De universitaire ziekenhuizen Sint-Rafaël en Sint-Pieter maken deel uit van een groter geheel dat ook oude gebouwen van de faculteit Geneeskunde en de verpleegstersschool Sint-Elizabeth omvat. Het complex is gelegen in het laagste gedeelte van de stad, op een groot rechthoekig perceel begrensd in het noorden door de Brusselsestraat, in het oosten grosso modo door de Aa (een aftakking van de Dijle), in het zuiden door de Minderbroedersstraat en in het westen door de Kapucijnenvoer. De site wordt heden gekenmerkt door een ongestructureerd bebouwd perceel, met enkele vrij recente en schaalvergrotende complexen.
De aanwezigheid van de waterlopen, de Dijle en de Voer, en de moerassige bodemgesteldheid verklaren dat dit gebied voorheen lang niet bebouwd werd en doorkruist was door verbindingswegen. Deze elementen waren evenwel ideaal voor militaire doeleinden. Lambert met de Baard, hertog van Leuven, vestigde dan ook in het begin van de 11de eeuw zijn burcht op het aangrenzende Dijle-eiland. In de eerste helft van de 13de eeuw werd de eerste stadsomwalling opgetrokken langsheen de oostoever van de Dijle: de site werd opgesplitst in een deel intra muros en een deel extra muros. Heden bevinden zich van de eerste stadsmuur nog twee torens en een circa 40 m lange muurrest tussen de ziekenhuisgebouwen. De in 1959 overwelfde stadsgracht vormt de scheiding tussen de twee ziekenhuizen. Het Sint-Pietersziekenhuis bevindt zich intra muros, Sint-Rafaël extra muros.
De huidige verzorgings- , onderwijs- en onderzoeksfunctie van de site zijn historisch gegroeid. Reeds omstreeks 1080 bestond er een gasthuis langsheen de Brusselsestraat, waarschijnlijk gevestigd aan de buitenkant van de toekomstige eerste stadsomwalling. In 1220 werd in opdracht van Hertog Hendrik I een nieuw gasthuis gebouwd, het 'Heilig Hospitaal' alias het Sint-Elisabethgasthuis. Van dit vroeg-13de-eeuwse gasthuis blijft heden slechts de zogenaamde romaanse poort over, het portaal van de grote ziekenzaal 'Den Beyaert'. De zieken werden verzorgd door zusters, die in de 15de eeuw de leefregel van Augustinus aannamen. De verdere ontwikkeling van de site werd ingeluid door de vestiging van een deel van de faculteit geneeskunde van de oude universiteit Leuven in 1744, meer bepaald het anatomisch theater van architect Jacques Antoine Hustin, op de hoek van de Minderbroedersstraat en de Kapucijnenvoer. De verzorgings- en onderwijsfunctie werden in de daaropvolgende jaren steeds meer op elkaar afgesteld.
Vanaf 1817 stelde het stadsbestuur enkele gebouwen ter beschikking van de toenmalige Rijksuniversiteit, voorloper van de huidige Katholieke Universiteit Leuven. De medische faculteit kon voor haar praktijklessen gebruik maken van het oude Sint-Elisabethgasthuis, dat werd beheerd door de Commissie van Openbare Onderstand van de stad Leuven. Al snel kon het gasthuis niet meer voldoen aan de nieuwste ontwikkelingen in de medische wereld. In 1838 besloot de Commissie het oude gasthuis te vernieuwen. Het werd grotendeels gesloopt en vervangen door het nieuwe Sint-Pietersgasthuis. Architect Alexander Van Arenbergh (1799-1877) tekende het ontwerp uit volgens de aanwijzingen van professor Jean-Marie Baud, met het ziekenhuis Saint-André van Bordeaux als voorbeeld. In 1849 werden de eerste patiënten opgenomen. Pas in 1868 was het gebouw volledig afgewerkt.
Het nieuwe Sint-Pietersgasthuis in neoclassicistische stijl werd opgetrokken aan de Brusselsestraat, tussen de Aa en de stadsgracht. Het complex was twee bouwlagen hoog en symmetrisch opgebouwd rond twee binnenplaatsen. Rondom de eerste binnenkoer bevonden zich de onthaaldiensten, de administratie, de directeurswoning, de apotheek en individuele kamers voor betalende patiënten. De vleugels rond de tweede binnenplaats huisvestten de kabinetten van de professoren, de dissectie- en operatiezalen, het amfitheater en de dodenkamer. De ziekenzalen bevonden zich in vier paviljoenen haaks op de galerij van de tweede binnenkoer. Het 19de-eeuwse complex werd in het eerste kwart van de 20ste eeuw naar het zuidoosten uitgebreid met een afdeling kinderchirurgie, een auditorium-operatiezaal en een auditorium inwendige ziekten. Hiervan blijven vandaag nog slechts enkele fragmenten over: de achtergevel van het 19de-eeuwse ziekenhuis, alsook delen van de 20ste-eeuwse uitbreiding. Vanaf het derde kwart van de 19de eeuw werd de uitbreiding van de Katholieke Universiteit noodzakelijk. Het toenmalige liberale stadsbestuur was echter niet meer bereid om eigen patrimonium ter beschikking te stellen. De universiteit moest bijgevolg met eigen middelen nieuwe complexen optrekken. De faculteit geneeskunde startte in 1876 met de bouw van een nieuw anatomisch theater, naar plannen van architect Joris Helleputte. Het gebouw werd ingeplant ten zuiden van het Sint-Pietersgasthuis, langsheen de Minderbroedersstraat. Het was binnen het bouwblok rechtstreeks verbonden met het Sint-Pietersgasthuis, waardoor het storend transport van de doden over de openbare weg werd vermeden. Een tweede nieuw gebouw voor het medisch onderwijs kwam tot stand in 1906-1907. Het Pathologisch Instituut, een ontwerp van architect Vincent Lenertz, werd opgetrokken naast het anatomisch theater.
Op het einde van de jaren 1920 werden de bouwactiviteiten hernomen. Na de weigering van de Commissie voor Openbare Onderstand om een afdeling voor kankerstudie op te richten in het Sint-Pietersgasthuis, besloot rector Paulin Ladeuze (rector 1909-1940) om zelf gespecialiseerde klinieken te bouwen: de Sint-Rafaëlziekenhuizen. Verschillende specialismen kregen hun eigen gebouwen, aangepast aan de onderwijs- en onderzoeksfunctie van de universiteit. De ziekenhuizen, laboratoria en auditoria werden ingeplant langsheen de westoever van de stadsgracht, achter de straatbebouwing van de Kapucijnenvoer. In minder dan tien jaar werd de binnenruimte tussen de Kapucijnenvoer en de stadsgracht grotendeels vol gebouwd. In deze bouwexplosie zijn drie fasen te onderscheiden. Het Kankerinstituut werd opgericht in 1927-1928, onmiddellijk gevolgd door de afdeling inwendige geneeskunde. Het Kankerinstituut met auditorium werd haaks ingeplant op de stadsgracht, ter hoogte van de Biezenstraat. Aansluitend op het Kankerinstituut werd het gebouw voor inwendige ziekten meer ten noorden en parallel met de stadsgracht opgetrokken. In een tweede fase werd in 1930 de afdeling heelkunde gebouwd, eveneens parallel met de stadsgracht, maar ten zuiden van het Kankerinstituut. Het bijhorend auditorium kwam pas in 1933 tot stand. Tenslotte werden de afdelingen pediatrie, een materniteit en een uitbreiding van de vleugel voor inwendige ziekten opgericht in 1936 op het noordelijke deel van het perceel, nabij de Cuythoek. De uitbreiding van de vleugel voor inwendige geneeskunde bevond zich in het verlengde van het hoofdgebouw uit 1928, parallel met de stadsgracht, haaks op de vleugels materniteit en pediatrie. Op het initiële concept van de afdeling heelkunde na (architect Lucien Spéder?), werden al deze ziekenhuizen ontworpen door kanunnik Jan Janssen. Janssen had geen opleiding genoten als architect of ingenieur. Na een korte carrière als econoom van het Heilige Geestcollege, werd hij in 1912 aangesteld als inspecteur van het materiaal van de Universiteit. Hij stond in voor het toezicht en de leiding van de universitaire bouwwerven, maar spitste zich weldra ook toe op het ontwerpen van de plannen.
Vóór de latere aanpassingen vormden de Sint-Rafaëlziekenhuizen een homogeen geheel van drielaagse bakstenen gebouwen met grote vensterpartijen, meestal onder een plat dak. De sobere gevels worden veelal geritmeerd door bakstenen lisenen, uitlopend in de opengewerkte attiekaflijning van de daken. Ondanks het homogeen stijlgebruik, verloren de verschillende gebouwen hun eigenheid niet. Op aanvraag van rector Ladeuze werd de verzorging van de patiënten van de nieuwe klinieken toevertrouwd aan de zusters van Liefde van Jezus en Maria uit Gent. Zij namen de Leuvense verpleegstersschool Sint-Elisabeth over. Het oorspronkelijke opvanghuis van deze school, gelegen aan de Kapucijnenvoer, werd in 1932 gesloopt en vervangen door de huidige klooster en verpleegstersschool Sint-Elizabeth naar de plannen van architect Léon De Braekeleir. Het complex bestaat uit een hoofdgebouw op de rooilijn ter hoogte van de Biezenstraat en een zuidelijke dwarsvleugel, zodat een ruime binnenkoer werd gevormd met het Kankerinstituut en de afdeling heelkunde. In 1959 werd de aangrenzende voormalige 19de-eeuwse Stadsschool nummer 3 aangekocht voor de uitbreiding van de verpleegstersschool.
In het derde kwart van de 20ste eeuw werden zowel de Sint-Pieters- als de Sint-Rafaëlziekenhuizen geconfronteerd met plaatsgebrek, wegens de voortdurende nood aan uitbreiding en modernisering. Het 19de-eeuwse Sint-Pietersgasthuis werd vanaf 1951 geleidelijk afgebroken en vervangen door een schaalvergrotend complex, voortaan Sint-Pietersziekenhuis geheten. Het bestaat uit een torengebouw met twee vleugels van 14 bouwlagen, voorafgegaan door een ingangsgebouw van elf bouwlagen, naar de plannen van Jean Norbert Cloquet, Henri Van Montfort en P. Vandeput. Het complex kwam tot stand in verschillende fasen en is het resultaat van voortdurend wijzigende plannen. Het eerste project voor het nieuwe ziekenhuis dateert van 1949 en bestond uit drie gebouwen: een drielaags ingangsgebouw opgevolgd door twee constructies van zeven lagen, waartussen een verbindingsgebouw van drie bouwlagen. Dit project werd gewijzigd door de plannen uit 1951: een torengebouw van 14 bouwlagen voorafgegaan door een constructie van zeven lagen en een ingangsgebouw. Het ingangsgebouw was 24 meter hoog en ingeplant op 25 meter van de rooilijn van de Brusselsestraat. Hoewel in 1953 de eerste vleugel van het huidige torengebouw afgewerkt was, werden de plannen opnieuw gewijzigd in 1954. De constructie van zeven lagen werd verhoogd tot 11 lagen en deed dienst als ingangsgebouw en technisch blok. Het resultaat was een 40,5 meter hoge gevel, slechts 15 meter verwijderd van de rooilijn. De gewijzigde plannen bleven liggen gedurende 10 jaar. De tweede vleugel van het torengebouw kwam pas tot stand in 1967, terwijl het ingangsgebouw aan de Brusselsestraat pas aangevat werd op het eind van de jaren 1970. Wegens de plannen voor de nieuwe universitaire ziekenhuissite Gasthuisberg buiten het stadscentrum, werd dit gebouw nooit afgewerkt, noch in gebruik genomen.
De Sint-Rafaëlziekenhuizen werden aangevuld met een afdeling neurologie naar de plannen van architect Alphonse Sonck (1948), en een afdeling tand- en oogkunde naar de plannen van architect Emiel Vanderheyden (1959). Beide gebouwen bevonden zich op de rooilijn van de Kapucijnenvoer en vervingen de oorspronkelijke privébebouwing. Verdere uitbreiding gebeurde door het toevoegen van een verdieping op de bestaande gebouwen. Een bijkomende bouwlaag kwam er in 1951 op de afdelingen materniteit en inwendige geneeskunde, in 1953 op het Kankerinstituut en de afdeling pediatrie en in 1966 op de afdeling tand- en oogkunde. Ten slotte werd op het einde van de jaren 1960 eveneens overgegaan tot hoogbouw. De ruimte tussen het Kankerinstituut, de afdeling inwendige geneeskunde en materniteit werd ingenomen door een negen verdiepingen hoog betonnen gebouw. Deze toren maakte deel uit van een groots project tot modernisering van de Sint-Rafaëlziekenhuizen. Oorspronkelijk werden drie torens voorzien, elk ingeplant op de beschikbare binnenruimten. De beslissing tot de bouw van het nieuwe universitaire ziekenhuiscomplex Gasthuisberg maakte een einde aan de uitbreiding van de Sint-Rafaëlziekenhuizen.
De ontwikkeling van de Sint-Rafaëlziekenhuizen in de tweede helft van de 20ste eeuw betekende een ingrijpende verandering voor het uitzicht van de Kapucijnenvoer. De oorspronkelijke privé-bebouwing met de typische smalle perceelindeling werd vervangen door brede gebouwen van vijf tot zeven bouwlagen hoog. Wegens de graduele verhuis van de verschillende afdelingen van de Sint-Pieters- en Sint-Rafaëlziekenhuizen naar het nieuwe Gasthuisbergcomplex, staat heden reeds een aantal gebouwen op de site leeg.
Auteurs: Debacker, Inge
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Omvat
Anatomisch theater
Omvat
Auditorium Heelkunde
Omvat
Eerste stadsomwalling
Omvat
Kankerinstituut
Omvat
Sint-Pietersgasthuis
Omvat
Stadsschool nummer 3
Omvat
Vleugels van de pediatrie, materniteit, in- en uitwendige ziekten
Is deel van
Leuven
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Sint-Rafaël- en Sint-Pietersziekenhuizen [online], https://id.erfgoed.net/themas/17289 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Stad Leuven
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.