De Verviersstraat is een korte, rechte straat gelegen op het Zuid tussen de De Gerlachekaai en de Waalsekaai. De straat ligt midden in het eind-19de-eeuwse havengebied: zowel de Scheldekaaien als de Zuiderdokken aan de Waalsekaai werden in het vierde kwart van de 19de eeuw aangelegd. Tegelijkertijd werd de nieuwe wijk Het Zuid aangelegd; de Verviersstraat maakt deel uit van het verkavelingsplan dat rond 1875 voor deze wijk werd opgemaakt. Verschillende straten in de buurt van de Zuiderdokken en van het voormalige Zuidstation werden genoemd naar een Belgische stad die in die tijd omwille van economische redenen belangrijk was voor de Antwerpse haven. Verviers was in de 19de eeuw een belangrijk centrum voor de textielindustrie.
Omwille van de ligging centraal in de haven, werden in de Verviersstraat vooral magazijnen en werkplaatsen opgericht. De oorspronkelijke bebouwing bestond uit begin-20ste-eeuwse magazijnen van één tot vier bouwlagen onder platte daken of met zaagtanddaken. Typisch voor de buurt rond de Zuiderdokken is de combinatie van nijverheidsfuncties met woonfunctie: op de verdiepingen van de voorbouw werden kleine appartementen ingericht die voornamelijk werden verhuurd aan mensen die in de haven werkten. In de Verviersstraat kregen de gebouwen vooral rode of gele bakstenen lijstgevels. Van deze bebouwing blijft maar één voorbeeld over, een pakhuis van rond 1908 op nummers 11-15. Alle andere bebouwing werd door eind-20ste- of begin-21ste-eeuwse flatgebouwen vervangen. De zuidkant van de straat wordt volledig ingenomen door het immense kantoorgebouw "Belgica", dat het volledige bouwblok tussen de Schaliënstraat en de Verviersstraat inneemt. Het hoofdkantoor van de Compagnie Maritime Belge werd in 1990 gebouwd naar ontwerp van architect M. Jaspers. De inplanting van dit kantoorgebouw was één van de eerste grote investeringen die zorgden voor de heropleving van het Zuid op het einde van de 20ste eeuw.
- VAN HOUTTE A. 2001: Architectuur langs de waterkant: een wandeling van de Royerssluis tot aan het Zuid, Antwerpsche Tydinghen, 2, 95-102.