Geografisch thema

Ardooie

ID
15296
URI
https://id.erfgoed.net/themas/15296

Beschrijving

ALGEMENE SITUERING

Ardooie is een landbouw-, nijverheids- en woongemeente gelegen in de provincie West-Vlaanderen. Sinds 1977 hoofdgemeente van de fusie met de gemeente Koolskamp.

Gemeente met 6.811 inwoners (01/01/2010) en totale oppervlakte van 2.414 hectare. Vormt binnen de fusie het meest uitgestrekte gebied met het grootste inwonersaantal.

Naast het centrum met de hoofdparochie Sint-Martinus bestaat de gemeente nog uit twee gehuchten met parochiekerk, met name De Tassche of Tasse en het gehucht Sneppe of 't Veld waarvan het centrum met de Sint-Antoniuskerk op het grondgebied van de gemeente Meulebeke gelegen is. Tevens zijn er nog enkele kleinere en oudere woonkernen als De Weze, Gapaard en Rijsselende.

De gemeente grenst ten noorden aan Koolskamp (Ardooie), ten oosten aan Pittem, ten zuidoosten aan Meulebeke, ten zuiden aan Emelgem (Izegem) en Kachtem (Izegem) en ten westen aan Roeselare en Beveren (Roeselare).

Bestuurlijk behoort Ardooie tot het arrondissement Tielt, gerechtelijk tot het arrondissement Brugge. De hoofdparochie Sint-Martinus behoort kerkelijk tot de dekenij Roeselare in het bisdom Brugge. De recenter opgerichte parochies Onze-Lieve-Vrouw Onbevlekt Ontvangen (De Tassche) en Sint-Antonius ('t Veld) behoren respectievelijk tot de dekenijen Roeselare en Tielt.

Administratief centrum met onder meer openbare diensten, onderwijs- en religieuze instellingen, openbare bibliotheek, cultureel centrum, horeca, handel en diverse diensten en infrastructuur ten behoeve van gezondheidszorg (OCMW-Sociaal Huis, rust- en verzorgingstehuis, bejaarden- en sociale woningen), recreatie (Provinciaal Domein 't Veld, parkje, jeugdhuis, speelpleinen) en sport (sporthallen, sportterreinen). Aangewezen op omliggende steden en gemeenten voor onder meer buitengewoon onderwijs, ziekenhuis en justitie. De wijken De Tassche en ’t Veld fungeren als zelfstandige parochies die beschikken over basisvoorzieningen en kleuter- en lager onderwijs, in de wijk 't Veld gelegen op het grondgebied van de gemeente Meulebeke. De gehuchten De Tassche en De Weze beschikken tevens over een klein cultureel centrum.

Historisch gegroeide nijverheden voornamelijk gericht op textiel- en metaalverwerkende industrie. Enkele kleine bedrijventerreinen zijn voornamelijk gesitueerd langsheen verbindingswegen, onder meer ten noordoosten van de Izegemsestraat, ten zuiden van de Oostlaan, ten zuidoosten van de Pittemsestraat, ten noordwesten van de Brugsebaan, tussen de Wezestraat en de Bosstraat, ten noordoosten van de Gapaardstraat en ten zuiden van de spoorlijn Adinkerke - Gent.

Agrarische functie met accent op tuinbouw; door de vestiging van enkele grote diepvriesgroentebedrijven gekend als de "groentetuin" van Vlaanderen. Tot het midden van de 20ste eeuw wordt het landelijk gebied gedomineerd door cichoreiverwerkende agrarische nijverheid.

Dorpskern met centraal gelegen Marktplein waar enkele centrumstraten op uitkomen, met name de Kortrijksestraat, de Monseigneur Roelensstraat en de Stationsstraat. Open ruimte in het centrum gevormd door enerzijds het Polenplein aan de noordzijde aansluitend op het Marktplein en anderzijds het park tussen de Kortrijksestraat en de Monseigneur Roelensstraat, voorheen de tuin van het herenhuis de Mûelenaere (Monseigneur Roelensstraat nr. 26), thans herbestemd tot openbare bibliotheek. Tussen de Stationsstraat en de Eekhoutstraat is in 2009 een nieuw parkgebied gecreëerd. Enkele verbindingswegen doorkruisen straalsgewijs het omliggend landelijke gebied en verbinden aldus de dorpskern van Ardooie met de centra van de omliggende gemeenten. De Stationsstraat leidt noordwaarts naar Koolskamp, de Brugstraat - Oostlaan - Pittemsestraat (N 37) oostwaarts naar Pittem, de Meulebeeksestraat zuidoostwaarts naar Meulebeke, de Kortrijksestraat - Izegemsestraat - Kachtemsestraat zuidwaarts naar Emelgem (Izegem) en Kachtem (Izegem), de Kortrijksestraat - Roeselaarsestraat (N37) zuidwestwaarts naar Roeselare, de Beverensestraat westwaarts naar Beveren (Roeselare) en de Oude Lichterveldsestraat noordwestwaarts over Koolskamp naar Lichtervelde. Aan de westzijde wordt de gemeente over de volledige lengte doorkruist door de noord-zuid verlopende autosnelweg Brugge - Kortrijk - Doornik (A17/E403) met afrit naar Ardooie en parallel daarmee aan de oostzijde door de Brugsebaan, onderdeel van provincieweg Brugge - Kortrijk (N50). De autosnelweg A17 wordt aangelegd vanaf 1972 en opengesteld in de jaren 1982-1983. Het gehucht De Tassche strekt zich uit aan de zuidwestzijde van de gemeente aan de grens met Roeselare en is verbonden met het dorpscentrum door de Kortrijksestraat - Roeselaarsestraat, het gehucht de Sneppe of 't Veld aan de zuidoostzijde van de gemeente te bereiken via de Meulebeeksestraat - Brugsebaan.

De spoorlijn Deinze - De Panne (L73) doorkruist van oost naar west de noordzijde van de gemeente, net onder de grens met de deelgemeente Koolskamp, met tot in het midden van de jaren 1980 twee stationshaltes te Ardooie, met name ter hoogte van de Stationsstraat tussen de dorpscentra van Ardooie en Koolskamp, en op de wijk De Kortekeer.

Het hydrografische netwerk van het grondgebied bestaat uit enkele beekstelsels die de gemeente doorsnijden, onder meer dat van de Roobeek of Rodebeek die Ardooie van noord naar zuid doorkruist en zuidwaarts afloopt naar de Mandel toe op het grondgebied van Izegem.

Het landelijke gebied strekt zich volledig uit omheen de dorpskern en de gehuchten De Tassche en 't Veld. Het vlak tot licht golvend landschap met akkers en weilanden wordt doorkruist door de verbindingswegen waarop landwegen met licht kronkelend of gebogen verloop aansluiten en waarlangs talrijke, nog in bedrijf zijnde landbouwbedrijven gelegen zijn.

Routes als onder meer de "Veldroute", ontsluiten de restanten van de maal-, cichorei- en textielbedrijvigheid in het landelijke gebied van Ardooie en de omliggende gemeenten.

Het *kasteel de Jonghe d'Ardoye, de *Rijsselendemolen en de *Sint-Martinuskerk zijn als puntrelicten opgenomen in de Landschapsatlas. De zogenaamde Veldbossen in het zuidoosten van de gemeente vormen een onderdeel van het als relictzone aangegeven Ardooieveld, een voormalig veld- of wastinegebied dat in oorsprong ook uitlopers kent in Meulebeke en Ingelmunster en in de loop der tijd omgevormd is naar bos en akker. Het Ardooieveld, een natuur- en parkgebied met bossen, dreven, vijvers en heiderelicten is thans opengesteld als provinciaal domein.

Op het gewestplan zijn de Veldbossen aangeduid als landschappelijk waardevol agrarisch gebied dat doorloopt langsheen de oostzijde van de gemeente; de kern van de Veldbossen wordt aangeduid als natuurgebied met parkgebied ten noorden en natuurgebied met wetenschappelijk karakter ten zuiden. Het gewestplan duidt tevens nog landschappelijk waardevol agrarische gebieden aan ten zuidwesten en centraal langsheen de Roobeek en een archeologische zone langsheen de noord- en zuidoostzijde van de Pittemsestraat.

 

HISTORISCHE INLEIDING

Fysisch-geografische gegevens - oudste geschiedenis en bewoning

Ardooie is gelegen op een uitloper van het zandlemig Plateau van Tielt, met een westelijke overgang naar het Land van Kortrijk-Roeselare. Bodemkundig worden voornamelijk zandleemgronden aangetroffen en meer naar het zuiden toe lemige zandgronden en zandgronden; in de vallei van de Roobeek bevinden zich kleiige beekdalgronden. Het grondgebied heeft een zacht tot plaatselijk vrij sterk golvend reliëf van circa 16 meter (Ysselmeersen) tot circa 40 meter (Doornberg) boven zeespiegelniveau. Het hoogste punt wordt aangetroffen op de Doornberg, aan de oostzijde van de Pittemsestraat in de omgeving van de Rysselendemolen, een geïsoleerde, west-oost georiënteerde heuvelrug van het Plateau van Tielt.

Op de grens met Meulebeke komen vroegere veldgebieden voor. Deze in oorsprong woeste gronden met heide, kreupelhout of moeras zijn tot in de tweede helft van de 18de eeuw buiten het eigenlijke landbouwareaal gelegen en vaak begrensd door oude loofbossen, onder meer het bosgebied gelinkt aan de baronie van Ingelmunster. Als onbewoonde 'eilanden' zijn de veldgebieden geruime tijd ingeschakeld voor beweiding van het vee van omwonenden en later productief bebost, vaak met naaldhout. Deze ontginning vond ingang via een rationele indeling met een strak ontsluitingspatroon. De meeste bosbestanden en dreven rond het park van Kasteel de Jonghe d'Ardoye, thans deels Provinciaal Domein ’t Veld, getuigen van deze ontginningsfase.

De beekstelsels, met kleine, smalle valleien van onder meer de Motebeek en de Vuilhoekbeek wateren af naar de Roobeek, die op haar beurt zuidwaarts afstroomt naar de Mandel op het grondgebied van Izegem.

Bij opgravingen nabij de Bergmolenhoogte (Doornberg) op het einde van de 19de eeuw vindt baron Gillès de Pélichy neolithische silexartefacten, onder meer een stenen pijl, die mogelijk wijzen op de oudste nederzettingen in het grondgebied.

De huidige Brugsesteenweg, die aan de oostzijde van de gemeente gedeeltelijk de grens met Pittem en Meulebeke vormt, gaat mogelijk terug op een Romeinse heerweg die Kortrijk met Brugge verbindt. Etymologisch wordt de naam "Ardooie" verklaard als slechte ("hardu") alluviale grond langs een waterloop ("agwjô"), Ardooie ontstond immers op de aangeslibde meersen van de Ro(de)beek. Een oudere verklaring volgens J. Claerhout duidt op een ploegland of veld ("ard") met waterige bodem ("ahwa").

De vroege middeleeuwen

In de 6de eeuw krijgt de kerkelijke organisatie in de "pagus Mempiscus", de Vlaamse gouw waartoe de streek behoort, vaste vorm met de oprichting van bisdommen die in parochies worden ingedeeld. Ardooie ressorteert daarbij onder het bisdom Doornik en behoort tot de dekenij Roeselare.

Algemeen wordt aangenomen dat de streek tussen de Schelde en de zee tegen het einde van de 7de eeuw grotendeels gekerstend is. Ardooie vormt in oorsprong wellicht een primitieve parochie samen met de gelijknamige Sint-Martinusparochie van Koolskamp.

Ardooie maakt reeds als aparte parochie onderdeel uit van de bezittingen in de gouw ten noorden van de Leie die de Benedictijnenabdij van Elnone of Saint-Amand-les-Eaux (Noord-Frankrijk) in 821 verwerft van Lodewijk de Vrome, in het kader van de restitutie van vroeger geüsurpeerde abdijbezittingen. Het uitgestrekte gebied waar de abdij renten op int en waartoe tevens een stuk van Tielt, Roeselare, Hooglede, Koolskamp, Wingene en Beernem behoren, gaat vermoedelijk terug op één grote abdijstichtingsdotatie van de Frankische koning Dagobert I. De oorspronkelijke (niet-bewaarde) akte van de schenking van uitgebreide goederen in de pagus Mempiscus onder Lodewijk de Vrome aan de Sint-Amandsabdij, wordt in 847 en opnieuw in 899 bekrachtigd door respectievelijk Karel de Kale en Karel de Eenvoudige. De oudste schriftelijke vermelding van "Hardoya" dateert aldus van 847. In 899 was reeds sprake van de "villa Hardoia", in 1140 van de "villa sancti Amandi qui vocatur Hardoia", waarbij de "villa" op een grote landbouwnederzetting duidt. Later gaan de rechten van de Sint-Amandsabdij over op haar stichting, de proosdij van Sint-Amands te Kortrijk. De gemeente wordt in de loop van het ancien régime voorts nog vermeld als "Hardoya" (847), "Hardoia" (899), "Herdoie" (970), "Ardoie" (1223), "Ardoye" (1334).

11de - 15de eeuw

Tijdens het ancien regime met zijn feodale structuur behoort het grondgebied van de parochie Ardooie grotendeels tot het Brugse Vrije en voor een klein deel tot de kasselrij (Zaal) van Ieper. De parochie wordt verdeeld in een lappendeken van diverse afzonderlijke heerlijkheden en achterlenen. De heerlijkheid van Ardooie wordt door de Sint-Amandsproosdij van Kortrijk (stichting van Elnone) verder beheerd. Als plaatselijk vertegenwoordiger van de abdij werd een advocatus aangesteld, die zich vestigde op een mote ten zuiden van de kerk. Deze plaatselijke machthebber werd na verloop van tijd steeds onafhankelijker van de abdij, reeds circa 1140 is het ambt erfelijk geworden en gelden heerlijke rechten m.b.t. justitie en belastingen. In 1247 staat de Sint-Amandsabdij definitief een derde van haar rechten af aan de heer van Ardooie. De overige twee derden blijven onder het beheer van de Sint-Amandsabdij. Het geheel van de heerlijkheid Ardooie wordt "Het Gemene" genoemd.

De eerste wereldlijke dorpsheren namen de naam van het dorp, "van Ardoye". Het centrum van de dorpsheerlijkheid van Ardooie (opperhof - neerhof) bevond zich aan de zuidzijde van de dorpskern, ter hoogte van het huidige Prinsenhof. De heren van Ardooie resideerden er in het kasteel van Ardooie, gelegen op de omwalde mote ten zuiden van de Brugstraat, ten westen van de Blekerijstraat (niet te verwarren met het kasteel van Autvyver). De heerlijkheid kwam op het einde van de 13de eeuw in het bezit van de heren van Lichtervelde door huwelijk van Rogier van Lichtervelde met Jacqueline van Assebroek en Ardooie. Volgens de bronnen levert het geslacht van Lichtervelde de dorpsheren tot 1431. Daarna komt de heerlijkheid van Ardooie achtereenvolgens in handen van de families van Claerhout (tot in de loop van de 17de eeuw), de Bryarde (17de eeuw), de Thiennes markiezen van Berten (Noord-Frankrijk), de Houchin (vanaf 1700) en de Jonghe d'Ardoye (vanaf 1773).

Als tweede grootste heerlijkheid van Ardooie wordt vaak de heerlijkheid van "Ayshove" genoemd, oorspronkelijk afhankelijk van de heren van Ayshove uit Kruishoutem, maar reeds voor de 12de eeuw afgesplitst. In 1399 komt de heerlijkheid van Ayshove in handen van de heren van Lichtervelde, die op dat ogenblik eveneens de heerlijkheden van Ardooie en van Koolskamp bezaten.

Geestelijke tiendheffers waren de abt van de Sint-Amandsabdij en de abdis van het klooster van de vrouwenabdij Sainte-Austreberthe van Montreuil-sur-mer, die aldus ook de onderhoud- en herstelplicht over het kerkgebouw hebben. Het klooster van Montreuil bezat ook het patronaatsrecht over de parochie en zo het benoemingsrecht van de pastoors.

Andere kleinere heerlijkheden die geheel of gedeeltelijk gelegen zijn binnen de parochie van Ardooie waren onder meer binnen het gebied van het Brugse Vrije: "'t Ronsevalsche", "Mortagne", "te Keirsselaere gezeid Spycker", "Stratenhove", "ter Burght", "ter Gracht", "'t Paussche", "Schiervelde", "ter Stichele", "'t Leen ter Hellen", … De kasselrij van Ieper kende als grootste heerlijkheid op Ardoois grondgebied de heerlijkheid van "Mosscherambacht". Kleinere heerlijkheden/ enclaves waren onder meer "Moorslede in Ardooie", "Oost-Ieper Ambacht", "Rouselaar Ambacht", "'t Laatschip van Sint-Amand in Hooglede".

In 1072 wordt in de kronieken een zekere Arnulphus van Ardooie vernoemd, in 1218 Otto de Hardoya.

Nijverheid situeert zich voornamelijk op gebied van linnenweverij. Onder meer wordt in 1402 door Ardooise wevers linnen verkocht aan Brugse kooplui.

In 1453 wordt het dorp geplunderd door Gentenaars tijdens de opstand tegen de hertog van Bourgogne Filips de Goede.

16de eeuw

Na de herinrichting van de bisdommen in de Nederlanden in 1559 tijdens de regering van Filips II, behoort de parochie Ardooie tot het bisdom Brugge, meer bepaald tot de dekenij Roeselare. In 1559 wordt een deel van het nieuwe koor van de *Sint-Martinuskerk opgetrokken. Tijdens de godsdienstberoerten wordt de kerk zwaar beschadigd. In 1572 valt een bende plunderaars de kerk binnen, maar kunnen de opstandelingen verjaagd worden. In 1578 zakt het leger van de Malcontenten af naar Ardooie, waardoor een groot deel van de bevolking naar Brugge vlucht of Roeselare helpt versterken. In 1579 ondergaat de gemeente plunderingen en inkwartiering. In 1582 is het dorp zodanig geplunderd en verlaten dat de parochiale armentafel zijn werking stillegde.

Naar verluidt heeft Ardooie al vanouds een hoog onderwijssysteem. Al in 1563 is sprake van een Ardooise schoolmeester, Willem Lust, als pachter van het Dischhof vermeld in de periode 1554-1580. Latere 17de-eeuwse bronnen bevestigen dat er bij dat Dischhof, nabij de kerk, een school bestond.

Op het grondgebied Ardooie bevinden zich in de 16de eeuw verschillende molens, onder meer de Stratemolen en de Plaatsemolen, opgericht vóór 1571 en de Cijnsmolen, opgericht vóór 1580.

17de eeuw

In 1620 overlijdt Karel van Claerhout, waardoor de heerlijkheid van Ardooie in handen komt van diens nicht Adriana de la Douve, gehuwd met Charles de Bryarde. In hetzelfde jaar brengen de nieuwe machthebbers een plechtig bezoek aan Ardooie, met grote feestelijkheden tot gevolg. Door zijn huwelijk met Marie Adrienne de Lens, dochter van Marie de Bryarde, wordt Georges de Thiennes in 1643 heer van Ardooie.

In 1624 wordt onder impuls van pastoor Philips Carel van Innis een Passieommegang opgericht, waarvan een laatste overblijvende statie rond 1865 in de gevel van een winkelpand in de Stationsstraat wordt ingewerkt. De ommegang verspreidt zich over een groot stuk van de parochie. Vermoedelijk worden latere veldkapellen opgetrokken op de plaats van vroegere statiën. In 1638 brandt de Sint-Martinuskerk af waarna ze herbouwd wordt. In 1639 wordt een nieuwe school gebouwd. De oude school wordt afgebroken. In de 17de eeuw wordt ten noorden van de *Sint-Martinuskerk een ruime pastorie gebouwd.

De kopergravure getiteld "praetorium de Autvyver in paroecia de Hardoye" opgenomen in "Flandria Illustrata" van Antoon Sanderus (1641-1644), toont een fraai kasteel met walgracht, hoevegebouwen, duiventoren, dreven, renaissancetuin en omliggend akkerland, te beschouwen als een idealisering van wat het kasteeldomein moest worden. Een kleinere afbeelding met vermelding "Praetorium antiquum de Autvyver" toont een kasteel dat zwaar beschadigd en ruïneus is, en is te beschouwen als een overdrijving van de verwaarloosde toestand wanneer het kasteelgoed wordt aangekocht in 1630. Op het einde van de 17de raakt het kasteel van Autvyver in verval.

Ook het toenmalige kasteel van de heren van Ardooie ten zuiden van de dorpskern was op dat moment reeds onbewoond en in verval. In de loop van de tweede helft van de 17de eeuw wordt het kasteel van Ardooie afgebroken.

In de 17de eeuw groeit de bevolking snel aan. Rond 1680 bereikt Ardooie een bevolkingscijfer van 2500 inwoners. In de 17de eeuw telt Ardooie onder meer twee schuttersgilden en verschillende herbergen. Bekende dorpsgenoten zijn dichter Pieter Cauwe, godgeleerde en schrijver Francis Cauwe en Arnold van Geluwe, schrijver van de contrareformatie.

Een document uit 1616 toont aan dat er zich binnen Ardooie op dat moment vijftien herbergen bevinden, waarvan vier onder de kasselrij (Zaal) van Ieper. In 1663 wordt de herberg "'t Paradijs" aan de zuidwestzijde van het Marktplein opgetrokken (zie jaartalankers).

Tijdens de 17de eeuw waren al minstens vier molens actief op Ardoois grondgebied: naast de Stratemolen, de Plaatsmolen en de Cijnsmolen, minstens opklimmend tot de 16de eeuw, wordt in 1643 de Bergmolen opgetrokken op de "Doornberg" (Pittemsestraat).

In de jaren 1647-1648 wordt het dorp getroffen door een uitbraak van pest. Vanaf 1683 krijgt Ardooie opnieuw te maken met dagelijkse legerlasten als brandschattingen en plunderingen, in kader van de oorlog Frankrijk-Spanje. Tijdens de Negenjarige Oorlog (1688-1697) slaat een groot deel van de bevolking op de vlucht, vee wordt samengebracht op het kerkhof en de kerk wordt onder meer als graanschuur gebruikt. Rond 1694 heerst een besmettelijke ziekte (dysenterie?) die 666 levens eiste.

In 1688 wordt van nagenoeg het volledige grondgebied van de parochie een ommeloper of landboek opgemaakt. Daarbij zijn echter geen kaarten bewaard.

18de eeuw

Tijdens de Spaanse Successieoorlog (1701-1714) lijdt Ardooie opnieuw onder oorlogsschatting en uitpersing. Desondanks kent Ardooie in de loop van de 18de eeuw opnieuw een stijgend bevolkingscijfer, om in de jaren 1780 maar liefst 5000 inwoners te tellen.

In 1740 erft Louis Albert de Houchin de heerlijkheid van Ardooie én van Ayshove via moederszijde van Philippe Georges de Thiennes. J.B. Van Coquelaere wordt zijn zaakgelastigde ter plaatse. In 1749 verkoopt de abt van de Kortrijkse Sint-Amandsproosdij zijn eigendommen (twee derden van heerlijkheid van 't Gemene) aan de heer van Ardooie. De heerlijkheid Ardooie is intussen verheven tot baronie. Tot aan de Franse Revolutie zullen de heerlijkheden van Ardooie en Ayshove aldus verenigd zijn. Uiteindelijk ziet deze laatste heer van Ardooie zich genoodzaakt wegens geldgebrek de heerlijkheden van Ardooie en Ayshove in 1773 te verkopen aan de lakenhandelaar burggraaf Theodoor de Jonghe uit Gent, lid van de Raad van Vlaanderen, die aldus de titel van baron verkrijgt. Tegen het midden van de 19de eeuw laat de familie het achtervoegsel d'Ardoye aan haar naam toevoegen. De nieuwe dorpsheer laat in de periode 1780-1781 op Ardooie-Veld een nieuw kasteel bouwen in een domein met dreef, park en natuurlijke vijver, dat werd gebruikt als zomerverblijf. Ook het omgevende Ardooieveld, een heideveld met diverse visvijvers, wordt aangekocht, ontgonnen en in bos omgezet. Eén vijver bleef gespaard en werd bij de aanleg van het kasteeldomein geïntegreerd. Andere vijvers zijn ontstaan na inrichting van het park als Provinciaal Domein, door een opstuwing van de Veldbeek.

In 1779 wordt het landboek van Ardooie vernieuwd door Jan Baptist Van Coquelaere, met bijhorende kaarten. Het grondgebied van de parochie wordt verdeeld over twee boeken, met respectievelijk 38 en 41 beginnen. Het aparte landboek van de bezittingen onder Ieperambacht dateert uit 1783.

De familie van Coquelaere is in de tweede helft van de 18de en het begin van de 19de eeuw een kapitaalkrachtige en heel invloedrijke familie, had de touwtjes in handen van alles wat administratie binnen de gemeente betrof. Jan Baptist van Coquelaere is gekend als griffier en zaakvoerder over de heerlijke goederen; Hilaire van Coquelaere als griffier, administrateur van de dis of parochiale armentafel, zaakvoerder.

Een zware storm in 1735 doet de Bergmolen en de Stratemolen omwaaien, alsook de vierschaar van de heerlijkheid van "Mortagne" op "den Mortangschen dam" (Eekhoutstraat). Ook veel huizen worden beschadigd. In 1749 wordt een rederijkerskamer opgericht. Rond het midden van de 18de eeuw wordt aan de zuidkant van Ardooie-Veld het Veldkruis opgericht, de bedevaartsplaats waar nagels worden geofferd gaat mogelijk veel verder in de tijd terug. In 1766 wordt op het neerhof van de heerlijkheid een nieuwe woning gebouwd voor griffier van Coquelaere, het huidige "Prinsenhof".

De weefnijverheid is tijdens de 18de eeuw zeer belangrijk, in 1720 waren er 298 Ardooise wevers, in 1768 reeds 522. Naar het laatste kwart van de 18de eeuw toe komt een stagnatie van de lijnwaadnijverheid. Dit brengt grotere armoedesituatie met zich mee en overbelasting van de armendissen. Vanaf eind 18de eeuw worden daarom ook armenkamers en armenscholen opgericht.

De maalactiviteit op het grondgebied blijft in de tweede helft van de 18de en het begin van de 19de eeuw nog steeds toenemen. In 1767 wordt op het kruispunt Rijsselende op de grens met Pittem een houten staakmolen opgericht, in gebruik als oliemolen. Deze "Rysselendemolen" staat op het kruispunt van twee steenwegen: Brugge-Kortrijk en de verbindingsweg met laatstgenoemde, In het laatste kwart van de 18de of het eerste kwart van de 19de eeuw wordt ten noorden van de dorpskern de "Bergelinckmolen" of "Berlingmolen" opgetrokken. In 1787 wordt door Jan Verschaeve een blekerij opgericht, op cijnsgrond van burggraaf Theodoor de Jonge.

Rond het midden van de 18de eeuw is het onderwijs goed ingericht te Ardooie, de parochie telt drie schoolmeesters en is het enige dorp in de dekenij Roeselare waar zowel 's zomers als 's winters wordt lesgegeven. De officiële dorpsschool wordt gepatroneerd door de lokale overheid. Op het platteland wordt tegen betaling onderwijs verstrekt in privéscholen, vaak ingericht door "filiae devotae" of adepten van de Derde Orde van Sint-Franciscus. In 1789-1790 richten de laatste van deze religieuze vrouwen de armenschool in de Brugstraat, voorloper van de kloosterschool. Ook de officiële schoolmeester gaat er dagelijks onderwijzen. De devoten geven er onderricht in spinnen, breien, naaien, catechismus, etc. In de primaire gemeenteschool leert men lezen, rekenen en spellen.

Onder het bestuur van Maria-Theresia gebeuren diverse wegenis- en infrastructuurwerken, onder meer ter verbetering van de verbinding met de nabijgelegen dorpen en steden: de Romeinse heerweg tussen Kortrijk en Brugge, die op enkele plaatsen de Ardooise oostgrens vormt, wordt rechtgetrokken met de aanleg van de steenweg Brugge-Kortrijk in 1750-1752; er worden verscheidene bruggen gebouwd, onder meer de nieuwe Peerdebrug langs de Brugstraat; in 1775 is de steenweg Ardooie-Rijsselende voltooid.

In 1796 wordt Ardooie hoofdplaats van het kanton. Vele Ardooienaren worden geloot om in het leger van Napoleon dienst te nemen.

19de eeuw

Gedurende de 19de eeuw vormt Ardooie een typische katholieke plattelandsgemeente. De eerste decennia worden gekenmerkt door een sterke bevolkingsaangroei, in de Hollandse tijd (1815-1830) groeit de Ardooise bevolking naar circa 7000 inwoners, om in 1845 het hoogste inwonersaantal van 7500 te bereiken. De groei wordt getemperd door een bevolkingsdaling in de crisisperiode 1845-1850. Tijdens de tweede helft van de 19de eeuw herstelt het bevolkingscijfer zich en wordt opnieuw een stijging ingezet.

Als gevolg van het Concordaat met Napoleon van 1801 wordt het nieuwe bisdom Gent opgericht, waarin Ardooie als "primaire" (hoofdkerk van het kanton) ressorteert onder het decanaat Tielt, boven de succursalen van Koolskamp, Egem en Zwevezele.

In overeenstemming met het keizerlijke decreet van Jozef II van 1784 dat begraafplaatsen uit het centrum weert, wordt in 1806 op een stuk grond van de armendis in de Pittemsestraat een nieuwe begraafplaats aangelegd, in gebruik genomen in 1807. Wegens geldgebrek wordt het kerkhof niet ommuurd, maar wordt een gracht gegraven, die het kerkhof van de straat scheidde.

In de Hollandse periode (1815-1830) wordt in 1834 het bisdom Brugge opnieuw opgericht waarbinnen ook de parochie Ardooie valt, steeds onder dekenij Tielt. In 1872 wordt Ardooie opnieuw bij de heropgerichte dekenij Roeselare gevoegd.

Vóór 1830 is Jan-Baptist Vercruysse burgemeester. Na de Belgische onafhankelijkheid wordt in 1830 Jan-Baptist Van Coquelaere (gewezen koster, particulier) tot burgemeester gekozen. In 1837 wordt hij opgevolgd door geneesheer Louis Beeckman-Dewulf. In 1854 wordt brouwer Victor Vanden Bussche burgemeester, in 1887 opgevolgd door zijn zoon Cyriel, die de sjerp behoudt tot 1920.

In 1834 bouwt Charles Van Dorpe, een dokter van het Napoleontische leger, een herenhuis in de huidige Monseigneur Roelensstraat.

Het economische leven blijft in de 19de eeuw bijna volledig beperkt tot de landbouw en de linnennijverheid. Het hoofdbestaan in Ardooie bestond nog steeds uit kleine landbouwbedrijfjes en weefnijverheid (thuiswevers). Deze huisnijverheid neemt een steeds belangrijker plaats in als bijkomende inkomstenbron.

De jaren 1840, met een hoogtepunt in de periode 1847-1849, brachten hongersnood, armoede en ziekte voort, resulterend in een hoog sterftecijfer. De weefnijverheid stortte ineen.

In 1880 wordt te Ardooie een eerste fabriek opgericht: de weeffabriek van de familie De Bal op De Tassche (zie Roeselaarsestraat).

In 1855 wordt op de plaats van de 18de-eeuwse houten oliemolen aan de Pittemsestraat een nieuwe stenen bergmolen opgericht, de Rijsselendemolen. De Stratemolen wordt in 1880 op een torenkot geplaatst. Daarnaast bestaan in de 19de eeuw nog tal van molens, thans alle verdwenen, onder meer de Lioens molen, een houten staakmolen op bakstenen torenkot (Oude Lichterveldsestraat), de Plaatsmolen, houten staakmolen (Wezestraat), de Cijnsmolen (Cijnsmolenstraat), de Bergmolen (Pittemsestraat), de Baertsmolen (Roeselaarsestraat), de Vangaversmolen (hoek Kortrijksestraat-Roeselaarsestraat).

In 1834 wordt in de Kortrijksestraat door de Zusters van Liefde een "oudmanhuis" opgericht.

In 1824 wordt de zondagsschool opgericht, in de gebouwen van de armenschool. In 1840 wordt onder impuls van burgemeester Beeckman in de schoot van de armenschool een kantwerkschool opgericht. In 1842 wordt de organieke wet op het lager onderwijs gestemd, die de gemeenten verplicht tot het hebben van minstens één lagere school en het verstrekken van kosteloos onderwijs aan arme kinderen. In hetzelfde jaar worden de zusters van de armenschool officieel ingericht tot klooster, onder de benaming zusters van de Heilige Kindsheid van Jezus. De armenschool wordt als kloosterschool verdergezet en ontvangt vanaf dat moment nog enkel meisjes. De gemeenteschool vindt een nieuw onderkomen in de Hemelstraat. In 1863 wordt door de zusters van de Heilige Kindsheid een wijkschool opgericht op De Tassche, in 1870 op De Weze.

In 1851 wordt langs de Kortrijksestraat, tegenover het rustoord een nieuwe gemeenteschool gebouwd op gronden die eigendom bleven van de familie de Jonghe d'Ardoye. Omdat deze school al snel veel te klein blijkt, wordt in 1877 een nieuwe school gebouwd op een stuk grond langs de Hemelstraat (huidige locatie). Ten gevolge van de schoolstrijd loopt de gemeenteschool in 1879 leeg. In 1879 wordt het nieuw gebouwde lokaal der Xaverianen (Prinsendreef) omgebouwd tot vrije jongensschool. Deze nieuwe vrije betalende school wordt toegewijd aan de zalige (later: heilige) Jan Berchmans van Diest. Na de schoolstrijd stromen de meeste leerlingen terug naar de gemeenteschool, die dan officieel gemengd wordt. De Berchmansschool wordt niet gesloten, maar verder beheerd door de zusters van de Heilige Kindsheid, die er een betalende lagere school vormen voor jongens van de gegoede klasse. De meisjesschool van de zusters wordt door de gemeente aangenomen. De spin- of kantwerkschool niet, aangezien hun leerprogramma niet aan de minimumeisen voldeed.

Van 1829 tot 1835 is Charles Carton onderpastoor te Ardooie. In 1858 wordt te Ardooie Monseigneur Victor Roelens geboren († Boudewijnstad, 1947), de eerste missiebisschop van voormalig Belgisch Congo en stichter van Boudewijnstad. In 1874 wordt de gekende priester-dichter Cyriel Verschaeve (Ardooie, 1874 - Solbad Hall, Oostenrijk, 1949) geboren in het ouderlijk huis in de Brugstraat. Tijdens de tweede helft van de 19de eeuw kent Ardooie twee getalenteerde kunstenaars, de gebroeders Hendrik en Pieter Boncquet. Hendik Boncquet wint onder meer in 1897 de Prijs van Rome, Pieter Boncquet maakt een ontwerp voor het standbeeld van Breydel en De Coninck in Brugge.

In de 19de eeuw gebeuren enkele ingrijpende openbare werken die het uitzicht van het dorp veranderen. In eerste instantie wordt de bestaande wegeninfrastructuur drastisch vernieuwd en uitgebreid, onder meer de invalswegen worden heraangelegd als steenweg: de Stationsstraat in 1865, de Izegemsestraat in 1873-1875, de Beverensestraat in 1889. In de laatste decennia van de 19de eeuw doen de moderne transportmiddelen hun intrede in Ardooie. In 1880 wordt de spoorlijn Tielt-Lichtervelde geopend, deel uitmakend van de verbinding Deinze-Adinkerke. Te Ardooie wordt daarvoor een stationsgebouw opgetrokken. In 1889 wordt de stoomtramlijn Hooglede-Roeselare-Ardooie-Zwevezele-Tielt aangelegd (via Roeselaarsestraat - Motestraat - Monseigneur Roelensstraat - Stationsstraat).

Doordat in 1876 de graanprijzen in elkaar storten als gevolg van de Belgische vrijhandelspolitiek en in 1879 en 1880 de graanoogsten mislukken, zien vele landbouwers zich genoodzaakt over te schakelen van klassieke teelten als graan en vlas naar meer winstgevende bedrijvigheden die minder arbeidskrachten vragen als veeteelt, aardappelteelt en het verbouwen van cichorei. Hoewel reeds ervoor cichorei-asten bestaan, worden vanaf de jaren 1860-1870 bij kadaster aanzienlijk meer "suikerijdrogerijen" geregistreerd.

In de tweede helft van de 19de eeuw worden zowel in het centrum als in het landelijke gebied talrijke (voornamelijk Onze-Lieve-Vrouwe)kapellen opgericht of herbouwd. De Sint-Martinuskerk wordt in 1887-1889 met twee noordelijke beuken uitgebreid en krijgt een neogotische aankleding, naar ontwerp van architect Antonius Verbeke uit Brugge.

Op het einde van de 19de eeuw ontstaat een nieuwe parochie (Sint-Antonius) op De Sneppe, gevormd uit delen van de parochies Meulebeke, Pittem en Ardooie, waarrond de wijk Het Veld zich verder ontwikkelt.

20ste eeuw

Rond de eeuwwisseling ontstaat kleine ambachtelijke industrie en nijverheid, onder meer schoenfabrieken Ets. De Busschere en Em. De Busschere, pettenfabriek Declercq-Olivier, weverij Baertsoen-Buysse (1900), vlasbedrijf De Bruyne, metaalbedrijf Louage. In 1900-1901 wordt de Coöperatieve melkerij Sint-Isidorus opgericht, vanaf de Eerste Wereldoorlog wordt een maalderij toegevoegd. De brouwerij Vanden Bussche (Marktplein), opgericht in het begin van de 19de eeuw, wordt in het begin van de 20ste eeuw verder uitgebouwd. Andere brouwerijen zijn onder meer Devos (Polenplein) en Delbaere/ Camerlynck. Elk van de brouwerijen heeft een wijdvertakt netwerk van cafés.

In het begin van de 20ste eeuw worden het merendeel van de Ardooise molens afgebroken: de Berlingmolen in 1908, de Bergmolen en Stratemolen in 1914. De Cijnsmolen en de Plaatsmolen worden in 1918 gedynamiteerd en niet meer heropgebouwd. Enkel de *Rijsselendemolen blijft behouden; de molen blijft in bedrijf tot 1969, wordt in 1972 gerestaureerd en later omgebouwd tot restaurant.

In het begin van de 20ste eeuw krijgt het Marktplein een ander uitzicht, door sloop van de huizenrijen ten zuidoosten en zuidwesten van de kerk. In 1909 wordt de tramlijn Ardooie - Izegem aangelegd, doorheen de Monseigneur Roelensstraat en de Izegemsestraat, met aansluiting op de tramlijn Hooglede-Roeselare-Ardooie-Zwevezele-Tielt.

Rond 1900 wordt de school Heilige Kindsheid vergroot met een nieuw gebouw op de hoek Brugstraat-Wezestraat (vervangen door nieuwbouw in de jaren 1950), in het interbellum worden de gevels van de oudere gebouwen in de Brugstraat aangepast naar hun huidig voorkomen.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog ligt Ardooie in "Etappengebiet", op 25 km van het front, wat verbodsbepalingen en stijgend voedseltekort met zich meebrengt. Het dorp krijgt ook een Ortskommandant. In 1917 is korporaal Adolf Hitler enkele maanden in Ardooie gekantonneerd, waar hij enkele aquarellen van de kerk maakt. In oktober 1918 blaast de Duitse bezetter de Sint-Martinuskerk (toren) op.

Na de oorlog laat Ardooie, dat zo zwaar getroffen is dat men de wederopbouw niet zelf kan uitvoeren, zich door de staat "aannemen" kort na het uitvaardigen van de zogenaamde adoptiewet van 19 april 1919. De Sint-Martinuskerk wordt in 1919 en in 1922-1923 herbouwd, onder leiding van architect Jos. Viérin uit Brugge. De heropgebouwde gotische toren wordt in 1939 beschermd als monument (K.B. 20/02/1939).

Circa 1920 wordt een oorlogsgedenkteken opgericht naar ontwerp van de Ardooise architect Octave Devos. Na de Eerste Wereldoorlog wordt in de buurt van de voormalige Bergmolen (Pittemsestraat) een Duits "Ehrefriedhof" aangelegd, waar 360 Duitse soldaten begraven lagen. Rond 1955 worden de graven overgebracht naar één van de vier grote Duitse begraafplaatsen, vermoedelijk Menenwald te Wevelgem/Menen.

In 1919 wordt de Berchmansschool (Prinsendreef) door de zusters van de Heilige Kindsheid overgegeven aan de broeders Maristen uit Pittem. In 1923 verlaten de broeders de lokalen in de Prinsendreef om hun intrek te nemen in de gebouwen in de Kaaistraat.

In 1925-1926 wordt aan de noordzijde van het Marktplein een nieuw gemeentehuis opgericht naar ontwerp van de Ardooise architect Jerome Deboutte, op de plaats van de verwoeste herberg "In het Damberd". Deze architect maakt in opdracht van het Armbestuur en met steun van de dienst Verwoeste Gewesten ook andere plannen voor wederopbouw op, onder meer voor een hoevetje in de Wezestraat.

Rond 1928 wordt de Roobeek ten oosten van de dorpskern rechtgetrokken en ingekokerd, waardoor het meersengebied wordt drooggelegd, verkaveld en bebouwd. Het gehucht De Kaaie, dat aan de overkant van de Roobeek lag, versmelt met de dorpskern.

In 1929 wordt op initiatief van lokale vooraanstaanden de samenwerkende bouwmaatschappij "Eigen Haard" opgericht te Ardooie. Er worden onder meer sociale woningen opgericht in de Kaaistraat (1930), in de Watervallestraat (1930-1935) en in de Berlingmolenstraat (begin jaren 1950). Deze sociale huisvestingsmaatschappij wordt in 1958 opgeslorpt door "De Mandel" uit Roeselare.

In 1936 wordt op de wijk "het Veld" op grondgebied Meulebeke de nieuwe Sint-Antoniuskerk opgetrokken.

In het interbellum verliest de weefnijverheid zijn reuzenaandeel ten voordele van andere bedrijven en bedrijfstakken: schoenfabricatie, constructiewerkhuizen, meubelfirma's, pettenfabriek, melkkruikenfabriek, … In het landelijk gebied speelt de cichoreiteelt en -verwerking nog steeds een grote rol. Ardooie wordt een bloeiende gemeente met landbouw en nijverheid.

Ardooie is qua vlaserfgoed niet te vergelijken met de Leiegemeentes, maar toch komen nog enkele grote vlasbedrijven voor. Uit een studie van 1941 met betrekking tot de vlasvezelbereidingsnijverheid in Vlaanderen blijkt dat de gemeente toch 56 zwingelmolens, vier zwingelturbines, vier warmwaterroterijen met in totaal 26 rootkamers telt, met een tewerkstelling van een strovlashandelaar, twee vlasnijveraars, twee vlasfabrikanten, negen vlasverwerkers, een krotenverhandelaar, een vlaskafzuiveraar, een lijnzaadzuiveraar, een zaailijnzaadverhandelaar, een warmwaterroterij-exploitant, twee zwingelturbine-exploitanten en 159 arbeiders.

Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog wordt Ardooie op 26 mei 1940 het slachtoffer van een Duits bombardement, waarbij onder meer de Sint-Martinuskerk zwaar wordt beschadigd. In 1944 stort in de buurt van de Izegemsestraat een Amerikaanse bommenwerper neer. Het droppen van zijn bommenlast veroorzaakt vernielingen in de Stationsstraat en de Hellestraat, met enkele dodelijke slachtoffers. Op 8 september 1944 wordt Ardooie bevrijd door Poolse pantserdivisies. Na de bevrijding worden een 40-tal nieuwe Mariakapellen opgetrokken en oudere kapellen heringericht.

In de periode 1947-1949 wordt de Sint-Martinuskerk herbouwd naar ontwerp van de Tieltse architect Albert Impe die de beschermde gotische toren, de sacristie en de buitenmuren van het 16de-eeuwse koorgedeelte integreert in het nieuwe kerkgebouw.

In 1952 wordt ten zuiden van de kerk het bronzen standbeeld van Monseigneur Victor Roelens opgericht, afkomstig van Ardooie en de eerste Belgische missiebisschop in Congo, een werk van de Gentse beeldhouwer Frans Tinel, in de jaren 1990 opgesteld in de tuin van het herenhuis de Mûelenaere in de Monseigneur Roelensstraat.

In 1951-1952 worden de beide tramlijnen afgeschaft en vervangen door een busdienst. In 1984 wordt het treinstation gesloten voor personenverkeer. In de loop van de 20ste eeuw wijzigt ook de verkeerssituatie voor auto- en vrachtverkeer. De steenweg Roeselare - Tielt liep oorspronkelijk doorheen het dorp, over de Kortrijksestraat-Marktplein-Monseigneur Roelensstraat-Brugstraat. Om het toenemende doorgaand verkeer over het Marktplein te vermijden, wordt in de jaren 1930 de Prinsendreef aangelegd, die de doorsteek maakt tussen de Kortrijksestraat en de Brugstraat. In de jaren 1960 wordt het auto- en vrachtverkeer volledig uit de dorpskern geweerd door de aanleg van de Oostlaan, die de Roeselaarsestraat met de Pittemsestraat verbindt. In de jaren 1970-1980 wordt de autosnelweg A17/E403 aangelegd, waardoor een aantal straten in de westhoek van de gemeente worden afgesneden. In de jaren 1980 wordt de Pittemsestraat verbreed.

In de jaren 1950 werken in totaal circa 1500 fabrieksarbeiders in nijverheid verspreid over de gemeente. De vlascrisis van 1950-1951 en de geleidelijke achteruitgang van de andere nijverheidsteelten als cichorei en tabak in 1950-1970 werkten een gedeeltelijke overschakeling naar de intensieve veeteelt en de tuinbouw in de hand. Deze evolutie die zet zich verder met de oprichting van diepvriesgroentebedrijven vanaf het einde van de jaren 1970 (onder meer Ardo, Unifrost, Homifreez, Begro, Argro, d'Arta, ...). De gemeente staat samen met de buurgemeentes gekend als de groentetuin van Europa. Vanaf het midden van de 20ste eeuw worden de talrijke cichorei-asten, verspreid over het landelijk gebied, buiten gebruik gesteld. Vele zijn reeds afgebroken of bevinden zich in slechte staat.

In 1975 wordt de textielfabriek Baertsoen-Buysse gesloten. Op dit terrein installeert later het textielbedrijf Sioen zijn hoofdvestiging.

In 1954 wordt op de wijk De Tassche de nieuwe parochie Onze-Lieve-Vrouw Onbevlekt opgericht, in 1968 wordt de kerk Onze-Lieve-Vrouw Onbevlekt Ontvangen opgericht naar ontwerp van de architecten L. Lattrez (Ardooie) en E. Eggermont (Gent). De kerk heeft de vorm van een amfitheater en de toren heeft een ijzeren geraamte. In de jaren 1970 gaat de wijk zich verder ontwikkelen. In 1976 wordt een openbare aanbesteding gedaan tot het bouwen van 70 sociale woningen door de Roeselaarse sociale huisvestingsmaatschappij "De Mandel" op De Tassche, kaderend in de toenmalige trend om in perifere gebieden van steden en gemeenten landbouwgronden te verkavelen om rustiger, ruimer en gezonder te gaan wonen. In 1978 worden opnieuw zes eengezinswoningen en twaalf bejaardenhuisjes aanbesteed. In 1980 worden nog eens 26 woningen aanbesteed.

In 1964 wordt een gemengde Rijkslagere school en kleuterschool opgericht, opgedoekt rond 1985. In de jaren 1970-1980 wordt de 17de-eeuwse herberg "'t Paradijs" op het Marktplein ingrijpend verbouwd. In het begin van de jaren 1980 verkoopt de familie de Jonghe d'Ardoye het kasteel en bijhorend kasteelpark. Het kasteel blijft privé-eigendom, het voormalige kasteelpark vormt een natuur- en bosgebied van 44,3 ha. Vanaf 1982 wordt dit Provinciaal domein 't Veld voor publiek opengesteld.

In 1991 wordt de gemeentelijke bibliotheek in het herenhuis de Mûelenaere in de Monseigneur Roelensstraat gevestigd. De tuin wordt ingericht als stadspark waar het beeld van Monseigneur Victor Roelens, oorspronkelijk op het Marktplein, wordt overgebracht.

In 1990 wordt de parochie Ardooie bij de dekenij Lichtervelde gevoegd. In 2001 wordt dekenij Lichtervelde opgeheven, sinds 2003 behoren de parochies Sint-Martinus (Ardooie) en Onze-Lieve-Vrouw Onbevlekt Ontvangen (De Tassche) tot de "parochiefederatie Sint-Germanus" van het decanaat Roeselare; de parochie Sint-Antonius ('t Veld) behoort tot de "parochiefederatie Meulebeke" van het decanaat Tielt.

In de laatste decennia van de 20ste eeuw worden nog enkele gebouwen in Ardooie als monument beschermd, met name het herenhuis de Mûelenaere in de Monseigneur Roelensstraat met de tuin als dorpsgezicht (M.B. 24/07/1981), het kasteel de Jonghe d'Ardoye (M.B. 21/06/1984), de Rijsselendemolen langs de Pittemsestraat (M.B. 16/07/1993), het 19de-eeuwse brouwerijcomplex Vanden Bussche aan het Marktplein (M.B. 10/06/1999) met de tuin en binnenkoer als dorpsgezicht (M.B. 13/06/2000) en de 17de-eeuwse kruiswegstatie ingewerkt in de gevel van een winkelpand in de Stationsstraat (M.B. 24/04/2002).

Zowel in 2002 als in 2005 wordt de gemeente verkozen tot beste zakengemeente van België.

Tot 30 juni 2007 telt de fusiegemeente Ardooie drie vrije basisscholen: De Boomgaard, De Horizon (De Tassche) en Sint-Antonius; twee gemeentelijke basisscholen: Ardooie en Koolskamp; en één secundaire school: Instituut van de Heilige Kindsheid. In 2007 wordt de Koolskampse gemeenteschool opgedoekt. In de voormalige Broederschool is een filiaal van de Stedelijke Academie voor Muziek en Woord (SAMW) van Izegem opgericht, en een filiaal van de Tieltse Stedelijke kunstacademie.

In het begin van de 21ste eeuw wordt een nieuw gemeentehuis en politiekantoor gebouwd aan de noordzijde van het Polenplein.

 

RUIMTELIJKE STRUCTUUR EN BOUWKUNDIG ERFGOED

Centraal gesitueerde historische dorpskern met Marktplein, aansluiting gevend op het noordelijker Polenplein en op enkele centrumstraten/ hoofdassen: Kortrijksestraat, Monseigneur Roelensstraat - Brugstraat, Stationsstraat. Centraal gelegen Sint-Martinuskerk met *laatgotische toren. Zuidwestzijde gekenmerkt door het voormalige gemeentehuis en de voormalige *brouwerij Vanden Bussche, noordzijde door de pastorie. Invalswegen met lintbebouwing: Stationsstraat, Kortrijksestraat, Beverensestraat. Latere invullingen van het open gebied, 20ste-eeuwse woonwijken rond het centrum, voornamelijk aan de noordwestzijde van de dorpskern, voorts op de wijken De Tassche en 't Veld.

Oudere bewoningskernen: De Tassche en 't Veld, beide uitgegroeid tot een aparte parochie, respectievelijk op de grens met Roeselare en op de grens met Meulebeke. Kleinere historische bewoningskernen, onder meer De Kaaie, thans opgenomen in de dorpskern; De Gapaard, Turkeijenhoek, Krupendeerde,...

De oudste Ardooise dorpsbebouwing bestaat uit de voormalige herberg 't Paradijs (thans verbouwd), opklimmend tot 17de eeuw en als blikvangers de herbergen De Kaai en Prinsenhof opklimmend tot het midden van de 18de eeuw, laatstgenoemde met feodaal verleden als centrum van de heerlijkheid van Ardooie. In de 18de eeuw kent het dorp reeds een sterke graad van bebouwing, tussen het domein van de heer van Ardooie en het Marktplein, langsheen de Kortrijksestraat en de Monseigneur Roelensstraat, in de 19de en 20ste eeuw verbouwd of vervangen. Laatclassicistische woningen, onder meer *herenhuis de Mûelenaere, uit 1834; pastorie uit 1827 aangepast tijdens het interbellum.

Basisbebouwing gevormd door heterogene rijbebouwing uit de 19de en eerste helft van de 20ste eeuw, geconcentreerd in de dorpskern en langs de invalswegen. Neoclassicistische bebouwing, bakstenen of bepleisterde lijstgevels, eind 19de - begin 20ste eeuw, voornamelijk nog langs Stationsstraat, enkele langs Monseigneur Roelensstraat en Kortrijksestraat. Enkele trapgevels in de Kortrijksestraat. Dorpswoningen van één bouwlaag in donkerrode baksteenbouw onder zadel- of mansardedaken, eind 19de - begin 20ste eeuw, onder meer in Brugstraat, Monseigneur Roelensstraat, Stationsstraat, Izegemsestraat en in het omringende landelijk gebied, vaak met een verleden als herberg/ café. Voorbeelden van eclecticisme in *brouwerswoning Vanden Bussche, neo-Vlaamse renaissance in een woning (thans notarispraktijk) in de Stationsstraat, cottage-invloed in woning Deboutte.

In het eerste kwart van de 20ste eeuw kent Ardooie enkele kwalitatieve lokale architecten, Jerome Deboutte (eigen woning, Stationsstraat) en Octave Devos (woning en voormalige schoenfabriek De Busschere, Brugstraat). Deboutte staat ook in voor wederopbouwprojecten, onder meer het voormalige gemeentehuis en een kleine hoeve.

Tijdens het interbellum kent de bebouwing een explosieve stijging. Er worden traditionele interbellumwoningen opgetrokken, veelal bakstenen volumes van twee bouwlagen onder zadeldak, vaak voorzien van siercementering of banden in gekleurde baksteen, voornamelijk ook langs de invalswegen, Brugstraat, Kortrijksestraat, Beverensestraat. Tevens baksteenarchitectuur met licht historiserende inslag. Art-deco- en modernistische invloed in woning Sercu (Kortrijksestraat).

Ten noorden van de dorpskern ontwikkelt zich tijdens de eerste decennia van de 20ste eeuw in de nabijheid van fabriek en station een arbeiderskwartier (Watervalstraat), gekenmerkt door kleine woningen. Georganiseerde volkswoningbouw terug te vinden in diverse huizenrijen uit de jaren 1930 van de Ardooise sociale bouwmaatschappij "Eigen Haard" (Watervalstraat, Kaaistraat).

In het derde kwart van de 20ste eeuw komen diverse ontwerpen van de lokale Ardooise architect Lucien Lattrez voor, onder meer de kerk Onze-Lieve-Vrouw Onbevlekt Ontvangen op De Tassche, in samenwerking met architect E. Eggermont (Gent).

Dorpskern in de tweede helft van de 20ste eeuw uitgebreid met nieuwe wijken aan west- en noordwestzijde.

Omringend agrarisch gebied, doorkruist door landelijke wegen, aansluitend op diverse oudere noord-zuidassen: Wezestraat, Gapaardstraat, ... en later op de steenwegen Stationsstraat - Izegemsestraat, Roeselaarsestraat - Pittemsestraat.

Blikvanger in het landelijk gebied is het classicistisch/ neoclassicistische Kasteel de Jonghe d'Ardoye, gebouwd op het Ardooieveld in 1780-1781, aangepast in 1876. Kasteelpark grotendeels opengesteld als Provinciaal Domein 't Veld.

Verspreide nog in bedrijf zijnde hoeves met voornamelijk 19de-eeuws gebouwenbestand, waarvan het boerenhuis soms met 18de-eeuwse of oudere kern, maar ook vaak met vernieuwd of verbouwd boerenhuis. In de 19de eeuw worden ook nieuwe hoeves opgericht, soms op oudere sites. Verspreid over het landelijk gebied verschijnen in de loop van de 19de eeuw kleine landarbeiderswoningen.

Hoevebouw met streekeigen kenmerken, sporadisch met bewaarde boomgaard: losstaande voornamelijk 19de-eeuwse volumes in donkerrode baksteenbouw onder zadeldaken, in L- of U-vormige constellatie. Boerenhuizen soms met witgekalkte erfgevel, vaak voorzien van aansluitende stal en/of opkamer. Bestaande hoeves zijn veelal uitgebreid met recente nutsgebouwen in functie van de uitbating. Enkele tabaksasten uit de jaren 1940. Oudere sites onder meer hoeve "Ter Burght"/"Autvyver", "Leen ter Hellen", "De Roode Poort", "Heerlijkheid van Ayshove", ... De site "Veldhofstede" vermoedelijk met verleden als eind 18de-eeuwse ontginningshoeve voor het heidegebied Ardooieveld. De 19de-eeuwse *Rijsselendemolen op de grens met Pittem, teruggaand op een 18de-eeuwse molensite is de enige bewaarde windmolen.

Het landelijk gebied wordt getypeerd door een twintigtal leegstaande cichorei-asten, als getuigen van een verloren gegane agrarische industrie, de vroegste voorbeelden uit de jaren 1860-1870, overige voornamelijk uit het laatste kwart van de 19de of het tweede kwart van de 20ste eeuw. Daarnaast ook relicten van de vlasvezelvoorbereidingsindustrie, onder meer in de vlasfabrieken Debruyne, Verhelle, Dupon, Vanhaecke... Enkele maalderijrestanten (Cijnsmolenstraat, Kachtemsestraat), voormalige olieslagerij Baert met laat-eclectisch woonhuis (Roeselaarsestraat). Overige restanten van industriële activiteiten in de voormalige schoenfabriek De Busschere, de pettenfabriek Declercq-Olivier (City Sport), de *brouwerij Vanden Bussche, het blekerswerkhuis van blauwververij Verschaeve.

Verspreid over het hele grondgebied komen 19de- en 20ste-eeuwse kapellen voor, in diverse groottes en bouwstijlen. Oudere kapellen onder meer in de Stationsstraat als restant van de 17de-eeuwse Passie-Ommegang. Eveneens nog talrijke voornamelijk 19de-eeuwse wegkruisen.

  • Privé-archief, Landboek: "Ommeloopers ofte Terrieren der prochie, baronnie ende heerlyckhede van Hardoye", 1778.
  • ALLOSSERY P., Ardooie, meest onder kerkelijk oogpunt, in Handelingen van het Genootschap voor Geschiedenis te Brugge, jg. 81, 1938, p. 48-59; p. 135-165.
  • ALLOSSERY P., Ardooie, meest onder kerkelijk oogpunt, in Handelingen van het Genootschap voor Geschiedenis te Brugge, jg. 82, 1939, p.84-124; p. 205-239.
  • Ardooie. Huisvesting en stedebouw, Ardooie, 1958.
  • Afdeling Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumentenzorg - Monumenten en Landschappen, Landschapsatlas, 2001, OC GIS-Vlaanderen.
  • CORNILLY J., Tussen traditie en moderniteit, De Wederopbouw van parochiekerken in West-Vlaanderen na de Eerste Wereldoorlog, in In de Steigers, jg. 15, nr. 3, 2008, p. 76.
  • DELAEY B., Masterplan kasteel de Jonghe d'Ardoye, onuitgegeven studie, 2008.
  • DENDOOVEN L., Dit is West-Vlaanderen. Steden, gemeenten, bevolking, 1960, p. 74-81.
  • DENEWET L., GOEMINNE L., Molenmakers in Vlaanderen. Het werkboek van Coussée uit Meulebeke (1881-1911), in Molenecho's, jg. 22, nr. 3-4 (speciaal themanummer 7), 1994, p. 108-331.
  • DE SEYN E., Geschied- en aardrijkskundig woordenboek der Belgische gemeenten, Brussel, deel 1, s.d., p. 52-53.
  • HAELEWYN R., Oostenrijkse wegen in West-Vlaanderen, Brugge, 1971.
  • HASQUIN H., Gemeenten van België: geschiedkundig en administratief-geografisch woordenboek, Brussel, 1980, p. 45-47.
  • TANGHE G., Parochieboek van Ardooie, Kachtem, Moorslede, Oostnieuwkerke, Winkel-St.-Elooi-, Oekene, Rumbeke, Rollegem-Kapelle, Handzame, 1975.
  • VAN ACKER L., Oud Ardooie, Ardooie, 1977.
  • VAN ACKER L., Ardooie en Koolskamp in 1818, in Jaarboek van de heemkundige kring Ardooie-Koolskamp, jg. 3, 2007, p. 55-60.
  • VAN ACKER L., De familie Verschaeve te Ardooie, in Biekorf, jg. 55, 1954, p. 231-239.
  • VAN ACKER L., De geschiedenis van het gemeentelijk onderwijs te Ardooie, Ardooie, 1973.
  • VAN ACKER L., CLYBOUW A., Gesubsidieerde Vrije Basisschool, Blekerijstraat 5, Ardooie 1790-1990, Ardooie, [1991].
  • VANDEPUTTE O. (redactie), De erfgoedbibliotheek van de Belgische gemeenten, Tielt, 2007, p. 38-39.
  • VERMEULEN B., 75 jaar bouwmaatschappij De Mandel, 1920-1995, Roeselare, 1995.

 


Bron: SANTY P. & BOONE B., met medewerking van CALLAERT G. 2010: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Ardooie, deelgemeente Koolskamp, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL44, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Santy, Pieter; Boone, Benjamin
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Ardooie [online], https://id.erfgoed.net/themas/15296 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.