De lange Kapucijnenvoer heeft een kronkelig verloop tussen de Brusselsestraat en de Tervuursevest en wordt gekruist door de Biezenstraat, de Minderbroedersstraat, het Grasmushof, de Janseniusstraat, de Bankstraat en de Prosper Poulletlaan. De straat dankt deels haar naam aan de Voer, die ontspringt bij Tervuren, via de Cleyne Spuye de stad binnenstroomt en uitmondt in de Dijle aan de voet van de Keizersberg. In de tweede helft van de 19de eeuw werd de Voer binnen de vesten overwelfd: tussen Mechelse- en Brusselsestraat in 1863 (heden Fonteinstraat), tussen Brusselsestraat en Kruidtuin in 1869 en verder tot aan de vest in 1890. Het eerste deel van de straatnaam verwijst naar het voormalige Kapucijnenklooster dat in 1618 op de plaats van de huidige Kruidtuin gebouwd en in 1802 afgebroken werd. De randbebouwing was voor de 19de eeuw al een combinatie van kleinschalige werkmanshuizen, grootschalige gebouwen zoals de heden verdwenen kloosters van de Engelse nonnen en de kapucijnen, en open ruimten, zoals de Kruidtuin en de ommuurde tuin van het huis Ange De Bruyn (Biezentraat nr. 3).
Reeds in 1252 was de hoek van de Kapucijnenvoer en de Brusselsestraat gekend onder de naam "Coithuc", naar het derderangs bier dat door de vele brouwerijen in deze buurt werd gebrouwen. Hier bevond zich omstreeks het midden van de 15de eeuw de woonplaats van de stadsbouwmeester Mathieu De Layens. Het huidige driehoekige pleintje "De Cuythoek", met het gelijknamige restaurant (Kapucijnenvoer nr. 5) wordt gekenmerkt door een recente nieuwbouw (nrs. 2-4) naar ontwerp van P. Van Aerschot en restanten van de rijhuisbebouwing met sobere neoclassicistische lijstgevels (nrs. 6-8). In het straatgedeelte tot de Biezenstraat werd de huizenrij vanaf de jaren 1920 vervangen door grootschalige panden: aan pare straatzijde stichtten de zusters van Liefde een bejaardentehuis en werden appartementsgebouwen opgetrokken (nrs. 12, 14 en 16, Fr. Van den Heuvel, 1993); aan onpare zijde bouwde de Universiteit vanaf 1927 de Sint Rafaëlziekenhuizen uit. De zogenaamde verpleegsterschool (Kapucijnenvoer nr. 37), een merkwaardig en beeldbepalend modernistisch gebouw naar ontwerp van L. De Braekeleir uit 1932, en de vijf tot zeven bouwlagen hoge ziekenhuisgebouwen, opgetrokken tussen 1948 en 1959 in internationale, functionalistische stijl, hebben het oorspronkelijk uitzicht van de Kapucijnenvoer ingrijpend veranderd. Links van de Stadsschool nr. 3 (Kapucijnenvoer nr. 47) staan nog drie rijwoningen die herinneren aan de 19de-eeuwse configuratie, met bakstenen lijstgevels van twee traveeën en drie bouwlagen onder zadeldaken, gekenmerkt door getoogde vensteropeningen en een houten kroonlijst met tandfries (nrs. 41-43), of gecementeerd en voorzien van doorlopende lekdrempels (nr. 45).
In het straatgedeelte van de Minderbroederstraat tot de vesten, bleven meerdere bebouwingslinten bewaard van de 19de-eeuwse, op privé initiatief tot stand gekomen werkmanswijken. Met uitzondering van de storende hoogbouw nrs. 49, 51, 67, zijn de rijwoningen nrs. 65, 73, 75-77 (1891), 81 (P. Langerock, 1891), 103-117, 119-129, 135-141 (O. Devos, 1913), 151 (L. Landeloos, 1912), 185-191 aan onpare zijde, en 58, 60, 76-82 aan pare zijde, typerende arbeidershuizen van rond de eeuwwisseling: twee tot drie bouwlagen hoog onder zadeldaken, vaak opgetrokken in rood baksteenmetselwerk, sober versierd met witte of gesinterde bakstenen muurbanden en ontlastingsbogen, ofwel volledig gecementeerd met decoratieve omlijstingen en kordons.
Het einde van de Kapucijnenvoer en de aansluiting met de vesten wordt gekenmerkt door een brede middenberm met plantsoen, fontein en beukenbomen, door een verkeersrotonde met het standbeeld van Sylvain Van de Weyer en door de heterogene bebouwing, aan onpare zijde met enkelhuizen uit het laatste kwart van de 19de en het eerste kwart van de 20ste eeuw, en aan pare zijde voornamelijk met grote bouweenheden zoals het voormalige slachthuis (Kapucijnenvoer nrs. 112-114), het sociale appartementsgebouw nrs. 116-118 (Aolphe Bastinstraat nrs. 1-2), en de elf bouwlagen hoge woontoren "Soetewey" nrs. 122-124, dat in 1976 de plaats innam van het voormalige openluchtzwembad (E. Frische, 1911).
LAHAYE P.J., Alles gaat voorbij...maar de kerk blijft staan. Een boek over de opkomst, groei, bloei, ondergang en wederopstanding van verenigingen, scholen, kloosters, bekende figuren...in de Sint Jacobswijk te Leuven, Leuven, 2002, p. 17-18.
PEETERS M., Gids voor oud Leuven, Antwerpen, 1983, p. 37-38, 118-121, 188-189, 242.
UYTTERHOEVEN R., Leuven Weleer. Naar de Biest en tot aan de Westhelling, deel 5, Leuven, 1989, p. 70-75, 92-95, 100-102.
UYTTERHOEVEN R., Leuven Weleer. Op de Westhelling en langs de Vesten, deel 6, Leuven, 1990, p. 118-126.
VAN EVEN E., Louvain dans le passé et dans le présent, Leuven, 1895, p. 218-219, 495-496.
Bron: MONDELAERS L. & VERLOOVE C. met medewerking van VAN ROY D., VAN DAMME M. en MEULEMANS K. 2009: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie Vlaams-Brabant, Leuven binnenstad, Herinventarisatie, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen VLB2, onuitgegeven werkdocumenten. Auteurs: Verloove, Claartje; Mondelaers, Lydie Datum: De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)