Inhoudelijk thema

Franse militaire begraafplaatsen en ereperken

ID
17276
URI
https://id.erfgoed.net/themas/17276

Beschrijving

In Vlaanderen zijn er twee Franse militaire begraafplaatsen en één massagraf terug te vinden, met doden uit de Eerste Wereldoorlog. Op andere begraafplaatsen zijn er ook militaire ereperken voor Franse doden terug te vinden. Ze worden beheerd door de Franse ambassade in Brussel.

Historiek

Aan het begin van de Eerste Wereldoorlog werden Franse militairen doorgaans begraven in massagraven van maximaal 100 personen, terwijl officieren een apart graf kregen. Maar door de oorlogssituatie werden militairen meer en meer individueel begraven. Aan het front begonnen de soldaten immers zelf individuele graven aan te leggen en te versieren. Bij medische hulpposten ontstonden kleine begraafplaatsen, waar de militairen, die op verschillende tijdstippen stierven, afzonderlijk begraven werden. Vanaf 29 december 1915 was uiteindelijk een Franse wet van kracht, waarbij het principe van een individueel en eeuwig graf per persoon gold.

Onder druk van de publieke opinie liet de Franse regering in 1920 toe dat de Franse doden gerepatrieerd werden. Deze repatriëring gebeurde op kosten van de nabestaanden, die wel een treinticket konden krijgen om de ontgraving bij te wonen. Indien het graf van een familielid ter plaatse bleef, kon de familie eenmaal per jaar op kosten van de staat een pelgrimstocht ondernemen naar het graf.

Daar vele Franse begraafplaatsen door de mogelijkheid tot repatriëring bijna ‘leeg’ kwamen te staan, of enkel nog onbekenden bevatten, werden de overgebleven graven gehergroepeerd in verschillende etappes. In België is de grootste ‘ossuaire’ die van de Kemmelberg (Heuvelland), de grootste militaire begraafplaats ‘Saint-Charles de Potyze’ (Ieper). De derde Franse begraafplaats, eveneens een verzamelbegraafplaats, ligt in Machelen-aan-de-Leie (Zulte).

Maar ook op de zogenaamde ‘carrés militaires’ op andere (Britse) militaire of burgerlijke begraafplaatsen kunnen veel Fransen begraven liggen, zoals bijvoorbeeld op de stedelijke begraafplaats van Roeselare of Lijssenthoek Military Cemetery het geval is.

De toestand op de begraafplaatsen kon schrijnend zijn, zeker in de eerste naoorlogse jaren. Zo is bekend dat een vijftigtal Belgische en Franse oud-strijdersverenigingen in 1925 protesteerden tegen de verwaarloosde situatie op Saint-Charles de Potyze: scheefgezakte kruisen, opengevallen kisten, enzovoort. In de volgende jaren werden noodzakelijke werken op de begraafplaats uitgevoerd.

De Belgische vereniging ‘Nos tombes/Onze graven’ nam het onderhoud van de Franse begraafplaatsen op Belgische bodem voor haar rekening, tot aan het begin van de jaren ’70. Vanaf dan werd het onderhoud waargenomen door de Franse ambassade in Brussel, meer bepaald door de ‘Attaché de Défense Français’.

Kenmerken 

Er werd gekozen voor uniforme graftekens. Aanvankelijk waren dit houten kruisjes. Vanaf 1929 werden die bijna overal vervangen door betonnen grafkruisen. Midden de jaren 1970 werden de meeste op hun beurt vervangen door de huidige graftekens. In Machelen-aan-de-Leie werden de oorspronkelijke houten kruisjes in 1927 vervangen door gietijzeren kruisen voor de christenen, andere tekens voor andere religies. De kruisjes leken echter verdacht veel op Franse degens, die met hun punt in de grond geplaatst waren, wat voor heel wat commotie zorgde. Pas in de jaren 1980 zouden ze vervangen zijn door de huidige graftekens.

Zodoende liggen de meeste doden nu onder grafkruisen begraven, die vaak vervaardigd zijn uit een composietmateriaal met marmerpartikels. Ofwel staan er nog betonnen grafkruisen. Moslims, joden en vrijzinnigen liggen onder stenen grafstèles, indien dit uitdrukkelijk zo door de familie aangevraagd was. Een grafsteen voor een moslim bestaat uit een spitse hoefijzerboog met halve maan (wat in de Islam symbool staat voor totale overgave) en vijfpuntige ster (voor de 5 geloofsplichten). De Arabische tekst kan fonetisch als volgt gelezen worden: “HATHAA / KABROE AL MARCHOEM”, wat zoveel betekent als “dit is het lichaam van de dode”. Op grafstenen voor joden staat de davidster onder het gebogen bovenvlak, evenals twee Hebreeuwse letters die staan voor “PO NIKBAR” (= “hier rust”). Ook een vrijzinnige dode kan onder een grafstèle met segmentboog begraven liggen.

Op de grafplaatjes staan volgende gegevens van de dode: naam en voornamen, rang en eenheid (regiment of bataljon), “Mort pour la France”, sterfdatum en grafnummer.

Uniformiteit was één van de principes die aangenomen werd in een rondzendbrief van 24 februari 1927, van de hand van de ‘Commission Nationale des Sépultures Militaires’. Basisidee van dit document is dat een militaire begraafplaats in de eerste plaats een nationaal monument is, opgericht om de herinnering aan de “Morts pour la Patrie” te bestendigen en hen te verheerlijken. Hiervoor moeten de militaire begraafplaatsen gemakkelijk terug te vinden en te bereiken zijn, moeten ze verzorgd en herkenbaar zijn en moet er voldoende informatie voorhanden zijn. Er staan concrete richtlijnen in met betrekking tot de aanleg van de begraafplaatsen, richtlijnen die echter vooral  de begraafplaatsen in Frankrijk viseerden en afhankelijk van de lokale situatie aangepast konden worden.

Zo wordt gesuggereerd om aandacht te hebben voor drainageproblemen, om de rijen uniforme graven mooi in loodrechte lijn aan te leggen en bloemen (bijvoorbeeld anjers) bij de graven te planten. De begraafplaats kan verder getooid worden met lage struikjes en grote bomen bij de toegangspoort. Het middenpad en de zijpaden kunnen met gras bezaaid worden. Graven voor moslims moeten steeds west-oost gericht zijn, zodat het lichaam naar Mekka gekeerd is. De begraafplaats is het best met een mooi verzorgde haag omheind. Massagraven moeten waar mogelijk ommuurd zijn.

Voor de toegang werd gekozen voor een tweeledig hekken, dat aan zuilen werden vastgemaakt. Deze zuilen werden gedecoreerd met een zwaard waarrond een laurierkrans slingert. Het zwaard, als symbool van kracht, is terug te vinden in het wapenschild van het Franse leger. Laurier verwijst naar overwinning. De belangrijke militaire begraafplaatsen zouden een hoog model krijgen, terwijl de zuilen bij minder belangrijke begraafplaatsen lager zouden zijn.

Deze richtlijnen zijn maar deels toegepast op de Franse militaire begraafplaatsen in België. De architectuur is doorgaans vrij sober. Op de belangrijkste begraafplaatsen zijn gedenktekens terug te vinden, evenals de Franse (en Belgische) vlag.

  • BOSTYN F. 2006: Im Leben ein Feind, im Tode vereint, in: Open Monumentendag. 10 september 2006. Thema ‘Import-Export’ in de zuidelijke Westhoek.
  • CHIELENS P. 2004: The End of a War. Het Einde van een Oorlog, onuitgegeven document naar aanleiding van het colloquium Living with history’.
  • CHIELENS P., DECOODT H. & DENDOOVEN D. 2006: De laatste getuige. Het oorlogslandschap van de Westhoek, Tielt.
  • LEVRAU L. 1996-1997: Het militair Frans kerkhof te Machelen aan de Leie, in: Bijdragen tot de geschiedenis en folklore van Zulte.
  • MEUL P. 1998: Les cimetières militaires francais en Flandre Occidentale, Ecole Royale Militaire, onuitgegeven licentiaatsverhandeling. 

Bron: Onroerend erfgoed, Franse militaire begraafplaatsen in Vlaanderen, criterianota horend bij de beschermingsdossiers (DECOODT H., 2008).
Auteurs: Decoodt, Hannelore
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

Bekijk gerelateerde erfgoedobjecten


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Franse militaire begraafplaatsen en ereperken [online], https://id.erfgoed.net/themas/17276 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.