ALGEMENE SITUERING
Koolskamp is een landbouw- en woongemeente gelegen in de provincie West-Vlaanderen. Vormt sinds 1 januari 1977 samen met Ardooie de fusiegemeente Ardooie.
Koolskamp is met 2.240 inwoners (01/01/2010) en totale oppervlakte van 1.043 hectare de kleinste deelgemeente binnen de fusie. De parochie Sint-Martinus beslaat het volledige grondgebied.
De gemeente grenst ten noorden aan Zwevezele (Wingene), ten oosten aan Egem (Pittem), ten zuidoosten aan Pittem, ten zuiden aan Ardooie, ten zuidwesten aan Beveren (Roeselare) en ten westen aan Lichtervelde. Bestuurlijk behoort Koolskamp tot het arrondissement Tielt, gerechtelijk tot het arrondissement Brugge. De parochie Sint-Martinus behoort kerkelijk tot de dekenij Roeselare in het bisdom Brugge.
De deelgemeente Koolskamp beschikt over basisvoorzieningen, kleuter- en lager onderwijs, infrastructuur ten behoeve van gezondheidszorg (bejaarden- en sociale woningen) en een klein ontmoetingscentrum (Het Zonneke). Aangewezen op het administratief centrum Ardooie met onder meer openbare diensten, openbare bibliotheek, secundair onderwijs, cultureel centrum, horeca, handel en diverse diensten en infrastructuur ten behoeve van gezondheidszorg (OCMW, rust- en verzorgingstehuis), recreatie (Provinciaal Domein 't Veld, parkje, jeugdhuis, speelpleinen) en sport (sporthal, sportterreinen). Aangewezen op omliggende steden en gemeenten voor onder meer buitengewoon onderwijs, ziekenhuis en justitie.
Beperkte historisch gegroeide nijverheid onder meer N.V. De Vriese (wegenbouw) in het gehucht Kortekeer met bedrijventerrein gesitueerd langsheen de Oude Heirweg ten zuiden van de spoorlijn De Panne - Deinze (Lijn 73). Agrarische functie met accent op tuinbouw door de vestiging van enkele grote groenteverwerkende bedrijven in fusiegemeente Ardooie, in een regio gekend als de "groentetuin" van Vlaanderen. Hiervan is enkel "Dujardin Foods N.V." gelegen op Koolskamps grondgebied, langs de Zwevezeelsestraat. De firma "Danis N.V." heeft in de Knijffelingstraat een van Europa’s grootste industriële varkenshouderijen.
Dorpskern gelegen op een oost-west georiënteerde heuvelrug in de zuidelijke hoek van de gemeente, uitkijkend over het dorp van Ardooie dat twee kilometer zuidelijker ligt. Centraal gelegen kerk en kerkplein op het Dorpsplein, aan zuidzijde doorsneden door de verbindingsweg Pittem-Lichtervelde (N35) (Lichterveldsestraat-Dorpsplein-Kloosterstraat) en van waaruit op de hoeken enkele centrumstraten vertrekken, met name Steenstraat, Gemeentehuisstraat en Ardooisestraat. Ten oosten hiervan het kruispunt met de Oude Ardooisestraat en Zwevezeelsestraat die de gemeente van noord naar zuid doorsnijdt. Open ruimte in het centrum gevormd door het Dorpsplein (voornamelijk parking), een pleintje aan de Klaverstraat en een openbare groenzone gelegen achter de huizen ten noorden van de Lichterveldsestraat en de nieuwbouwwijken ten zuiden van de Diksmuidse Boterweg. Enkele verbindingswegen doorkruisen straalsgewijs het omliggend landelijke gebied en verbinden de dorpskern van Koolskamp met de centra van de omliggende gemeenten. De Zwevezeelsestraat noordwaarts naar Zwevezele, de Egemsestraat noordoostwaarts naar Egem (Pittem), de Tieltsestraat (N35) oostwaarts naar Pittem, de Oude Ardooisestraat-Ardooisestraat zuidwaarts naar Ardooie, de Lichterveldsestraat (N35) westwaarts naar Lichtervelde. De oude verbindingsweg Brugge-Menen-Rijsel (zie Oude Heirweg) vormt gedeeltelijk de grens met Zwevezele en Lichtervelde. In het uiterste westen wordt de gemeente doorkruist door de noord-zuid verlopende autosnelweg Brugge - Kortrijk - Doornik (A17/E403), aangelegd vanaf 1972 en opengesteld in de jaren 1982-1983.
De spoorlijn Deinze - De Panne (L73) doorkruist van oost naar west het zuidwestelijk deel van de gemeente in de wijk Kortekeer, tot in het midden van de jaren 1980 is er de halte "Kortekeer" (zie Oude Heirweg). Een tweede halte, station "Ardooie - Koolskamp", ligt halfweg tussen de dorpcentra van Koolskamp en Ardooie maar op Ardoois grondgebied.
Het hydrografische netwerk van het grondgebied bestaat uit vele vertakte beekstelsels met kleine, smalle valleien die de gemeente doorsnijden en/of gedeeltelijk begrenzen, onder meer De Jobeek vormt de grens met Egem (Pittem) tot aan de Zwevezeelsestraat alwaar ze afloopt naar Zwevezele.
Het landelijke gebied strekt zich volledig uit omheen de dorpskern. Het licht golvend landschap met akkers en weilanden wordt doorkruist door de verbindingswegen waarop landwegen met licht kronkelend of gebogen verloop aansluiten en waarlangs talrijke, nog in bedrijf zijnde landbouwbedrijven gelegen zijn. Nadrukkelijk open landschap; enkel dicht bij het centrum en langs de verbindingsweg Pittem-Lichtervelde (N35) versnippering door onder meer lintbebouwing.
De hoeve Mosselmarkt, op de noordoostelijke hoek van het kruispunt Zwevezeelsestraat en Laagstraat, is opgenomen als puntrelict in de Landschapsatlas. Het gewestplan toont enkele versnipperde eilandjes natuurgebied over het grondgebied.
HISTORISCHE INLEIDING
Fysisch-geografische gegevens
Koolskamp is gelegen op de kamlijn van het zandlemig Plateau van Tielt, een oost-west gerichte cuestarug die zich grillig uitstrekt van Aarsele over Tielt, Pittem, Koolskamp en verder westwaarts tot Hooglede. Bodemkundig worden voornamelijk zandleemgronden aangetroffen en op enkele plaatsen nabij de topzones ook kleisubstraatgronden met een dunne deklaag. In de beekvalleien bevinden zich kleiige beekdalgronden. Het grondgebied heeft een zacht tot plaatselijk vrij sterk golvend reliëf van circa 25 meter (vallei van de Roobeek) tot circa 50 meter (de hoogtes van de Voerman en van de voormalige Plaatsmolen) boven zeespiegelniveau. De west-oost georiënteerde heuvelrug daalt in zuidelijke richting steiler dan in noordelijke richting. Deze heuvelkam vormt in west-oostelijke richting de waterscheidingslijn tussen het Mandel-Leiebekken en het deelbekken van de Rivierbeek (Bekken van de Brugse Polders). Oude wegentracés als Diksmuidse Boterweg en Egemsestraat verlopen parallel met deze hoogtelijnen. Het vertakte beekstelsel van de Jobeek-Grote beek, ontspringend op grondgebied Koolskamp, watert noordwaarts af naar de grondgebieden van Zwevezele en Ruddervoorde. Het beekstelsel van de Boonbeek-Roobeek, onder meer met Ieperambachtbeek-Vuilhoekbeek als zijwaterlopen, stroomt zuidwaarts af naar de Mandel op grondgebied Izegem.
De vroege middeleeuwen
In de 6de eeuw krijgt de kerkelijke organisatie in de "pagus Mempiscus", de Vlaamse gouw waartoe de streek behoort, vaste vorm met de oprichting van bisdommen die in parochies worden ingedeeld. Koolskamp ressorteert daarbij onder het bisdom Doornik en behoort tot de dekenij Roeselare. Koolskamp vormt in oorsprong wellicht een primitieve parochie samen met de gelijknamige Sint-Martinusparochie Ardooie. De oudste schriftelijke vermelding van "Coloscampum" dateert van 847, wanneer een akte van Karel de Kale de schenking herbevestigt van de villae Koolskamp en Ardooie aan de Sint-Amandsabdij van Elnone (Saint-Amand-les-Eaux, Noord-Frankrijk). In latere oorkonden van de abdij komt Koolskamp niet langer voor. Mogelijk komen de rechten in bezit van wereldlijke heren maar de bronnen geven hier geen uitsluitsel over.
De eerste kerk of kapel is wellicht te situeren in de 9de eeuw en is toegewijd aan Sint-Martinus. Dankzij opmetingen van de oude grondvesten in veldsteen door architect Jules Soete (Roeselare) uit 1891 kan het grondplan van een romaans kerkje gereconstrueerd worden. Vermoedelijk kent de kerk een verdere vergroting bij de oprichting van de kapelanijen door de heren van Lichtervelde in 1360 en 1420.
De schrijfwijze in vroege bronnen evolueert van "Coloscampum" (847), "Coluscampus" (899), "Colescamp" (1165), "Coolscamp" (1365). In 1932 krijgt Koolskamp haar huidige officiële naam. Etymologische verklaringen van onder meer M. Gysseling geven verschillende mogelijkheden voor de naam "Koolskamp". Een verklaring gaat terug op het Latijnse collis, op een hoogte of het Latijnse genitiefvorm kulos, bles of kam en het Latijnse campus, wijde open vlakte of heideveld. Uit de toponymie leidt men af dat de bodem van het oude middeleeuwse Koolskamp nogal nat, zuur en weinig vruchtbaar is. Deze heide, in de middeleeuwen veld genoemd, worden later omgezet tot bos die uiteindelijk in cultuur gebracht als zaailand en weiland.
11de - 13de eeuw
Koolskamp heeft tijdens het ancien regime met zijn feodale structuur een tiental afzonderlijke heerlijkheden. De twee belangrijkste zijn het "hof van Koolskamp", dat recht gaf op de titel "heer van Koolskamp" en anderzijds "Ayshove", een grote heerlijkheid binnen de parochie, die ook binnen de parochie Ardooie belangrijk was omwille van haar centrale ligging. De heerlijkheden en lenen "Hof van Koolskamp", "Ayshove", "Beveren", "Paussche en het Vijversche", "den Houtschen en Jonckersambacht", "Hulselaere" en "Stratenhove" hingen af van het Brugse Vrije. De "Padderie" behoorde toe aan de Kasselrij Kortrijk. In de 12de of 13de eeuw wordt de kasselrij Ieper uitgebreid en komt "Mosscherambacht" in de zuidoosthoek als een enclave in het Brugse Vrije liggen. De schepenbank van het Hof van Koolskamp regelde op administratief gebied de zaken voor het ganse grondgebied, met uitzondering de leengoederen onder Ieper. De andere schepenbanken hadden bevoegdheid in de meeste private zaken (kopen, verkopen, wezerij) en ook in de meeste strafzaken. Koolskamp behoorde samen met onder meer Ardooie en Lichtervelde tot de zogenaamde appendanten van het Brugse Vrije, dorpen waar de Brugse schepenen minder macht hadden. Verschillende leden van de familie "van Koolskamp" komen vanaf het midden van de 12de eeuw sporadisch in archiefteksten aan bod. Vermoedelijk gaat het hierbij om de lokale heren maar zekerheid hebben we pas vanaf de 14de eeuw. Het kasteel van de dorpsheren, waarvan nu enkel nog de hoeve Kasteelgoed is overgebleven is het machtscentrum van de heerlijkheid en blijft vermoedelijk nog door hen bewoond tot in de eerste helft van de 15de eeuw.
In 1165 schenkt Gerardus, bisschop van Doornik, de altaarrechten van Koolskamp aan het kapittel van Harelbeke die ze tot aan de Franse Revolutie zou behouden. Het kapittel krijgt daarbij het recht de parochie te bedienen, een pastoor te benoemen en tienden te heffen.
Over het bedevaartsoord in Koolskamp ter ere van de Heilige Wandregislus of Sint Wandregisel zijn de archiefbronnen schaars. Het toponiem "Hof te Pelgrims" langs de oude tracé Brugge-Kortrijk, in de Pompoenstraat zou teruggaan op deze bedevaartsplek. Vermoedelijk verviel de pelgrimage al begin 14de eeuw.
14de-15de eeuw
Een eerste gekende heer van Koolskamp is Lodewijk van Lichtervelde in 1344. Hij wordt met zijn echtgenote Beatrijs de Tollenaere begraven in een praalgraf in de kerk van Koolskamp (Dorpsplein 27). Na zijn dood in 1376 kwam de heerlijkheid in handen van de zoon van zijn zus Rijkaard van der Beerst die het op zijn beurt in 1390 verkoopt aan een verre neef, Jacob Van Lichtervelde. De heerlijkheid komt dus al na veertien jaar terug in handen van een naamdrager van de familie van Lichtervelde. Deze edelman-ambtenaar, soeverein-baljuw van het graafschap Vlaanderen en vertrouweling van de hertogen van Bourgondië breidt zijn eigendommen gevoelig uit. Hij erft de heerlijkheid van Ardooie van zijn vader. Daarnaast koopt hij in 1399 de heerlijkheid van Ayshove in Ardooie en Koolskamp én de heerlijkheid van Assebroek. Van dan af blijven het "Hof van Koolskamp" en "Ayshove in Koolskamp" steeds onder een en dezelfde heer ressorteren. In de 17de eeuw zou men deze gebieden als een geheel gaan beschouwen. In 1421 koopt hij de heerlijkheid van Zwevezele. Bij zijn dood in 1432 laat ook hij een praalgraf na in de kerk van Koolskamp. Zonder wettelijke nakomelingen gaat de eigendom over naar de zoon van zijn zus. Deze Jacob van Wingene, blijft zich evenwel nog identificeren met zijn illustere voorganger en draagt tijdens toernooien nog het schild van de familie van Lichtervelde. Ook hij sterft in 1453 zonder gekende erfgenamen waardoor de zoon van een volle nicht van Jacob van Lichtervelde de heerlijkheden verwerft. Op die manier komt de titel "heer van Koolskamp" in handen van de Pittemse geslacht Claerhout. Ook binnen Koolskamp breiden de dorpsheren hun invloed uit door heerlijkheden de "Hulselaere" en de "Padderie" te verwerven.
Nadat de molen van de Heerlijkheid Ayshove door de Gentenaars in 1453 is platgebrand, blijft de "Platsemeulen" van de dorpsheren zeker tot halverwege de 18de eeuw de enige windmolen in Koolskamp.
Hoe en wanneer het kasteel van de dorpsheren teloorgaat en uiteindelijk verdwijnt is niet duidelijk. Mogelijk wordt het vernietigd door de Gentenaars in 1453 of bij latere plunderingen; een andere hypothese schrijft het verval toe aan het elders resideren van de dorpsheren. In het renteboek van 1566 is geen sprake van een kasteel maar mogelijk is dit fonciergoed rentevrij. Op de Pourbuskaart van het Brugse Vrije (1571, kopie Claeissens, 1601) wordt enkel nog een beboste wal ten noorden van het neerhof weergegeven. Het kasteel is niet weergegeven in de "Flandria Illustrata" (1641) van Sanderus. Rond 1900 worden opgravingen gedaan op de kasteelmote nabij het Kasteelgoed door Eerwaarde Heer Juliaan Claerhout uit Pittem. Hij legt de grondvesten bloot van een zwaar gebouw in gebakken steen en in natuursteen. Er wordt echter geen verder onderzoek gevoerd. De mote wordt uiteindelijk rond 1952 afgegraven.
Sporadische vermeldingen in archiefbronnen leren dat Koolskamp in de 15de eeuw, misschien reeds vroeger, een vlasindustrie bestaat. De verwerking gebeurt in de huisnijverheid waarbij weven de belangrijkste werkzaamheid is.
Een tekst uit 1462 vermeldt "de gezellen van Coolscamp", die op Vastenavond toneel spelen in Tielt. Mogelijks gaat het hier om een rederijkerskamer of een toneelgezelschap. Een ommegang op de zondag na Pinksteren gaat zeker reeds in de 16de eeuw door. De processie met een reliekschrijn wandelt langs de grenzen van de parochie.
16de-17de eeuw
In de 16de eeuw blijft het geslacht Claerhout de heren van Koolskamp leveren. Bij de dood van Adriaan van Claerhout in 1468 worden zijn eigendommen en titels over zijn twee zonen verdeeld. Jan van Claerhout ontvangt de heerlijkheden Pittem, Koolskamp, Ayshove in Koolskamp en Assebroek. Deze tak zal tot eind 16de eeuw de heerlijkheden van Pittem en Koolskamp besturen. De meeste worden begraven in de kerk van Pittem. Jacob van Claerhout laat in 1566 een renteboek opstellen voor al zijn renteplichtige gronden in Koolskamp, iets meer dan de helft van het grondgebied. Hieruit blijkt dat Andries de Mûelenaere de grootste eigenaar is binnen deze heerlijkheden, nazaten van deze familie blijven tot het eind van de 19de eeuw een prominente rol spelen in het dorp. Een renteboek van Ayshove uit 1629 beschikt in oorsprong over een figuratieve kaart, in de loop van de 20ste eeuw verdwenen. Het landboek van 1679 van de hand van Pieter Lust deelt de gemeente op in 37 "beginnen" of stukken. Een hernieuwing in 1762 van de hand van Joannes de Meulenaere herleidt het aantal "beginnen" tot 22, maar ook dit landboek bezit geen kaarten meer.
In 17de eeuw komt de heerlijkheid in handen van het Spaanse geslacht de Zuniga. Dankzij huwelijken en erfenissen en een ambtelijke carrière weet de familie zich op te werken en groeien de eigendommen én bijhorende titels gestaag aan. Het belang van Koolskamp binnen het patrimonium neemt sterk af. De familie, die resideert in Spanje, laat haar bezittingen in de Zuidelijke Nederlanden dan ook regelen door een zaakgelastigde.
Wanneer Lamoraal van Claerhout in 1591 sterft zonder mannelijke erfgenaam, erft zijn dochter Anna van Claerhout de heerlijkheden Pittem, Koolskamp, Ayshove in Koolskamp en Assebroek. Zij blijft 45 jaar lang "vrouwe van Koolskamp" en trouwt in 1610 met Jacques de Noyelles, markies van Lisbourg en graaf van Croix. Bij haar dood heeft ze geen nakomelingen meer waardoor de heerlijkheden overgaan op de dochter van haar zus Isabelle de Zuniga, vrouw van Koolskamp. Reeds in de 17de eeuw word geen onderscheid meer gemaakt in de parochierekeningen tussen het hof van Koolskamp en Ayshove in Koolskamp. Beide heerlijkheden worden immers al sinds 1400 door dezelfde heren bestuurd.
In 1526 wordt het romaans kerkje vermoedelijk vervangen door een transeptloze driebeukige hallenkerk met een driezijdig koor, de achthoekige vieringtoren wordt behouden maar volledig ingebouwd. Na de herinrichting van de bisdommen in de Nederlanden in 1559 tijdens de regering van Filips II, behoort de parochie Koolskamp tot het bisdom Brugge, meer bepaald tot de dekenij Roeselare.
De Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) en de woelige periode van opkomend Protestantisme en de daarop volgende repressie gaan in het dorp niet onopgemerkt voorbij, enkel tijdens het Twaalfjarige Bestand (1609-1621) is er een rustiger intermezzo. Naderhand steekt het strijdgewoel tussen Spanje en de Nederlandse Republiek weer de kop op. Inkwartieringen, opeisingen van bevriende of vijandelijke troepen, oorlogsbelastingen, plunderingen, ontvolking, ziekte en hongersnood bemoeilijken het dagelijkse leven in de streek.
In 1572 slaagt de parochie erin samen met de bevolking van Pittem, Meulebeke, Ingelmunster, Ardooie de Geuzen te verjagen. In september 1645 wordt de kerk geplunderd door Franse troepen. Vele andere keren kan het dorp een "sauvegarde" afkopen waardoor de goederen opgeslagen in kerk en het vee op kerkhof ongemoeid worden gelaten. In het derde kwart van de 17de eeuw zijn er vooral onlusten door Franse invallen. Bij Vrede van Aken in 1668 wordt de kasselrij Kortrijk ingelijfd bij Frankrijk om tien jaar later bij de Vrede van Nijmegen opnieuw Spaans bezit te worden. Het bevolkingsaantal blijft niettemin aangroeien van circa 500 inwoners in 1624 tot 642 in 1645.
Tijdens het ancien regime zijn diverse oude hoevenamen gekend: het "Casteelgoed", het "Ayshovegoed", het "Pannenhof", het "Strategoed", de "Lege Padderie", de "Hoge Padderie" de "Pompoene", de "Lanckwagen", het "Goed ter Spiere", het "Noordwinkelgoed", de "Catteberg" en "'t Jonckersambacht".
De herbergen kennen we vaak door een van hun bijkomende functies. Aan de noordzijde van het Dorpsplein is er "Sint-Hubrecht", het latere "Gildhof", dat lang dienst doet als "stadthuys en vanghenisse" en er is ook een brouwerij. De gevangenis blijft zeker tot aan de Franse revolutie op deze plaats. Een andere oude herberg "Den Hert" op het Dorpsplein heeft ook haar eigen brouwerij evenals de reeds in 1502 vermelde "Hoge Padderie", zetel van de heerlijkheid Padderie. In het winterseizoen houden de wethouders van Koolskamp er de vierschaar (rechtbank). Ook de jongere "Lege Padderie" op de hoek met de Pompoenstraat en Egemstraat heeft lange tijd haar eigen brouwerij.
In 1670 wordt de Broederschap van Heilige Rozenkrans opgericht aan het Onze-Lieve-Vrouwaltaar, een stichting ter bevordering van het rozenkransgebed. Een register met leden werd bijgehouden tot 1838. In 1684 wordt de Broederschap van de gekruisigde Christus opgericht, aan het hoofdaltaar, hoelang deze confrérie heeft bestaan is niet geweten door gebrek aan ledenlijsten.
In 1671 wordt de Handboogschuttersgilde Sint Sebastiaan opgericht. De wip aanvankelijk gelegen op de hoek van het Dorpsplein en de Steenstraat (ter hoogte van Dorpsplein nummer 12) midden de 18de eeuw bevindt ze zich achter de voornoemde herberg "Sint Hubrecht", op het einde van de 19de eeuw aan het "Het Schuttershof".
De bevolking groeit in de 17de eeuw zacht aan. In periodes van veelvuldige plunderingen en epidemieën in 1646-1647 en 1694 is er een tijdelijke vertraging.
18de eeuw
Als Isabelle de Zuniga in 1710 kinderloos sterft, worden haar eigendommen in Vlaanderen na enige betwistingen toegewezen aan een verre afstammeling uit het geslacht van Claerhout, namelijk het Henegouws geslacht de Croy et Solre. De familie de Croy et Solre zal vier generaties lang de heren van Koolskamp leveren. Al hun heerlijkheden binnen Koolskamp worden in de 18de eeuw bestuurd door één baljuw, één burgemeester en één schepenbank en krijgt de verzamelnaam "de heerlichhede van Coolscamp".
Tot aan de Franse Revolutie voeren ze vaak belangrijke militaire functies binnen het Franse leger wat hun vlucht na tijdens de Franse revolutie verklaart. Prins Philip-Emanuel I de Croy, luitenant-generaal in het Franse leger en erfelijk opperjachtmeester van Henegouwen, wordt in 1710 heer van Koolskamp. Reeds in 1715 komt de titel in handen van zijn zoon Alexander-Emanuel II die het in 1724 aan zijn zesjarig zoontje Emanuel III schenkt. Deze schopt het tot Frans veldmaarschalk. Ook hij zal in 1770 zijn heerlijkheden, jaren voor zijn dood, schenken aan zijn zoon Emanuel IV Ferdinand. Deze laatste zou omwille van zijn sympathieën met het Franse koningshuis na de Franse Revolutie vluchten. De bezittingen van de familie de Croy et Solre worden in 1798 verkocht als nationale goederen. Het Kasteelgoed wordt opgekocht door zijn vroegere zaakwaarnemer Jacques Pecsteen.
De relatieve rust en vooruitgang in de 18de eeuw worden regelmatig verstoord door inkwartieringen en opvorderingen door Franse of Hollandse soldaten. Zo waren er Franse bezettingen in 1701 en 1744, een situatie die zich herhaalt aan het einde van de eeuw. De bevolking kent een opmerkelijke groei, bijna een verdubbeling in de tweede helft van de 18de eeuw: van 910 inwoners in 1748 tot 1804 inwoners in 1795. In 1794 zorgt een epidemie, meegebracht door Franse soldaten, voor een korte vertraging in de bevolkingsgroei. Vanaf 1795 is Vlaanderen ingelijfd bij het revolutionaire Frankrijk en luidt dit het einde in van het ancien regime en de traditionele machtsverhoudingen, bezits- en bestuursvormen.
Onder het bestuur van de Oostenrijkers gebeuren diverse wegenis- en infrastructuurwerken, onder meer ter verbetering van de verbinding met de nabijgelegen dorpen en steden: de oude heirweg Kortrijk - Brugge ten oosten van het grondgebied Koolskamp wordt rechtgetrokken als steenweg Kortrijk –Brugge (N50) in 1750-1752. De steenweg Brugge - Torhout - Roeselare - Menen (N32) uit de periode 1751-1754 loopt dan weer ten oosten van Koolskamps grondgebied en vervangt het tracé van de "Ryselschen heirwech" (Oude Heirweg-Wetveestraat) die tot dan toe een belangrijk noord-zuidverbinding is.
De Diksmuidse Boterweg, in 1566 kortweg "Dixmuydestraete" genoemd, waarlangs de boter uit de Diksmuidse 'vette weiden' haar weg naar Tielt en Gent vond, verloor veel aan belang na het trekken van een rechte steenweg Pittem-Lichtervelde (N35) dwars door de dorpskern in de jaren 1759-1760. Ook de verbinding met Pittem wordt verbeterd, hoewel de weg pas in 1774 van aan "De Drie Zotten" doorgetrokken wordt tot Pittem-dorp. In 1779 wordt op last van de baljuw het begin van de Zwevezeelsestraat gekasseid. De verbinding met Ardooie liep grotendeels over het tracé van de Ardooisestraat, behalve het begin en de bocht aan de "Spinnepijp". De aansluiting op het Dorpsplein blijft tot 1865 slechts een smalle voetweg die tussen twee huizen uitmondt op het dorp, wagens moesten langs de Oude Ardooisestraat omrijden.
De Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden door graaf de Ferraris (1770-1778) geeft het grondgebied van Koolskamp weer met een dorpskern grotendeels ten noorden van de 'nieuwe' steenweg Pittem-Lichtervelde. De kerk ligt op een merkwaardig S-vormig plattegrond met omliggend kerkhof. Dorpskern met losstaande bebouwing rond het Dorpsplein, de beide zijden van de Zwevezeelsestraat tot aan het kruispunt met de Kapellestraat en de oksel van Egemsestraat en Tieltsestraat. Andere kleine bewoningskernen bevinden zich langs de Drogenbroodstraat, gehucht "Cortekeer" langs de Oude Lichterveldsestraat en een kleine concentratie langs de Wetveestraat/ Stenewegel. Omstreeks 1760 beschikt Koolskamp nog over circa 115 ha bos.
Op initiatief van pastoor Perneel (1711-1725) worden voor de kerk twee nieuwe altaren gemaakt die geconsacreerd worden door Monseigneur Van Susteren. In 1744 verwerft pastoor Petrus Augustinus de Vlaeminck (1725-1761) een relikwie van de patroonheilige Sint Martinus.
In 1767 bouwt Gregorius Demeulenaere "Het Prinsenhof" langs de huidige Kloosterstraat op cijnsgrond van de dorpsheer. De herberg met brouwerij "De Engel", waar tot aan de Tweede Wereldoorlog bier wordt gebrouwen, wordt ook vaak "Het Schepenhuys" genoemd aangezien de schepenen er vaak vergaderden. Na de Franse Revolutie wordt deze herberg ook het eerste gemeentehuis. In 1786 bouwt Pieter David langs de Lichterveldsestraat op de Hoogakkers een oliewindmolen van, ook "Vuylpannemolen" genoemd.
In de tweede helft van de 18de eeuw is er melding van een rederijkerskamer met kenspreuk "Gebloeyt onder een Prinsdom".
19de eeuw
Als gevolg van het Concordaat met Napoleon van 1801 wordt het nieuwe bisdom Gent opgericht, waarin Koolskamp ressorteert onder het decanaat Tielt. In 1834 wordt het bisdom Brugge opnieuw opgericht waarbinnen ook de parochie Koolskamp valt aanvankelijk onder de dekenij Tielt, vanaf 1872 onder de dekenij Roeselare.
De eerste decennia van de 19de eeuw worden gekenmerkt door een aanzienlijke bevolkingsaangroei. In 1800 zijn er 1789 inwoners en tegen 1840 kent het dorp haar bevolkingsclimax met 2661 inwoners.
De landbouwcrisis in de periode 1840-1850 met stijgende voedsel- en grondstofprijzen en de tyfus- en cholera-epidemie in 1846-1848 zorgen in het midden van de 19de eeuw voor een veralgemeend pauperisme. Vlasteelt en verwerkende huisnijverheid komen onder zware druk te staan. De teloorgang van de huisnijverheid van spinnen en weven wordt aanvankelijk deels opgevangen door de overschakeling op kantwerk. Door de oprichting van werkscholen probeert men tevergeefs het tij voor de handarbeid nog te keren. Het zal evenwel nog tot 1920 duren eer de laatste school opgedoekt wordt. Velen moeten op zoek naar nieuw werk. Seizoensarbeid en de baksteenindustrie geven mannen periodiek werk, anderen emigreren naar Amerika. Teelten als cichorei kennen een snelle uitbreiding en in 1858 zijn er reeds acht cichorei-asten. Enkele familiale meubelmakerijen ontwikkelen zich en genieten in de loop van de 19de eeuw zekere bekendheid.
Na de afwerking van het traject Tielt-Lichtervelde op spoorlijn Deinze - De Panne (L73) in 1880 pendelen arbeiders naar de Gentse textielfabrieken. Naar verluidt geeft de aanleg van deze spoorlijn de aanzet tot een verdere ontbossing. In de 19de eeuw omvat Koolskamp nog heel wat bos. Volgens het kadaster krijgt de stationhalte "Kortekeer" pas in 1896 een statiebureel dat in 1902 reeds wordt vergroot. De halte "Ardooie-Koolskamp" halfweg tussen de respectievelijke dorpcentra ligt op Ardoois grondgebied.
In 1900 opent het Gentse textielbedrijf Baertsoen-Buysse een vestiging aan het station "Ardooie-Koolskamp" (Ardooie, Fabriekstraat), wat ook in Koolskamp tewerkstelling verschaft.
Gemeentesecretaris Henri De Vriese start in 1881 met een aannemersbedrijf om grote infrastructuurwerken in de gemeente, onder meer de verharding van de landbouwwegen, binnen te halen. Op die manier zorgt de uitvoering voor heel wat plaatselijke tewerkstelling. Het bedrijf zou verder groeien in de 20ste eeuw. In 1931 nemen de drie zonen Maurits, Leon en Juliaan de zaak over en starten een betonwerkerij aan de treinhalte Kortekeer. Vanaf 1952 worden asfaltprojecten de hoofdactiviteit van het bedrijf.
Ook in de 19de eeuw wordt de wegeninfrastructuur verder vernieuwd en uitgebreid, zo wordt in 1838 een deel van de Zwevezeelsestraat geplaveid. In 1865 wordt café "de Zwaan" onteigend om de Ardooisestraat van op het Dorpsplein te ontsluiten, het verdere tracé wordt verbreed en rechtgetrokken. Ook wordt de oostzijde van het Dorpsplein en de Gemeentehuisstraat geplaveid en in 1866 van olielantaarns voorzien. In 1874 werpt men het idee op tot het rechttrekken van de Zwevezeelsestraat vanaf het kruispunt met de Laagstraat aan het gehucht Mosselmarkt, pas in 1879 zijn de werken uitgevoerd. De oude kasseien worden gebruikt om de straten rond de kerk en Gemeentehuisstraat te plaveien. Voordien volgde men vanaf de Mosselmarkt een eindje de Moskostraat om dan de Holdestraat (tot 1977 ook Kwadestraat genoemd) te bereiken, waarna ze opnieuw westwaarts draaide om tenslotte de Oude Zwevezeelsestraat te bereiken. In 1897 wordt de Kapellestraat verlengd langs de schuur van herberg "De Groene Boomgaard" om een kortere verbinding te verkrijgen met de Zwevezeelsestraat.
In 1889 wordt de stoomtramlijn Hooglede-Roeselare-Ardooie-Zwevezele-Tielt aangelegd. In 1952 wordt het traject Ardooie-Zwevezele, via Ardooisestraat - Oude Ardooisestraat - Zwevezeelsestraat, afgeschaft.
In 1893 wordt de kerk met twee traveeën verlengd naar ontwerp van architect Jules Soete uit Roeselare. In 1896 wordt ook een onderpastorie opgetrokken in de Ardooisestraat (nummer 16).
De 19de eeuw kent een groeiende aandacht voor onderwijs. Al vanaf de 17de eeuw zijn er kleine privéschooltjes, vaak werkscholen waar het werk primeert op het leren. Ook de koster gaf les, vaak in zijn eigen huis. Onder impuls van het Hollands bewind wordt er in 1828 een gemeenteschool opgericht in de Lichterveldsestraat (nu afgebroken). Het gebouw voorziet twee klassen met middenin het schoolhuis en zou naar verluidt ook dienst kunnen doen als Protestantse tempel. Later wordt dit gebouw gebruikt als weefschool en als brandweerarsenaal. In 1869 is het schoolgebouw reeds aan vernieuwing toe en op een aanpalend stuk grond wordt door provinciaal architect Pierre Nicolas Croquison uit Kortrijk een volledig nieuwe school met twee klassen en een schoolhuis gebouwd. Een werkschool van Therese Vandewynckele en Anna Caron in de Kloosterstraat bestaat reeds in 1823 en kadert in de bestrijding van de armoede. De school wordt ondersteund door de geestelijke overheid en in 1842 heringericht als kantwerkschool door pastoor J. Vanden Berghe. Met de komst van de zusters Maricolen van Staden versmelt de kantschool met het klooster. Een andere grote kantwerkschool op de Vuilpanne wordt reeds in 1844 uitgebaat door Victorine De Beuckelaere en een kleiner werkschooltje Kesteloot bevindt zich tot 1861 in de kleine huisje ten noordwest op het Dorpsplein. De kantschool in de Kloosterstraat wordt door de gemeente aangepast tot erkende school volgens de schoolwet uit 1842.
Tijdens de schoolstrijd (1879-1884) doen de zusters maricolen vrijwillig afstand van hun school in de Kloosterstraat en wordt het gemeentelijk onderwijs geboycot. De school raakt snel overbevolkt en de gemeenteschool loopt leeg. In juni 1884 wordt de vrije school in de Kloosterstraat opnieuw aangenomen door de gemeente en nemen de maricolen opnieuw het bestuur waar. Vanaf 1885 wordt de vrije lagere basisschool gesplitst. De meisjes en kleuters blijven in de Kloosterstraat, de jongens betrekken de leegstaande gemeenteschool. In 1900 wordt de jongensschool echter opnieuw een gemeentelijke school.
In 1817 worden de gemeentegrenzen officieel vastgelegd en kadastraal opgesplitst in secties Noordhoek, Centrum, Meulecouter en Kortekeer. In 1840 herwerkt tot secties A, B en C met aanduiding van elf wijken: Noordhoek, Plaats, Haaihoek, Vuilpanne, Kortekeer, Mosselmarkt, Drogenbroodstraat, Padderij, Pompoene, Moerbos en Spinnepijpe.
Doorheen de geschiedenis kent Koolskamp zeker vijf windmolens: waaronder de bovenvermelde "Ayshovemolen", die wordt verwoest in 1453, de "Plaatsemolen" in de Molenstraat. Omstreeks 1786 laat Jan David aan de zuidzijde van de Lichterveldsestraat (ter hoogte nummer 99) aan de Hoogakkers een oliewindmolen bouwen, later gekend als "Seynhaeve's molen", de "Vuylpannemolen" lag aan de noordzijde van de weg en wordt circa 1795 gebouwd door Francis of Jerome Callewaert, in 1827 krijgt Johan Van Canneyt toelating tot het oprichten van de "Canneytsmolen" langs de Tieltsestraat (zie Molenwegel).
In 1831 sticht burgemeester Amandus de Mûelenaere naast zijn 'kasteeltje' een brouwerij in de Zwevezeelsestraat (ter hoogte van nummer 76).
Bij gebrek aan een gemeentehuis gaan de gemeenteraadszittingen door in herbergen of privéwoningen. Aanvankelijk wordt het Gildhof gebruikt, nadien bij Guillaume Van Craeynest (in 1819) en later in de herberg "Het Dorpshuis" bij Felix Demeulenaere in de Kloosterstraat. In 1831 wordt een voutekamer gehuurd in café "Sint Maerten" in de Gemeentehuisstraat en dit blijft het gemeentehuis tot in 1953 wanneer de brouwerswoning van Palmer Schotte (Kloosterstraat) door de gemeente wordt aangekocht.
20ste eeuw
In het begin van de 20ste eeuw kent het dorp nog geen industrie. De plaatselijke bevolking was voornamelijk tewerkgesteld in de landbouw. In 1913 worden een stoomweverij en -blekerij opgericht, later zullen ze fusioneren en uitgroeien tot "Blekerij de Kortekeer". In 1935 wordt de stoomkracht vervangen door elektriciteit. Het bedrijf sluit haar deuren in 2006 en wordt in 2009 failliet verklaard.
In 1904 wordt een eerste telefoon in het gemeentehuis geplaatst, ook komt er een gasleiding onder meer voor de straatverlichting.
Vier gevluchte Franse zusters van de Heilige Kindsheid van Sainte-Colombe-lez-Sens vinden in 1904-1905 een onderkomen in het voormalige landhuis van de familie de Mûelenaere in de Zwevezeelsestraat (nummer 76). Nadien verhuizen ze naar de Kaaistraat in Ardooie. Omstreeks 1975 wordt dit landhuis en de oude brouwerij afgebroken en in 1976 vervangen door het "huis Jerusalem", de huidige landelijke villa die jarenlang dienst doet als buitenverblijf voor de grauwe zusters uit Roeselare.
In 1908 wordt de nog steeds bestaande wielerwedstrijd voor profrenners "Kampioenschap van Vlaanderen" voor het eerst verreden (zie Dorpsplein gedenkteken). In de oorlogsjaren 1914-1918 en 1939-1940 gaat de wedstrijd niet door en in 1941 wordt het kampioenschap in Desselgem verreden. Na de Eerste Wereldoorlog raakt de kermiskoers omwille van haar naam verbonden aan de Vlaamse ontvoogdingsstrijd en komt terecht in woelig politiek vaarwater. Het zou tot de jaren 1960 duren eer de gevoeligheden temperen.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog ligt Koolskamp in Duits "Etappengebiet", een zone met een militair bestuur omwille van haar strategisch belang achter het front. De gemeenteschool doet tijdens de oorlog dienst als militair hospitaal en nadien zes jaar als noodkerk. De kerktoren en Plaatsmolen worden ingenomen en als uitkijkpost gebruikt. Op 16 oktober 1918 worden ze door de terugtrekkende Duitsers gedynamiteerd. De ganse kerk stort in behalve de nieuwe westgevel uit 1893. De houten staakmolen op een torenkot brandt af. De molen wordt niet heropgebouwd, enkel de muren van het torenkot blijven in ruïneuze toestand bewaard (zie Molenstraat). Ook twee huisjes vlak naast het kerkhof raken beschadigd maar worden niet heropgebouwd na de oorlog. De Zwevezeelsestraat wordt op twee plaatsen opgeblazen waarbij enkele burgerslachtoffers vallen. Op 17 oktober 1918 wordt het dorp door de Fransen bevrijd.
Op 26 juni 1924 wordt de nieuwe kerk, naar ontwerp van architect Louis Verstraete uit Izegem in gebruik genomen. Pas op 23 september 1935 wordt de kerk geconsacreerd door Monseigneur Lamiroy. De wederopbouw gebeurd naar het vooroorlogs model, namelijk een gotische kerk met een ingebouwde romaanse toren. Het omliggende kerkhof wordt verplaatst naar de Tieltsestraat.
In de Ardooisestraat wordt een Amerikaanse legerbarak ingericht als zaal van de Vlaams nationalistische toneelkring Kerlinga en de Vlaamse Boekenhalle Kerlinga. Na de bevrijding in 1944 brandt dit gebouw af. Binnen de dorpspolitiek zou de oprichting van de vereniging Vlaams Oud-Strijders en de Vlaams nationale radicalisering tot na de Tweede Wereldoorlog voor spanningen zorgen. Een laatste kantwerkschool hervat haar werkzaamheid na de Eerste Wereldoorlog maar moet al snel definitief sluiten in 1920. Kunstmatige vlasroterijen kennen een snelle groei na de Eerste Wereldoorlog maar staan er sinds het eind van de jaren 1960 werkloos bij. Ook de bloei van de cichoreiteelt kent in de jaren 1950 een abrupt einde. Tijdens de Eerste Wereldoorlog zijn er zestien asten, in 1941 nog maar negen. Deze landbouwtak valt uiteindelijk rond 1950 volledig stil. Het vlasbedrijf van Richard Haspeslagh weet zich te heroriënteren in de verwerking van diepvriesgroenten. De groenteverwerkende bedrijven "Dujardin Foods N.V." en "Unifrost N.V." kent een grote expansie in de laatste decennia. In 1954 richt Jozef Danis een eenmanszaak in granen en veevoeders op. Door de opkomst van de mestvarkenbedrijven kan de firma "Danis N.V." uitgroeien tot een van de grootste Belgische meelproducenten en Europa’s grootste industriële varkenshouderij. Het verbouwen en verwerken van graangewassen, cichorei, vlas en aardappelen gaat dus achteruit ten voordele van groenteteelt en -verwerking en de intensieve veeteelt.
Onder het burgemeesterschap van brouwer Palmer Schotte (1921-1945) worden heel wat infrastructuurwerken uitgevoerd. In 1923 wordt op het Dorpsplein een waterput geboord om de bevolking in droge zomers te voorzien van water.
In 1926 wordt het oorlogsgedenkteken aan de kerk naar ontwerp van War Van Asten ingehuldigd (Dorpsplein). De rijksweg Pittem-Lichtervelde (N35) wordt in 1931-1932 heraangelegd met voetpaden en riolen. In 1937 en 1938 worden respectievelijk de Ardooisestraat en de Zwevezeelsestraat volledig vernieuwd en genivelleerd en voorzien van een fietspad.
De gemeenteschool wordt in 1936 uitgebreid met een klaslokaal aan noordzijde van de speelplaats naar ontwerp van Louis Verstraete uit Izegem. Ook de katholieke meisjesschool Kloosterstraat breidt uit. Aan de overkant van het klooster worden achter de huizen Kloosterstraat nummers 1 en 3 in 1927 twee kleuterklassen gebouwd, in 1955 omgebouwd tot schildersmagazijn (thans een deel van Gemeentehuisstraat nummer 4). In 1953 bouwt men een nieuw schoolgebouw met acht klassen op de plaats waar voordien de brouwerij van burgemeester Schotte stond. In 1972 komt het bestuur in handen van de zusters van de Heilige Kindsheid uit Ardooie. De laatste zuster verlaat het klooster in 1993. In 1976 wordt in de Klaverstraat de eerste steen gelegd van nieuwe gebouwen voor een gemeenteschool. In 2007 sluit deze school haar deuren.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn er herhaalde luchtbombardementen. Bij een Amerikaans bombardement op 20 juni 1944 worden 550 bommen gelost aan de grens met Egem (Pittem). De wonderbare bescherming van 72 biddende mensen nabij de Heilig Hartkapel in de Kapellestraat is de drijfveer voor een devotie bij het bomkapel (bij nummer 31).
De bevrijding gebeurd op 8 september 1944. ’s Morgens vertrekken de Duitsers zonder slag of stoot en rond 14 uur trekken Poolse tanks het dorp binnen.
In 1953 krijgt Koolskamp een eigen gemeentehuis in de voormalige woning van burgemeester Palmer Schotte in de Kloosterstraat. Ook wordt de elektriciteitsdistributie over het volledige grondgebied doorgetrokken.
De praalgraven van de heren van Lichtervelde in de kerk (Dorpsplein nr. 27) worden beschermd als monument in 1951 (K.B. 09/02/1951).
In 1952 wordt de tramlijn Ardooie-Zwevezele, via Ardooisestraat - Oude Ardooisestraat - Zwevezeelsestraat, afgeschaft. In 1953 kent het dorp een vijftigtal herbergen.
In 1961 bouwde men het parochiale centrum "Het Zonneke" in de Ardooisestraat, vandaag dient het als gemeentelijk cultuurcentrum en het huidige gebouw dateert uit 2004.
Bij een herschikking van de dekenijen in 1966 wordt de parochie Koolskamp bij de dekenij Lichtervelde gevoegd. Sinds 2000 behoort de parochie opnieuw bij het decanaat Roeselare, federatie Ardooie. Sinds 2003 behoren de parochies Sint-Martinus (Koolskamp), Ardooie, Beveren, De Tassche en Onze-Lieve-Vrouw Roeselare tot de "parochiefederatie Sint-Germanus" van het decanaat Roeselare.
Het dorp kent in de 20ste eeuw een lichte bevolkingachteruitgang. In 1976 worden er 32 sociale woningen opgetrokken in het "Heuvelhof" en 15 bejaardenwoningen "Zonneweelde" (Walstraat). Dit om de toenemende ontvolking te stoppen en de toenemende vergrijzing het hoofd te bieden.
Op 1 januari 1977 fusioneert Koolskamp en haar 2108 inwoners met Ardooie, alle administratieve functies verhuizen naar de hoofdgemeente Ardooie.
In de laatste decennia kent het dorp nog enkele ingrijpende veranderingen. De ingebruikname van de autosnelweg Kortrijk-Brugge (A17/E403) start in 1982 tussen Lichtervelde-Roeselare, het traject Ruddervoorde-Lichtervelde volgt een jaar later.
Verschillende historische gebouwen in het dorpscentrum zijn de laatste jaren afgebroken: in 1995 de eerste gemeenteschool in de Lichterveldsestraat en de onderwijzerswoning van de tweede gemeenteschool (nr. 26), in 2002 de pastorie in de Lichterveldsestraat, in 2004 het voormalig gemeentehuis in de Kloosterstraat evenals de naastgelegen brouwerijgebouwen.
In 2002 wordt een nieuwe watertoren in dienst genomen, die instaat voor de watervoorziening van de gemeenten Ardooie, Pittem en Tielt.
RUIMTELIJKE STRUCTUUR EN BOUWKUNDIG ERFGOED
Zuidoost gesitueerde historische dorpskern met Dorpsplein, aansluiting gevend op de uitwaaierende centrumstraten Steenstraat, Gemeentehuisstraat, Ardooisestraat, aan zuidzijde geflankeerd door de steenweg Lichterveldsestraat - Kloosterstraat. Centraal gelegen heropgebouwde gotische Sint-Martinuskerk met *praalgraven van de heren van Lichtervelde.
Invalswegen met lintbebouwing: Oude Lichterveldsestraat, Zwevezeelsestraat, Tieltsestraat, Ardooisestraat. Aangevuld met woonwijken uit tweede helft 20ste eeuw aan de noord- en westzijde van de dorpskern. Kleinere bewoningskernen, onder meer Kortekeer, op de grens met Beveren (Roeselare).
Basisbebouwing gevormd door heterogene rijbebouwing uit de 19de en eerste helft van de 20ste eeuw, geconcentreerd in de dorpskern en langs de invalswegen. Dorpswoningen van één bouwlaag in donkerrode baksteenbouw, al dan niet geschilderd of gepleisterd, eind 19de - begin 20ste eeuw, onder meer Ardooisestraat, Lichterveldsestraat, aan de zuidzijde van het Dorpsplein en in het omringende landelijk gebied, vaak met een verleden als herberg/ café. Onder meer een dorpswoning uit 1828 (Egemstraat). Laatclassicistische woningen, onder meer een burgerwoning uit 1836 op de hoek Kloosterstraat - Oude Ardooisestraat; een molenaarswoning uit 1837 langs de Lichterveldsestraat. Neoclassicistische bebouwing met bakstenen of gepleisterde lijstgevels, eind 19de - begin 20ste eeuw, voornamelijk nabij de dorpskern: Ardooisestraat, Dorpsplein, Tieltsestraat, Zwevezeelsestraat. Voorbeelden van neo-Vlaamse renaissance in de notariswoning David, cottage-invloed in de woning De Vriese (hoek Tieltsestraat - Oude Ardooisestraat).
Tijdens het interbellum worden traditionele interbellumwoningen opgetrokken, veelal bakstenen volumes van een of twee bouwlagen onder zadeldak, vaak voorzien van siercementering of banden in gekleurde baksteen, voornamelijk langs de invalswegen. Tevens baksteenarchitectuur met licht historiserende inslag. Kwalitatieve naoorlogse architectuur met woning Buyck uit 1978, naar ontwerp van architect Paul Felix.
Omringend agrarisch gebied, doorkruist door landelijke wegen, uitwaaierend vanaf de dorpskern.
Verspreide nog in bedrijf zijnde hoeves met voornamelijk 19de-eeuws gebouwenbestand, waarvan het boerenhuis soms met 18de-eeuwse of oudere kern, maar ook vaak met vernieuwd of verbouwd boerenhuis. In de 19de en 20ste eeuw worden ook nieuwe hoeves opgericht, soms op oudere sites. Verspreid over het landelijk gebied verschijnen in de loop van de 19de eeuw kleine landarbeiderswoningen. Hoevebouw met streekeigen kenmerken, sporadisch met bewaarde boomgaard: losstaande voornamelijk 19de-eeuwse volumes in donkerrode baksteenbouw onder zadeldaken, in L- of U-vormige constellatie. Boerenhuizen soms met witgekalkte erfgevel, vaak voorzien van aansluitende stal en/of opkamer. Bestaande hoeves zijn veelal uitgebreid met recente nutsgebouwen in functie van de uitbating. Oudere sites onder meer hoeves "Goed te Spiere", "Kasteelgoed", "Ayshovegoed", "Noord Winkelhof".
Het 19de-eeuwse torenkot van de Plaatsemolen is het enige bewaarde windmolenrestant.
In het landelijk gebied komen een drietal leegstaande cichorei-asten voor, als getuigen van een verloren gegane agrarische industrie, uit de jaren 1860-1870 en het begin van de 20ste eeuw. Maalderij opklimmend tot 19de eeuw, op de hoek van de Lichterveldsestraat / Oude Heirweg. Overige restanten van industriële activiteiten in de voormalige brouwerij Sint-Arnoldus uit 1909, de vlasfabriek Claerhout, fabrieksgebouwen blekerij "De Kortekeer" uit het interbellum.
Verspreid over het hele grondgebied komen 19de- en 20ste-eeuwse kapellen voor, in diverse groottes en bouwstijlen. Eveneens nog talrijke voornamelijk 19de-eeuwse wegkruisen.
Bron: SANTY P. & BOONE B., met medewerking van CALLAERT G. 2010: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Ardooie, deelgemeente Koolskamp, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL44, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Santy, Pieter; Boone, Benjamin
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Voor meer informatie over het geslacht van Elslande en de gemeente Koolskamp zie: https://sites.google.com/site/genealogievanelslande/.
Is deel van
Ardooie
Omvat
Alidor Lamotestraat
Omvat
Ardooisestraat
Omvat
Braambessenstraat
Omvat
Capucijnestraat
Omvat
Consciencestraat
Omvat
Diksmuidse Boterweg
Omvat
Dorpsplein
Omvat
Drogenbroodstraat
Omvat
Egemsestraat
Omvat
Gemeentehuisstraat
Omvat
Holdestraat
Omvat
Hondsklinkstraat
Omvat
Hoog-Wielkestraat
Omvat
Hoogakkerstraat
Omvat
Jostraat
Omvat
Kapellestraat
Omvat
Klaverstraat
Omvat
Kloosterstraat
Omvat
Kortekeerstraat
Omvat
Kwadestraat
Omvat
Laagstraat
Omvat
Lavendelstraat
Omvat
Lichterveldsestraat
Omvat
M. Maertensstraat
Omvat
Meiboomstraat
Omvat
Molenstraat
Omvat
Molenwegel
Omvat
Moskostraat
Omvat
Neerwielkestraat
Omvat
Oude Ardooisestraat
Omvat
Oude Heirweg
Omvat
Oude Jostraat
Omvat
Oude Zwevezeelsestraat
Omvat
Padderijstraat
Omvat
Padderijwegel
Omvat
Pompoenstraat
Omvat
Rodenbachstraat
Omvat
Sint-Maartensstraat
Omvat
Steenstraat
Omvat
Tieltsestraat
Omvat
Walstraat
Omvat
Wetveestraat
Omvat
Zwevezeelsestraat
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Koolskamp [online], https://id.erfgoed.net/themas/15534 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.