Lange tijd vormde het straatgehucht Veeweide, gelegen ten zuidoosten van de dorpskern, een besloten gemeenschap die op een gegeven ogenblik zelfs meer zielen telde dan de rest van het dorp; de inwoners waren vooral kleinere boeren en dagloners. Op de Ferrariskaart (1770-1778) wordt de omgeving aangeduid als 'H(ame)au Neer Duysbourgh' omwille van de ligging in de vallei in tegenstelling tot het dorpscentrum dat op de hoogvlakte gelegen was. De naam Veeweide is te danken aan de aanwezigheid van een gemeenschappelijke weide waarvoor de inwoners cijns moesten betalen aan de hertog van Brabant. In de 18de eeuw was de weide nog ongeveer 1 ha groot.
Vandaag wordt de straat gemarkeerd door een heterogene basisbebouwing met verspreid nog een aantal bewaarde serres: een aantal met houten spant bij de nummers 22 en 42. De nummers 19 en 65 zijn respectievelijk een vrij gaaf bewaarde dorpswoning en een boerenburgerhuis met een karakteristieke cementbepleistering uit de eerste helft van de 20ste eeuw, waarbij vooral aandacht wordt besteed aan de decoratief uitgewerkte omlijstingen van de muuropeningen; nummer 50 is een eenvoudige, doch aangepaste serristenwoning van de tweede generatie (interbellum).
- Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden voor Zijn Koninklijke Hoogheid de Hertog Karel Alexander van Lotharingen, Jozef Jean François de Ferraris, Koninklijke Bibliotheek van België, uitgegeven in 1770-1778, schaal 1:11.520 herleid naar 1:25.000.
- BRUYNDONCKX A. & WYNANTS M. 2000: Vier wandelingen in Tervuren, Tervuren, 16.