De Distelstraat loopt van de Patijntjestraat tot aan het kruispunt met de Rijsenberg- en Aaigemstraat en is gelegen in de vroegere Sint-Pieters-Aaigemwijk. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd de Leie rechtgetrokken tussen het Patijntje en de kort voordien aangelegde Koning Albertbrug. Een aantal nieuwe straten waaronder de Sportstraat, Handbalstraat, Tennisbaanstraat, Distelstraat en Duifhuisstraat werden afgelijnd na de Eerste Wereldoorlog en doorkruisen of verbinden reeds bestaande vroegere buurtwegen (onder meer de Patijntjestraat, Aaigemstraat en Rijsenbergstraat).

De rooilijnen van de Distelstraat zijn vastgelegd volgens Koninklijk Besluit van 11 december 1933. De meerderheid van de huidige bebouwing is te dateren tussen 1934 en 1937, met een overgrote meerderheid van de bouwaanvragen in 1934-1935. De straat vertoont dan ook een vrij homogeen geheel van typische, middelgrote rijhuizen in een eenvoudige, modernistische, zakelijke baksteenarchitectuur van twee traveeën breed en twee of drie bouwlagen hoog, met verspringende kroonlijsten en gedekt met een zadel- of plat dak. Eveneens kenmerkend zijn de markerende erkers en brede rechthoekige vensters. Voorbeelden zijn nummer 18 (architecten Henri en Raymond Vaerwyck, 1934), nummer 21 (architect André Claessens, 1934), nummer 22-24-26 (aannemer B. Hoste, 1934), nummer 31 en nummer 41 (architect Jan-Albert De Bondt, 1935), nummer 39 (architect Charles E. Frère, 1935), nummer 54 (architect A. Meuleman, 1935) en nummer 57 (architect Julien Waldack, 1935).

Verschillende gevels zijn gesigneerd en/of gedateerd waaronder Distelstraat nummer 2-6 (architect Ernest Snoeck, 1935), nummer 9 (architect Maurice Fetu, 1934), nummer 15 (architect Félicien Bilsen, 1934), nummer 20 (architect Armand Liebert, 1937), nummer 25 (architect Armand De Buck, 1935), nummer 28-30 (architect Frans Meirlé, 1935), nummer 32 en 34 (architect Fernand De Vleeschouder, 1935), nummer 33-35-37 (architect Emile De Nil, 1935) nummer 44 en 46 (architect René De Keyser, 1935 en 1936), nummer 48 (architect J. H. Roelant, 1935), nummer 49 (architect Jean Bauwens, 1935) en nummer 51 (architect Guillaume Gyselinck, 1938) en nummer 60-70 (architect Jean Marie Joris, 1935).

Kenmerkend is de bijzondere aandacht voor hoekoplossingen. Aan de zijde van de Patijntjestraat worden de hoeken ingevuld met twee panden met commerciële ruimtes op de begane grond en bijhorende woongelegenheden. Nummer 1 (architect Richard De Weirdt, 1935) en nummer 4 en 6 (architect Ernest Snoeck, 1935) hebben beide een afgekante hoektravee waarin zich de toegang tot respectievelijk de bakkerij en de winkel bevinden. Een andere opvallend hoekpand bevindt zich op de hoek van de Distelstraat en de Rijsenbergstraat. Distelstraat 60-70 werd volgens een bouwaanvraag van 1935 ontworpen door architect Jean Marie Joris in een zakelijke stijl als appartementsgebouw. Een andere meergezinswoning bevindt zich in het midden van de straat, nummer 28-30, volgens de bouwaanvraag van 1935 gebouwd naar ontwerp van architect Frans Meirlé. Het pand omvatte volgens bouwplan drie wooneenheden met een opslagplaats en twee garages.