Noord-zuid-georiënteerde gewestweg die de steden Brugge en Kortrijk verbindt en Egem in het westen van de gemeente doorkruist. In 1622 vermeld als "De Her Strate van Brugghe nar Cortryck" en als "Ouden Cortryckschen Heer Wegh", in 1725 als "Den Heerewegh loopende van Brugghe naer Cortryck". In de Atlas der Buurtwegen (1845) omschreven als "Route de Bruges à Courtrai". De verbindingsweg tussen Kortrijk en Brugge, minimaal teruggaand tot de middeleeuwen, mogelijk zelfs tot de Romeinse periode, was door zijn slechte staat naargelang de weersomstandigheden regelmatig onbruikbaar. In 1750 werd na een jarenlange procedurestrijd een octrooi verleend voor de aanleg van een steenweg Brugge-Kortrijk. De kronkelende landweg werd aldus rechtgetrokken en versteend, het tracé hier en daar enkele meters verlegd, zoals in Egem waar de nieuwe weg ten zuiden van Egemkapelle meer naar het oosten werd aangelegd. De nieuwe verbindingsweg had een breedte van 4,5 m en bestond uit een kasseistrook, met aan beide zijden een aarden "zomerweg" met bomenrij en gracht. Langs de verkeersader vond een druk handels-, post- en reizigersvervoer plaats waardoor het kleine dorp Egem uit zijn isolement trad.
In de 20ste eeuw werden herhaaldelijk werken uitgevoerd om de steenweg aan het drukker wordend verkeer aan te passen. Voor de Eerste Wereldoorlog (1905-1906) werd een fietspad aangelegd op de zomerweg vanaf Ruddervoorde tot in Pittem, op Egemkapelle werd de weg in 1911 verbreed en de huizen die de nieuwe rooilijn niet respecteerden, afgebroken, in 1913 werd de weg van Steenbrugge tot in Pittem tot vijf meter verbreed en in het midden voorzien van een "automobielbaan" van drie meter. Het straatdeel tussen Egemkapelle en Zwevezele werd met beton bedekt, het deel vanaf Egemkapelle tot aan Pittem enige tijd later (circa 1965) met tarmac.
Op de heerlijkheid Padderie ten westen van de Brugsesteenweg, wordt in 1641-1642 door Niklaas de Lepelaere, molenaar te Koolskamp, een eerste molen op Egems grondgebied opgetrokken, een korenwindmolen gekend als de "Lepelkotmolen". In 1657 wordt door kasteelheer Antoon Gabriël I del Rio een kapel voor Onze-Lieve-Vrouw Boodschap gebouwd op de hoek van de Brugsesteenweg met de Kasteeldreef, waar al sinds 1638 een boomkapelletje voor Onze-Lieve-Vrouw vereerd wordt. De oprichting van de kapel vormt de impuls tot het ontstaan van het gehucht "Egemkapelle", en hoewel de kapel reeds in 1766 werd afgebroken bleef het gehucht langs de Brugsesteenweg zich verder ontwikkelen. In het begin van de 18de eeuw werd het gehucht weergegeven als een concentratie van enkele woningen aan west- en noordzijde van de kapel langs een voor de rest vrijwel onbebouwde Brugsesteenweg en Kasteeldreef, zie landboek van Egem (1725). "Het Zwaantje", de oudste herberg van Egem, gelegen bij het kruispunt van de Vliegveldweg, voor het eerst vermeld in 1503, in 1637 ook ingericht als brouwerij, werd voor 1729 opgedoekt, vermoedelijk als gevolg van de concurrentie van nieuwe herbergen opgericht te Egemkapelle. Het gehucht telde op zijn hoogtepunt niet minder dan dertien herbergen, onder meer "De Hert" circa 1670 door Joos Dujardin gebouwd als herberg en afspanning voor reizigers en nog als cabaret vermeld in 1850 (zie nummer 220). Gedurende het grootste deel van de 19de en het begin van de 20ste eeuw was aan noordzijde van het kruispunt met de Nieuw Egemseweg herberg de "Bruipot" of "Brijpot" gelegen.
In het laatste kwart van de 18de eeuw en de eerste helft van de 19de eeuw werden naast de bestaande "Lepelkotmolen" nog twee molens bijgebouwd, aan oostzijde van de Brugsesteenweg: de "Bergmolen" en de "Kapellemolen". In 1772 liet burgemeester Gijzelbrecht Muylaert, landbouwer op het neerhof bij het kasteel, een oliewindmolen oprichten ten zuiden van het gehucht Egemkapelle. De molen was op het einde van de 18de eeuw reeds uitgerust om ook graan te malen. In 1775 werd naast de bestaande "scheure, stallen, hovekot" en "oliekeldere" ook een nieuw huis met winkel bijgebouwd, in de eerste decennia van de 19de eeuw een bijhorende bakkerij. De molen, "Muylaert's molen" of "Bergmolen" genoemd, werd circa 1870 afgebroken. In 1837 werd de eerste stenen molen op Egems grondgebied opgetrokken, een "koornoliemolen" ten noorden van de Kasteeldreef, in de volksmond gekend als de "Kapellemolen". In 1905 werd er een stoommachine geïnstalleerd, maar reeds in 1913 werd de in onbruik geraakte molen ontmanteld en in 1918 bij de aftocht van de Duitsers vernield.
De site van de "Lepelkotmolen" daarentegen werd rond de eeuwwisseling van de 19de naar de 20ste eeuw door Henri Ampe uitgebouwd tot een steenbakkerij die in de 20ste eeuw één van de belangrijkste bedrijven van de gemeente werd (zie nummer 170-172). Rond 1900 ontstond op het kruispunt van de Brugsesteenweg met de Kasteeldreef een bedrijf (Heyndrickx, zie Kasteeldreef) dat met de verkoop van naaimachines zou uitgroeien tot één van de meest toonaangevende handelszaken van de gemeente in de 20ste eeuw. In de jaren 1990 of het begin van de 20ste eeuw werd een kruisbeeld uit 1910 verwijderd dat de toegang tot het kasteeldomein (zie Kasteeldreef) vanaf de Brugsesteenweg markeerde. Het rijkelijk uitgewerkt kruisbeeld begeleid door toegangspalen tot het domein dateerde uit 1910 en werd gekenmerkt door een beschilderd Christusbeeld, aangebracht tegen een houten kruis en achterwand onder dito zadeldakje. Het was voorzien van een sierlijk smeedijzeren voetstuk en geplaatst op een hoge bakstenen sokkel met boognissen.
Steenweg met heterogene bebouwing, voornamelijk met woonfunctie, tevens enige agrarische, commerciële en industriële activiteit. Rijbebouwing van vooral woningen op Egemkapelle, verder uitlopend in open bebouwing van eengezinswoningen in tuin. Lintbebouwing van enkele bedrijven en loodsen aan noordoostzijde van de straat, ten zuidwesten weverij "Jules Clarysse nv", deels op Pittem gelegen. Enkel verspreide hoeves en boerenarbeiderswoningen. Aan noordwestzijde van de straat strekt zich een kleigroeve uit (zie nummer 170-172). "Kunstgalerij De Kleigroeve" bij nummer 230.
Een foto van Egemkapelle van voor de Eerste Wereldoorlog toont een cluster van bebouwing aan beide zijden van de straat. Met uitzondering van nummers 202-206 (zie aldaar) in de loop van de 20ste eeuw alle verbouwd of vervangen door en verder aangevuld met nieuwbouw. Nummer 210, oudere eenlaagswoning met verbouwde gevel uit het derde kwart van de 20ste eeuw. Nummer 185, eenlaagse interbellumwoning onder mansardedak, gecementeerde zijgevel voorzien van voegimitatie, nieuw gevelparement. Enkele gedifferentieerde woningen uit de jaren 1940 en 1950. Nummer 200, woning onder haakse zadeldaken. Oranjerode gevel met rechte muuropeningen onder beschilderde betonlatei met consolemotief, onder topgevel voorzien van bebording. Terugspringende deurtravee, ingebouwd geraakt door aanbouw zuidelijk volume. Deels bewaard houtwerk. Nummers 195 en 189 bestaande uit twee bouwlagen onder schilddak, gele langwerpige parementsteen bij nummer 189 en rode bij nummer 195 (vernieuwde pui). Nummer 189, gebouwd naar een ontwerp uit 1941 van architect Cyriel Debusschere uit Wingene. Hoekpand met afgeschuinde hoektravee, licht uitspringende bovenbouw, licht verdiepte deur onder luifel en bovenlicht, bekroond door oculus in de bovenverdieping. Gemarkeerde uitspringende lateien in de tweede bouwlaag. Nieuw houtwerk. Nummer 195, in 1951 gebouwd door de handelaarsfamilie Devrieze. Haaks op de straat ingeplant volume met rechthoekige, door streks baksteenmetselwerk omlijste vensteropeningen, rondboogvormige deuropening, pui met afgeronde hoek ten zuiden. Ronde uitbouw van één bouwlaag aan noordzijde. Bewaard houtwerk.
Rest van de straat vooral gekenmerkt door vrijstaande eengezinswoningen. Enkele eenlaagswoningen uit de eerste decennia van de 20ste eeuw, mogelijk op oudere site, aan zuidoostzijde van de straat. Roodbakstenen huizen onder zadeldak met getoogde muuropeningen, nummer 163 haaks en nummer 165 schuin op de weg gesitueerd, bijhorend schuurtje bij nummer 163 en stalletje bij nummer 165. Nummer 165 vermoedelijk verbouwing van ouder volume, zie donkerrode bakstenen zijgevel, schoorsteen en aanpalend ouder volume met witgekalkte gevel op gepekte plint.
Bebouwing echter hoofdzakelijk daterend uit het derde en vierde kwart van de 20ste eeuw, onder meer nummer 178, in 1954 gebouwd door Oscar Ampe-De Brabandere, eigenaar van de nabijgelegen steenbakkerij en in 1972 met een platte aanbouw aan noordzijde uitgebreid, in opdracht van J.H. Ampe (zie nummers 166, 170-172). In de 19de eeuw stond hier het huisje "De Munte", dat tevens onderdak bood aan een herberg en winkeltje. De woning werd in 1917 door de Duitsers afgebroken.
Bron: DEVOOGHT K. & SANTY P. 2010: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Pittem met deelgemeente Egem, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL49, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Santy, Pieter; Devooght, Kristien
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Omvat
Architectenwoning Naert
Omvat
Boerenarbeiderswoning
Omvat
Dorpswoning
Omvat
Dorpswoning
Omvat
Hoeve
Omvat
Hoeve
Omvat
Kleine villa
Omvat
Stadswoning
Omvat
Steenbakkerij Ampe
Omvat
Wegkruis
Is deel van
Egem
Is gerelateerd aan
Brugsesteenweg (Pittem)
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Brugsesteenweg (Egem) [online], https://id.erfgoed.net/themas/16117 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.