 17de-eeuwse kasteelhoeve, die vermoedelijk in 1662 zou zijn gebouwd.
De oudste dochter van Walter van der Gracht geeft het grondgebied en het kasteel van Hulste als bruidschat aan Louis-Thomas de Thiennes, graaf van Rumbeke. Bij het overlijden van René-Charles de Thiennes, zoon van Louis-Thomas en heer van Hulste, wordt Hulste circa 1713-1715 geërfd door Thomas le Sage d'Hauteroche, die gehuwd is met de jongste dochter van Walter van der Gracht. De familie le Sage d'Hauteroche zal eigenaar blijven van de heerlijkheid Hulste tot aan de Franse revolutie.
Op 21 juli 1628 wordt de Koninklijke Sint-Pieters Bosseniersgilde gesticht, een karabijnschuttersgilde die vandaag nog steeds bestaat. De gilde wordt gesticht door Willem van der Gracht, nadat Filips IV, koning van Spanje en graaf van Vlaanderen, de toestemming gaf tot de oprichting. De Bosseniersgilde had als opdracht de verdediging van de eigen haardstede en de dienst aan de vorst. De gilde bezat verscheidene gronden tussen de huidige Kasteelstraat en de Tieltsestraat. In hetzelfde jaar wordt volgens de lijst van herbergen in de kasselrij Kortrijk van 1779 aan de dorpplaats de eerste herberg, "Sint-Hubrecht", opgericht. Deze herberg zou in 1628 belast zijn "met thinneprijsen aen de vrije gulde van de bosseniers".
In 1631 richt pastoor Maarten Coelembier de broederschap van de Heilige Rozenkrans op.
Uit de rekeningen van 1611, 1678 en 1686 blijkt dat het romaanse kerkgebouw te lijden heeft door de verschillende crisisperioden. Circa 1680 hangt de toren van de kerk scheef en regent het door het dak.
Tijdens de Spaanse Successie-oorlog (1701-1714) worden onze gebieden in 1708 geteisterd door terugtrekkende Franse troepen. In 1715-1716 maakt landmeter Pieter Stueperaert een landboek op van de parochie Hulste. Opvallend in het buitengebied is het stratenpatroon dat in vele gevallen nog overeenkomt met de huidige toestand. Weergave van verschillende kleinere en grote hoeves zoals het goed "Vrijleghem" en het goed "Schiervelde"; verder ook aanduiding van de in oorsprong 15de-eeuwse Walleghemmolen, bereikbaar via een dreef vanuit de Barzestraat. Opmerkelijk is daarnaast ook de aanduiding van het Absulbos, dat eigendom was van de Kortrijkse Groeninge-abdij en dat in het midden van de 18de eeuw wordt doormidden gesneden door de nieuw aangelegde steenweg.
In 1718 vraagt greffier Adriaen Destoop († 1736) toestemming voor de oprichting van een herberg in het voormalig schepenhuis van Hulste op de hoek van de huidige Kasteel- en Vlietestraat. Destoop is vermoedelijk op dat ogenblik al de eigenaar van brouwerij "De Sterre", die hij samen met zijn vrouw Maria Wolfcarius († 1752) heeft gebouwd langs de westzijde van de Tieltsestraat, die zich dan slechts uitstrekt tot aan de toenmalige Lampernissebeek. De herberg met als naam "De Keyzer" is daarmee de tweede op het dorpsplein van Hulste; later verandert de benaming tot het nog bestaande "Oud Gemeentehuis".
De relatieve rust en vooruitgang van na de Vrede van Utrecht in 1713 worden onderbroken wanneer de troepen van de Franse koning Lodewijk XV tijdens de lente van 1744 de kasselrij Kortrijk binnenvallen, waarna de bevolking gebukt gaat onder de zware last van de inkwartiering van de soldaten.
Tijdens het bestuur van keizerin Maria-Theresia (keizerin van het Heilig Roomse Rijk tussen 1745-1765) onderneemt men diverse grote wegenis- en infrastructuruwerken, onder meer ter verbetering van de verbinding met de nabijgelegen dorpen en steden en als stimulans voor de handel en nijverheid. Zo wordt de Romeinse heirweg tussen Kortrijk en Brugge, die ten westen van Hulste is gelegen, in 1749-1750 rechtgetrokken en aangelegd als de Brugsesteenweg. Voor het gedeelte dat loopt door het Absulbos worden daarvoor grote stukken grond onteigend van de abdij van Groeninge te Kortrijk. Een plan met twee geprojecteerde steenwegen, opgemaakt door Frans De Bal in 1750, toont aan dat er tijdelijk ook plannen zijn geweest om Kortrijk met Tielt te verbinden via een vrij drastisch tracé dat ongeveer de huidige Kuurnsestraat en Muizelstraat volgde. Deze steenweg is echter nooit aangelegd.
De Tiendekaart van Hulste (1760-1765) geeft een schematische weergave van de bebouwing ter hoogte van het huidige dorpscentrum van Hulste. De Brugsestraat, het eerste deel van de Tieltsestraat en de Kasteelstraat worden weergegeven. De noordzijde van het toenmalige dorpsplein is reeds bebouwd met als het ware een aangesloten eenheidsbebouwing; ten zuiden bevindt zich de kerk, die van de landelijke omgeving wordt afgesloten door de Lampernissebeek en de Hazebeek. Ten noordwesten bestaat een belangrijke verbinding met de Blauwhuissite en ten oosten leidt een rechtstreekse verbinding naar het kasteel "Schiervelde". Ook imposante weergave van de omwalde hoeve "Ter Elst" met vier gebouwen rondom een centraal erf. In het buitengebied vallen voornamelijk de "Hulste molen" (Walleghemmolen) op en enkele verspreid gelegen hoeves. Ten westen loopt de toen recent aangelegde steenweg van Brugge naar Kortrijk.
In 1777 telt Hulste 1635 inwoners. Dit bevolkingsaantal weerspiegelt zich in de afbeelding van Hulste op de Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden, opgenomen op initiatief van Graaf de Ferraris (1770-1778). De dorpskern is reeds verder ontwikkeld, voornamelijk ten oosten en ten zuiden van de kerk. Zo is voor het eerst het tracé met beperkte bebouwing langs de Vlietestraat weergegeven. Op de gronden die in het bezit zijn van de kerkfabriek wordt ten zuiden van de kerk voor het eerst de pastorie afgebeeld. Ten noorden van het centrum staat het "Blauw Huys" aangeduid op de tweesprong van de Barze- en Wantestraat. De landelijke omgeving wordt gedomineerd door verspreid gelegen hoeves, sommige met omwalling. Slechts één gehucht wordt vernoemd, namelijk het ten noorden gesitueerde "Meulenhoeck".
Enkele bouwwerken wijzigen gaandeweg het 18de-eeuws beeld van Hulste.
In 1765 wordt een nieuwe windmolen, genaamd "Jonckhere's molen", gebouwd langs de Brugse baan op de grens met Lendelede.
In de dorpskom laat de baljuw en latere burgemeester van Hulste, Jan-Baptiste Mulle († 1837), in 1784 op cijnsgronden van het kasteel van Hulste/ "Schiervelde" een imposante woning in Lodewijk XVI-stijl optrekken, dat van de straat is afgescheiden door een hek tussen bakstenen pijlers. Door zijn omvang en kasteelachtig uitzicht wordt het pand in de volksmond het "Klein kasteeltje" genoemd. Door burgemeester Gustaaf Van Robays (1854-1909) (burgemeester van Hulste van 1891-1909) wordt er later een brouwerij bijgebouwd, die daarna wordt omgevormd tot maalderij.
Bij het dorpsplein richt P.J. Van Opstal, pastoor te Hulste in de periode 1770-1794, in 1788 in een vrij recente woning aan het begin van de Vlietestraat een werk- en leerschool op. Het onderwijs wordt er voorzien door enkele religieuzen, die hij doopt in de "Zusters des Heilige Herten van Jezus", in de hoop dat er nieuwe orde ten dienste van de jeugd ontstaat. Het testament van de pastoor bepaalt dat dit "Huys van de Allerheiligste Herten" moet dienen voor het onderwijs van arme kinderen en als zondagschool. De stichting kent echter geen navolging.
De parochiekerk van Sint-Pieter ondergaat in de jaren 1770-1780 een hele verandering. Bij de 18de-eeuwse uitbreidingen en herstellingen verdwijnt deels het romaanse uitzicht: de beuken worden onder één dak gebracht en de zijbeuken lopen door tot aan de oostmuur van de toren, waardoor het transept verdwijnt. De kerk is nu westgeoriënteerd: de toegang gebeurt via het vroegere koor.
Na de inlijving van onze gewesten bij Frankrijk op 1 oktober 1795 wordt Harelbeke kantonhoofdplaats van één van de 40 kantons waarin de vier arrondissementen van het Leiedepartement zijn verdeeld.
In de statistieken van het kadaster uit 1801 bevinden zich in Hulste "312 maisons, 1 moulin à moudre le grain, 2 moulins à battre l'huile et 1 brasserie"; deze laatste zijn respectievelijk de ondertussen gesloopte Walleghemmolen aan de Ginstestraat en "Jonckhere's" molen aan de Brugsesteenweg, de Muizelmolen aan de Muizelstraat en brouwerij "De Sterre" langs de Tieltsestraat. In 1840 bouwen Fransoo Despriet en Charles Verhelle ter vervanging van een oudere molen op de hoek van de Muizelstraat en de Tombroekstraat een nieuwe, stenen stellingmolen die molenaar Joannes Loncke mag gebruiken. Het jaartal "1799" op de aandrijfas van de nog bewaarde stenen Muizelmolen geeft het vermoedelijk het bouwjaar van de oudere houten molen weer.
In 1845 krijgt de gemeente van de Belgische overheid de opdracht om alle buurtwegen van de gemeente op te sommen en in kaart te brengen. Deze kaarten en lijst met straatnamen, verzameld in de Atlas der Buurtwegen, vormt een belangrijke bron bij het inventariswerk. Hulste telt op dat ogenblik 25 officiële wegen en een twintigtal kerk- of veldwegels.
Aangezien de gemeente door de Belgische overheid verplicht wordt zelf te zorgen voor een schoollokaal en onderwijzerswoning, wordt in 1841 in de 18de-eeuwse gebouwen van de stichting van de pastoor van Opstal langs de Vlietestraat de gemeenteschool ondergebracht. Het eigendomsrecht over de gebouwen blijft echter bij pastoor Petrus Remaut (1824-1859). Kort daarna, in 1845, wordt de stichting overgedragen aan het Bureel van Weldadigheid. In 1850 wordt er een leerwerkhuis met zes weefgetouwen opgericht. De school blijft gemengd tot circa 1859, wanneer een meisjesschool wordt opgericht aan de Blauwhuisstraat. In de periode 1856-1859 verhuist de gemeentelijke jongensschool naar de Kasteelstraat, waar de school zal blijven bestaan tot in 1968. Jan Baptiste Vandekerckhove († 1882) is in 1870 "zaekwaernemer van de gemeenteschool voor de dochters" aan de Blauwhuisstraat en zijn oudste dochter Hortence (° 1837) is er "institutrice communale". De gebouwenconfiguratie van de meisjesschool wordt in het derde kwart van de 19de eeuw grondig gewijzigd.
In de tweede helft van de 19de eeuw ondergaat het bouwkundige erfgoed enkele ingrijpende wijzigingen. In 1857 registreert het kadaster de afbraak van het vervallen kasteel "Schiervelde" en het dempen van omwalling in opdracht van graaf Etienne Debaern uit Parijs. Bij het slopen van het kasteel en het nivelleren van de motte worden alle fundamenten die hoger lagen dan de omringende wallen uitgebroken (cf. opgravingen van 1979-1980). De toren van de kerk, die al in de 17de eeuw scheef stond, wordt in 1852 gerecht. Tijdens deze dringende herstellingswerken wordt een eikenhouten balk gevonden met de inscripties "ROBERTUS FRISIUS, GRAEFE VAN VLAENDEREN MI DEED MAECKEN IN ANNO 1075" en "ROBERTUS FRISIUS ME FECIT FIERI".
Omstreek 1859 worden in opdracht van pastoor E.H. Petrus Eugeen Remaut de grachten rondom de 18de-eeuwse pastorie gedempt samen met de moerassige gronden aan de zuidoostkant van het hof langs de Hazebeek. De pastorie zelf bevindt zich in vervallen toestand en in 1863 besluit de kerkraad een nieuwe te bouwen. In 1866 worden de plannen van architect Crocquison uit Kortrijk goedgekeurd en de bouw van het neogotische ontwerp aangevat. Tussen 1873 en 1899 bevindt zich een woning voor bejaardenopvang van het Bureel van Weldadigheid aan de Kasteelstraat.
De schoolstrijd van 1879-1884 naar aanleiding van de wet Van Humbeeck, die zegt dat iedere gemeente minstens één officiële school moet hebben en geen vrije school meer mag subsidiëren, wordt de gemeentelijke meisjesschool vervangen door de vrije meisjesschool. Naast de gemeentelijke jongensschool aan de Kasteelstraat, wordt in 1879 een bestaande zwingelarij aan de Vlietestraat omgevormd in een schoolgebouw voor de katholieke school of de school "d'Arke". De naastgelegen herberg wordt omgevormd in de woning van de schoolmeester. In de nasleep van de schoolstrijd wordt bij beslissing van het schepencollege van 28 oktober 1885 ook de gemeentelijke jongensschool aangenomen als vrije jongensschool. Deze beslissing wordt echter op 24 augustus 1886 herroepen, zodat de jongensschool opnieuw "gemeentelijk" wordt.
In 1892 koopt geneesheer Gustaaf Van Robays (1854-1909), burgemeester van Hulste van 1891-1909, het kasteeltje "Den Bouw" aan de Vlietestraat na een periode van leegstand (voormalig nr. 135, gesloopt). Burgemeester Van Robays bouwt een brouwerij bij "Den Bouw", die later omgevormd zal worden tot een maalderij. De brouwerij zal echter de Eerste Wereldoorlog niet overleven (de Duitsers eisen alle koper en drijfriemen op).
In 1893 vraagt men een tramlijn van Kortrijk naar Tielt aan, via Kuurne, Hulste en Ooigem (Wielsbeke). Het openstellen en aanleggen van nieuwe lijnen loopt echter vertraging op. Uiteindelijk wordt aan de "Intercommunale Courtrai S.A.", waarin de betrokken gemeenten aandelen kunnen verwerven, toelating gegeven voor een uitbatingsvergunning. Bij K.B. van 19 juni 1899 wordt de "Intercommunale" concessionaris van de reeds bestaande en nog uit te baten buurtspoorwegen. Op 1 mei 1900 rijdt de tram voor het eerst door Hulste, het traject van de Kuurnsestraat volgend. De tramstatie met goederenstation en spoorontdubbeling wordt voorzien bij het kruispunt van de huidige Kuurnsestraat en Havikstraat.
In 1897 laat Vital Masureel een grote brouwerij met mouterij bouwen aan de Brugsesteenweg naast het woonhuis onder de naam "Sint-Hubertus". Van de brouwerij is thans enkel de stalling bewaard gebleven die later is omgevormd tot de winkel "'t Doorntje".
Vanaf 1893 komen de Zusters van Liefde van Heule naar Hulste om er onderwijs te verschaffen. In 1898 koopt de kloosterorde een stuk grond ter hoogte van de kruising van de Muizelstraat met de Vlietestraat, waarop in datzelfde jaar nog een klooster met leslokalen wordt gebouwd. De eerste klaslokalen en het klooster worden op 8 oktober 1898 ingewijd. De school bij het klooster omvat een kleuterschool voor jongens en meisjes en een lagere school voor meisjes. De Zusters van de Heilige Familie uit Kortrijk komen in Hulste de bejaardenzorg waarnemen: in 1898-1899 wordt aan de Kasteelstraat een bestaande woning van het Bureel van Weldadigheid afgebroken en een nieuw bejaardentehuis gebouwd dat bestaat uit een klooster, een mannen- en vrouwenafdeling en enkele kamers voor bezoekers. Rond 1900 komen er vier zusters naar Hulste samen men enkele leken. Enkele jaren later wordt er uit noodzaak nog 2,5 ha landbouwgrond bijgekocht om zelf gedeeltelijk te kunnen voorzien in de bevoorrading. Het klooster wordt reeds in 1904 uitgebreid met een nieuwe vleugel.
In 1904 geeft koning Albert I de toelating tot de afbraak van de oude kerk. In 1904-1905 bouwt men een nieuwe kerk in neogotische stijl naar de ontwerpplannen van architect Jules Carette uit Kortrijk. Enkel de steunen van de rechthoekige torenvoet en drie vieringsbogen van de oude kerk zijn bewaard gebleven. De Sint-Pieterskerk wordt op 24 september 1906 ingewijd door bisschop Waffelaert. De bouw van de nieuwe kerk gaat gepaard met de aanleg van het kerkhof rondom de kerk.
In het begin van de 20ste eeuw vinden nog meer verbouwingen plaats, ook op particulier initiatief, die het uitzicht van Hulste mee zullen bepalen. In 1907 wordt in de dorpskern aan de Kasteelstraat de stoommelkerij van de maatschappij "Sint-Pieters melkerij van Hulste" opgetrokken. E.H. Henri Dejonckheere laat tussen 1907 en 1922 bij de pastorie van 1863 een lusthof aanleggen door hofbouwkundige Karel Demunck uit Eernegem. In 1909 wordt de conciërgewoning bij de Katholieke School of "d'Arke" gebouwd; dit is het thans enige bewaarde gebouw van deze school (Vlietestraat). In 1912 wordt de gemeenteschool van Hulste (Kasteelstraat) uitgebreid met het thans bewaard volume aan de straatkant. In 1912 verkoopt de familie Loncke de Walleghemmolen en de nieuwe eigenaar laat de molen afbreken. In 1914 wordt ook de "Jonckhere's molen" langs de Brugse baan afgebroken.
In 1912 wil de gemeente de oude schoolgebouwen aan de Vlietestraat van de Stichting van pastoor van Opstal openbaar verkopen. Uiteindelijk wordt er overeengekomen om het perceel te ruilen voor 374 m2 grond van de kerkfabriek. De schoolgebouwen - uitgezonderd de voormalige onderwijzerswoning (Vlietestraat) - worden afgebroken en tijdens de Eerste Wereldoorlog worden er twee woningen en een vlasschuur opgetrokken (Vlietestraat).
Op 29 juli 1914 vindt de mobilisatie plaats. Op 18 oktober 1914 bezetten de eerste Duitse troepen de gemeente en worden ongeveer 1.500 Duitsers ingekwartierd bij de bevolking, zo onder meer in het klooster van de Zusters van Heule aan de Vlietestraat. Het ouderlingengesticht van de Zusters van de Heilige Familie van Kortrijk (Kasteelstraat) biedt onderdak aan de uitgedreven kloosterzusters. De tramlijn wordt gebruikt als bevoorradingsnet van het Duitse leger en het schoolgebouw aan de Vlietestraat wordt vanaf 1917 opgeëist om dienst te doen als lazaret. Op 15 oktober 1918 trekken de bezetters zich terug uit Hulste om zich van achter de Leie beter te kunnen verdedigen tegen de oprukkende geallieerden. Op 16, 17 en 18 oktober 1918 bestoken ze Hulste echter met stikgasbommen en oorlogsobussen; daarbij vallen een zeventiental slachtoffers.
In 1919 onthult men op een herdenkingsmonument voor de militaire en de burgerlijke slachtoffers van de Eerste Wereldoorlog (Hulstedorp).
In de jaren 1920 tot 1940 zorgt de vlasnijverheid in Hulste, als belangrijkste nijverheid, voor grote tewerkstelling. Uit een studie met betrekking tot de vlasvezelbereidingsnijverheid in Vlaanderen blijkt dat de gemeente toch nog 214 zwingelmolens, drie zwingelturbines, vijf warmwaterroterijen en 21 rootkamers telt met een tewerkstelling van vier strovlashandelaars, twee vlasnijveraars, 22 vlasfabrikanten, 78 vlasverwerkers, twee botenverkopers, vier kleine krotenhandelaars, vijf exploitanten van een warmwaterroterij en vier exploitanten van een zwingelturbine.
Zo worden in 1929 twee belangrijke vlasbedrijven opgericht namelijk de kunstmatige roterij en zwingelarij van vlasfabrikant Omer Byttebier langs de Kuurnsestraat en deze van Gerard Wyseur aan de Brugse baan. Beide bedrijven bevatten verscheidene rootputten en worden grotendeels verpacht aan andere vlasvezelbereiders. Op 1 mei 1941 wordt weverij en ververij Masureel opgericht, onder de naamloze vennootschap "Etablissements Charles Masureel"; de ververij wordt ondergebracht in de bestaande stoomzwingelarij, de vervallen cichorei-ast wordt heringericht met burelen en een magazijn en de oudste volumes aan de kant van de Brugsestraat teruggaand tot het midden van de 19de eeuw worden bij de ververij geïntegreerd. Daarnaast wordt er een weverij gebouwd met magazijn en burelen. De vlascrisis biedt zich aan vanaf de jaren 1950.
De wet op de leerplicht na de Eerste Wereldoorlog betekent een echte doorbraak voor het gemeentelijk onderwijs in Hulste. De gemeente krijgt nu de nodige financiële middelen.
In 1937-1938 wordt de zondagsschool in de toenmalige Statiestraat (huidige Vlietestraat), de laatste zondagsschool in ons land, gesloten. Voorheen was er de "jongelingenpatronage" en de mannencongregatie ondergebracht.
Sinds 1935 heeft het klooster aan de huidige Vlietestraat een eigen kloosterkapel. De gebouwen worden tijdens de Tweede Wereldoorlog ernstig beschadigd. Circa 1950 worden de gebouwen heropgebouwd en gemoderniseerd. In 1960-1962 worden er nieuwe kleuterklassen en een turnzaal voorzien.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog worden, bij gebrek aan mazout, de oude stoomtrams terug in gebruik genomen. Na de oorlog worden ze definitief afgevoerd. In 1955 starten de werken om de sporen uit te breken. De bedding wordt bij de openbare weg gevoegd of verkocht. De tramstatie wordt terug verkocht aan de Seynhaeve, die het terrein verkavelt in bouwrijpe percelen (huidige residentiële wijk langs de Havikstraat).
In 1950 wordt het "Ouderlingengesticht De Heilige Familie" aan de Kasteelstraat opgedoekt en verkocht in drie loten samen met de voormalige gronden van het klooster langs de Kasteelstraat, Tieltsestraat en Muizelstraat. Op de landbouwgrond wordt de nieuwe begraafplaats aangelegd en het gedeelte palend aan de Tieltvoetweg wordt verkaveld als bouwgrond (Tieltsestraat).
In 1952 wordt bij K.B. het gemeentewapen van Hulste toegekend. Het wapenschild van zilver met keper van lazuur, vergezeld van drie slangen van hetzelfde, is geïnspireerd op het wapenschild van Messire Louis-Thomas Lesage, heer van Hulste, Schiervelde en Landregem.
In de jaren 1960 realiseert de maatschappij voor goedkope woningen Mijn Huis uit Harelbeke, opgericht bij akte van 26 december 1927, verscheidene nieuwe woningen langs de voorheen reeds aangelegde Minister Alfred De Taeyelaan. Vanaf de jaren 1975-1980 worden de voormalige gronden van het historische goed "Ter Elst" bebouwd met huizen en villa's (noordelijke uitbreiding van de gemeentekern) onder meer de Meester Van Wijnsberghelaan. In een eerste fase worden de straten ten oosten van de hoeve aangelegd (Hyacintenlaan, Tulpenlaan, ...). In 1979 registreert het kadaster de aanleg van de straten ten noorden van de hoeve "Ter Elst" (Begonialaan). De wijk wordt verder aanlegd in de jaren 1980. De nieuw aangelegde straten krijgen namen van bloemen of vogels. Het M.B. van 21.01.1987 bevestigt de bestaande woonwijk, de sportvelden en de schoolomgeving (Tieltsestraat).
In 1968 wordt de bouwvallig geworden gemeentelijke jongensschool (Kasteelstraat) verlaten en verhuist de school naar de Tieltsestraat in een gebouw ontworpen naar de plannen van architect Emiel Allewaert.
Sinds de jaren 1970-1980 bevindt zich in de dorpskern van Hulste de grootschalige industriële site "Masureel International NV", gespecialiseerd in woningtextiel, na de bouw van nijverheidsgebouwen tussen de Brugsestraat en de Kantstraat in 1974 en in 1988 (Brugsestraat, Kantstraat).
Op 1 januari 1977 wordt Hulste gefuseerd met Harelbeke. Met deze fusie worden de oude schoolgebouwen aan de Kasteelstraat omgevormd tot een sociaal-cultureel centrum.
Een opvallend bouwwerk van particuliere aard in het landelijke gebied van Hulste is in 1982 de villa met concertgebouw genaamd het Muizelhuis (Muizelhof).
Architecten Walter Steenhoudt en Bert Robaye uit Edegem (Antwerpen) ontwerpen er voor bouwheer Herman Steenhoudt een privéwoonst met ruimtes voor huisconcerten met uitzonderlijke akoestische kwaliteit.
In 1984 opent de gemeente aan de Hazenstraat een Nationaal Museum voor de Vinkensport, dat de evolutie en de structuur van de vinkensport belicht. In april 2000 verhuist het museum naar de Brugsestraat in het centrum van Hulste. In 1992 wordt Hulste ook voorzien van een sportcomplex (Tieltsestraat). In de jaren 1980-1990 worden aan het dorpsplein enkele historische woningen gesloopt zoals herberg "De Sterre" (Tieltsestraat) en herberg "Het Gemeentehuis" (Hulstedorp) circa 1999.
Concentrische, historische dorpskern die eerder in het zuiden van de deelgemeente is gelegen. De dorpskern is ontstaan ter hoogte van en rondom de kerk, die via een dreef, de latere Kasteelstraat, rechtstreeks in verbinding stond met het kasteel van Hulste. Enkele historische uitvalsstraten vertrekken van rond de kerk met name de Brugsestraat die het centrum verbindt met Lendelede, de Tieltsestraat die via de in het verlengde lopende Muizelstraat leidt naar Tielt en de Vlietestraat waarvan het tracé de verbinding vormde met Bavikhove. Vanaf het midden van de 18de eeuw wordt een oudere weg aangelegd als steenweg tussen Kortrijk en Brugge; deze weg is echter vrij ver van de dorpskom verwijderd. Ten noorden van de dorpskern liggen de gehuchten Potteriehoek, Otteka, Hoog Wallegem, Abtsul, Klein Harelbeke, Muizelmolen en Muizel; ten zuiden van de dorpskern zijn dat de gehuchten Distelbos en Havikhoek. Vanaf de jaren 1950-1960 wordt de dorpskern aanzienlijk vergroot na de verkaveling van de voormalige hoevegronden van hoeve "Ter Elst" met name de aanleg van de straten Minister Alfred De Taeyelaan en Meester Van Wijnsberghelaan. In de jaren 1970 volgen de straten ten oosten van de hoeve: de Hyacintenlaan, Tulpenlaan etc. en op het einde van de jaren 1970 de Begonialaan. Vanaf de jaren 1980 volgen de straten met vogelnamen ten noorden van de Kwademeerslaan. Het op landbouw (en in de 20ste eeuw ook tijdelijk op vlas) gerichte dorp evolueert in de tweede helft van de 20ste eeuw dus naar een woondorp.
Het oudste bouwkundig erfgoed van Hulste concentreert zich in het landelijke gebied waar enkele hoeves dateren uit de 17de/18de eeuw en hun sites soms opklimmen tot de vroege middeleeuwen. Enkele historische hoeves, waarvan de omwalling veelal is gedempt, hebben een oude geschiedenis, bv. als centrum van een voormalige heerlijkheid of achterleen, onder meer het bewaarde neerhof van het (afgebroken) kasteel van Hulste/ kasteel "Schiervelde" (Kasteelstraat), hoeve "Ter Elst" (Ter Elstweg), "Ter Tonnebroucke" (Tombroekstraat), "Vrijlegemhof" (Vrijlegemstraat).
Hoevebouw met streekeigen kenmerken, waarvan de site is omgeven door hagen en recentere betonnen afsluitingen, uitzonderlijk nog met bewaarde boomgaard. Losstaande, beschilderde bakstenen bestanddelen onder pannen zadeldaken, met eenlagig woonhuis, soms met opkamer. De bestaande hoevegebouwen zijn in de loop van de tijd in functie van de uitbating uitgebreid met nutsgebouwen (asten of zwingelarijen).
De enige van de drie molens die overblijft op het grondgebied van Hulste is de 18de-eeuwse * "Muizelmolen" langs de Muizelstraat.
Het grootste deel van de basisbebouwing in het dorpscentrum wordt gekenmerkt door heterogene, voornamelijk aaneengesloten rijbebouwing uit het eerste en tweede kwart van de 20ste eeuw, met name eenvoudige woonhuizen van één à twee bouwlagen onder pannen zadel- of mansardedaken met baksteen- of gecementeerd parement. Restanten van typerende 19de- en begin 20ste-eeuwse eenlaagswoningen, al dan niet met geïncorporeerde werkplaats/magazijn, zijn voornamelijk bewaard langs de Brugsesteenweg, Brugsestraat, Hulstedorp, Kapelstraat, Kasteelstraat en Vlietestraat. Van de talrijke herbergen die Hulste eertijds telde, zijn de meeste uitbatingen in de loop van de 20ste eeuw stopgezet. In het buitengebied bevinden zich verspreid landarbeiderswoningen, veelal achterin gelegen en opgevat als twee- of driewoonsten. Verschillende openbare gebouwen worden opgericht rond het einde van de 19de en het begin van de 20ste eeuw, zoals het klooster met school aan de Vlietestraat en de school en het ouderlingentehuis aan de Kasteelstraat. Ook de parochiekerk van Sint-Pieter met het merkwaardige * orgel wordt in die periode herbouwd, naar een neogotisch ontwerp van de Kortrijkse architect Jules Carette.
In het dorpscentrum en het buitengebied zijn vele industriële gebouwen gelinkt aan de tot het midden van de 20ste eeuw bloeiende vlasnijverheid, met zowel woonhuizen van vlaswerkers, als talrijke schuren en enkele zwingelarijen onder meer in de Blauwhuisstraat, Brugsestraat, Hazenstraat, Kantstraat, Kuurnsestraat, Oostrozebeeksestraat en Vlietestraat. Twee cichorei-asten zijn bewaard langs de Abtsulstraat en de Muizelstraat. Weinig kwaliteitsvolle 20ste-eeuwse architectuur.
Vermeldenswaardig zijn wel de hedendaagse ontwerpen aan Hulstedorp en langs de Klein-Harelbekestraat.
Bron: VANWALLEGHEM A. & CREYF S. 2009: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Harelbeke, Deel I: Stad Harelbeke, Deel II: Deelgemeenten Bavikhove en Hulste, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL42, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Vanwalleghem, Aagje; Creyf, Silvie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Omvat
Aardappelstraat
Omvat
Abtsulstraat
Omvat
Barzestraat
Omvat
Blauwhuisstraat
Omvat
Brugsesteenweg
Omvat
Brugsestraat
Omvat
Distelbosstraat
Omvat
Ginstestraat
Omvat
Guido Gezellelaan
Omvat
Hazenstraat
Omvat
Hulstedorp
Omvat
Kantstraat
Omvat
Kapelstraat
Omvat
Kasteelstraat
Omvat
Kerkstraat
Omvat
Klein-Harelbekestraat
Omvat
Kuurnsestraat (Hulste)
Omvat
Lampernissestraat
Omvat
Muizelhof
Omvat
Muizelstraat
Omvat
Nieuwenhovestraat
Omvat
Oostrozebeeksestraat
Omvat
Potteriehoek
Omvat
Ter Elstweg
Omvat
Tieltsestraat
Omvat
Tombroekstraat
Omvat
Vlasschuur
Omvat
Vlietestraat (Hulste)
Omvat
Vrijlegemstraat
Omvat
Wantestraat
Is deel van
Harelbeke
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Hulste [online], https://id.erfgoed.net/themas/14881 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.