Volgens de christelijke geloofstraditie is de maagd Maria van 11 februari tot 16 juli 1858 achttien keren verschenen aan de jonge Bernadette Soubirous in de grot Massabielle aan de Gave in het Franse Lourdes. Maria bevestigde hierbij telkens dat zij 'onbevlekt ontvangen' was. Dat wil zeggen dat zij geboren werd zonder de smet van de erfzonde. De Onbevlekte Ontvangenis was reeds tot een kerkelijk dogma verheven in 1854. In 1907 heeft het Vaticaan aan de verschijning van Maria een dag verbonden in de liturgische kalender. De Onbevlekte Ontvangenis wordt gevierd op 9 december.
Bernadette Soubirous (1844-1879) werd non op 7 juli 1866 in het Sint-Gildardklooster te Nevers, als zuster Marie-Bernard. Ze werd zalig verklaard in 1925 en heilig verklaard in 1933. Ze wordt afgebeeld als een non of als een herderinnetje.
Volgens Bernadette vroeg Maria om ter plaatse van de verschijningen een kapel voor haar te stichten en zo gebeurde. Spoedig kwam een bedevaart op gang die gestimuleerd werd door wonderbaarlijke genezingen met het aanwezige bronwater, een oeroud magisch symbool.
Lourdes zou aldus uitgroeien tot een van de beroemdste bedevaartplaatsen ter wereld. Gedurende de eerste 150 jaar na de verschijningen werden 200 miljoen bedevaarders geteld. Voor het christendom is het de belangrijkste bedevaartsplaats na Rome. Wereldwijd staan beide in de top 5 naast Mekka, Jeruzalem en Benares.
Nadat de paus in 1875 een replica van de Lourdesgrot had laten bouwen in de tuin van het Vaticaan, verrezen er exemplaren over de hele wereld.
In 1875 ook vond de wondere genezing van Pieter De Rudder plaats in de Lourdesgrot van Oostakker die in Vlaanderen een enorme stimulans gaf aan de Mariaverering. De genezing van De Rudder werd erkend als een mirakel. De grot van Oostakker op het domein van markiezin de Courtebourne staat sedertdien bekend als het Vlaamse Lourdes. In een bestaande parkconstructie van rotsstenen was een nis aangebracht met beeld van Onze-Lieve-Vrouw van Lourdes dat in 1873 door de pastoor werd gewijd. De basiliek naar ontwerp van Emile Van Hoecke-Peeters werd ingezegend in 1877. Later werd de bedevaartplaats verrijkt met een ommegang van de zeven smarten van Maria en een tweede gewijd aan de mysteries van de rozenkrans.
In 1933 zou Maria acht keer verschenen zijn aan de twaalfjarige Mariette Beco in Banneux (België, provincie Luik). Deze verschijningen werden door het Vaticaan erkend in 1952. Ook Wallonië kreeg hiermee een eigen Lourdes.
Aanvankelijk gebouwd op privé-initiatief veelal door kloosterorden, religieuze instellingen of kapitaalkrachtige burgers, ook door pastoors, groeiden sommige Mariagrotten uit tot echte bedevaartsoorden. Met bedevaartsoord worden enkel de plaatsen bedoeld die essentieel minstens een regionale uitstraling hebben overeenkomstig de definitie van het BIN project (Bedevaartplaatsen in Nederland). Een lokale bedevaart is bijgevolg een contradictio in terminis.
In twee periodes ontstaan er massaal veel Lourdesgrotten, vooreerst in het laatste kwart van de 19de eeuw, dus kort na de verschijningen in Lourdes. In de naweeën van WO I en vervolgens vanaf 1925 en 1933 toen Bernadette respectievelijk zalig en heilig werd verklaard heerst er een nieuwe bouwactiviteit. Dan volgt na WO II nog een heropleving in de jaren 1950-1960. In 1958 werd de 100-jarige verschijning in Lourdes gevierd.
Sommige grotten werden in de loop der jaren uitgebreid met devotionele kapelletjes, met kruiswegen of met beeldengroepen en ontwikkelden zich tot gevarieerde bedevaartparken. Het commerciële aspect van dergelijke parken speelde een rol in hun succes.
De aanleidingen tot de bouw van een Lourdesgrot zijn veelvuldig: devotie tot de Onbevlekte Ontvangenis van Maria, aandenken aan een Lourdesreis, afsmeken van genezing, dank voor genezing, herinnering aan een gouden bruiloft, jubileumgeschenk of –aandenken, dank voor overleven tijdens WO I en WO II, zelfs overleving van een zeetocht (Hoogstraten),...
In de wand van de grot wordt bovenaan aan de rechterzijde een nis uitgewerkt waarin een beeld van Onze-Lieve-Vrouw staat, een knielende Bernadette wordt tegenover de grot geplaatst aan de linkerzijde. Onderaan in de grot is er een grote holte waarin een altaar wordt geplaatst.
Het interieur of het exterieur van de grotten is vaak verrijkt met ex voto’s, paternosters, dankbetuigingen en objecten allerhande om de genade van Maria af te smeken of als dank voor verkregen gunsten.
Aan de grotten wordt gebeden, de cultus tot Maria bloeit er, er worden missen gevierd, ze zijn het doel van processies, bidtochten en bedevaarten. Als vast meubilair zijn daarom altaren en preekstoelen voorhanden; ook zijn er zitbanken voor de biddende bezoekers.
De toegang tot de grot is vaak afgesloten met een dubbel smeedijzeren hek.
Bedoeling van het bouwsel was om een kopie van de grot van Lourdes in de eigen omgeving op te richten. Het globale uitzicht van alle grotten was dan ook in principe hetzelfde, maar de formaten verschillen en er werden heel diverse materialen toegepast.
Vaak werd een stuk steen uit de grot van Lourdes meegebracht en verwerkt in de constructie. Voor die fragmenten van de authentieke grot werden in Lourdes certificaten uitgereikt die werden meegebracht door bedevaarders. Een opschrift herinnert aan de herkomst van het bouwfragment. Hier en daar is bekend dat een vakman of architect naar Lourdes werd gestuurd om de juiste afmetingen van de grot te nemen en de vorm op te tekenen.
Een greep uit de gebruikte materialen: baksteen, zandsteenknollen, tufsteen, veldsteen, Maassteen, gecementeerde steenblokken, kasseien, brokken steenkool, restanten van WO I en II (abristenen, dit zijn restanten van Duitse schuilplaatsen, beton van een oorlogsvliegveld), breuksteen, sintels van de zinkindustrie, lavasteen, keien,…
Mettertijd ontstonden er gespecialiseerde ateliers voor de bouw van Lourdesgrotten, vooral in België waarvan meerdere in Vlaanderen. Die gespecialiseerde bouwtechniek wordt cementrustiek genoemd.
De techniek van het "rotseren" (Vl.) is verwant aan die van andere bouwsels in tuinen en parken: grotten, follies, huisjes, bruggen, toegangen, rustbanken, imitatie van bomen.
De techniek bestond al in de antieke oudheid, werd hernomen in de renaissance en is gekend in de 18de-eeuwse park- en tuinkunst met de bouw van "natuurlijke grotten en rotsen". Het bouwmateriaal is hier natuursteen met tras of kalkmortel als aanhechtingsmiddel. In de late 18de eeuw wordt ook al pleisterwerk toegepast op een drager van baksteen en gaas.
Met de komst van het Portlandcement (rond 1860 in België) werd het mogelijk om grotere oppervlakken te modelleren. De eerste experimenten zijn uitgevoerd in Engeland door James Pulham jr. in 1838 (Hoddesdon Hall).
Een specifieke opbouw van Lourdesgrotten zette zich in door het kwalitatief betere cement, geholpen door een belangrijke uitvinding: het gewapend beton. Ook hiervoor wordt de oorsprong in de tuinkunst gezocht met name bij Joseph Monier (1823-1906), tuinman in Versailles. In het naar hem genoemde Système Monier bouwde hij in 1875 al een tuinbrug met gewapend beton, boomstammen uit beton gegoten. Het Système
Monier werd in zijn tijd geprezen om zijn schijnbare onverslijtbaarheid. Het patent Système Monier werd voor België verleend aan de firma Picha in Gent. Zij stichtte in 1888 de firma Picha Stevens in Sas van Gent, die de patenten voor Nederland toepaste.
Cementrustiek wordt toegepast voor profane bouwsels en tuinobjecten. Enkele voorbeelden zijn:
In Vlaanderen specialiseren verschillende familiebedrijven zich in opeenvolgende generaties in het bouwen van Lourdesgrotten. De constructies zijn vaak gesigneerd. Bekende ateliers zijn:
Mengtechnieken komen voor bijvoorbeeld in de Lourdesgrot op het domein van de Ursulinen in Sint-Katelijne-Waver en dit blijkt uitzonderlijk voor de Benelux. Zij is opgebouwd uit echte rotsblokken en aangevuld met cementrustiek werk (hier met een offerblok en aangesloten op een waterput: bronwater!). De tuin van het meisjespensionaat werd verrijkt met banken, rustende herten, champignons, boomstronken, dit alles van de firma Blaton-Aubert (de stukken staan vermeld in de handelscatalogus).
Bijhorende beelden kunnen uitgevoerd zijn in kunststeen (Blaton-Aubert), ook in gietijzer (firma Van Aerschot, Herentals, Kempische ijzergieterij en smederij-Forges et Fonderies de la Campine etc…).
Calvariebergen zoals op het domein van de Ursulinen in Sint-Katelijne-Waver kunnen uitgevoerd zijn in gietijzer; er bestaat een identieke calvarieberg in Tildonk (1880-1900); vergelijk ook begraafplaatsen bijvoorbeeld kerkhofkruis Averbode is identiek.
Via het zoekfomulier voor Erfgoedobjecten kan u zoeken naar de in de inventaris opgenomen Mariagrotten.
Bron: BERGHMANS A. 2014: Criterianota Mariagrotten, interne nota Agentschap Onroerend Erfgoed.
Auteurs: Bergmans, Anna
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Mariagrotten [online], https://id.erfgoed.net/themas/17293 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.