Twee doodlopende stukjes weg, ten oosten van de Hovaerestraat en ten westen van de Moerestraat. Noch op de Ferrariskaart (1770-1778), noch op de Atlas der Buurtwegen (circa 1846) vormde deze weg een doorlopend tracé. Eigenlijk gaat het om opritten naar hoeves die een straatnaam kregen.

De Corduaweg is genoemd naar de Corduaheerlijkheid die ten noorden van de heerlijkheid Avelgem gelegen was. Het is betwistbaar dat de "Cordewaens rente" in de kerkrekening van 1506-1507 en de vermelding van het "Cordenwaghenhoucxken" in het charter van de Sint-Bertijnsabdij van 1602-1603 naar deze heerlijkheid verwijzen. Cordua - een leen gehouden van de Burg van Brugge - wordt slechts in de 17de eeuw ondubbelzinnig gebruikt. Het is misschien te verbinden met de Spaanse edelman Marie Albert Arazola de Onate. Hij deed zaken in het Brugse Vrije. Eén van de kwartieren van zijn schild vermeldt Cordua en dat wapen wordt traditioneel aan het Koekelaarse leen toegekend. In 1736: "danof het restant is gehouden van tleenhof de Cordua, immidiatelick oock gehouden van desen hove". Met "desen hove" wordt hier het "Zuidhof" bedoeld. De Corduaheerlijkheid wordt voor het eerst vermeld in 1729: "Rekenynghe van de grond en cheynsrenten aencommende de kercke van Cookelaere 1729, f. 34v : voorts ghelt men aen Jo r franchois rommel filius niclaeys tsynden heerlijckheden de Cordua vijf schelle thien deniers parysyse penninckrente tsjaers".