Wederopbouw is bepalend voor de streekidentiteit van een zestigtal dorpen in de voormalige frontstreek rond Ieper, Diksmuide en Nieuwpoort. Door de totale verwoesting verliep de wederopbouw van de frontdorpen evenmin van een leien dakje.
Ook in de dorpen werden vanuit een demografische en economische prioriteit scholen en woonhuizen als eerste herbouwd. Zo gingen er in Lampernisse twee jaren voorbij tussen de ingebruikname van de herbouwde school in 1921 en de eerstesteenlegging van de Heilige Kruisverheffingskerk. In Kemmel werden de pastorie en het gemeentehuis, net zoals veel huizen, in 1921-1922 herbouwd, terwijl de Sint-Laurentiuskerk in 1925 nog in de ontwerpfase stak.
Hoewel de dorpsstructuur in het aanlegplan meestal geen grote wijzigingen onderging, werd de architectuur ervan wel getransformeerd. Kerk, pastorie, gemeentehuis en school werden meestal herbouwd door dezelfde gemeentelijk architect, die door de Dienst der Verwoeste Gewesten aangesteld was. Bij akkoord van de eigenaar kon deze ook de plannen voor private woningen en hoeves opmaken. Dit bezorgde de in de loop der eeuwen organisch gegroeide dorpen een grotere architecturale uniformiteit.
Dé uitzondering op de slechts licht gewijzigde aanlegplannen vormt de verplaatsing van de dorpen Kaaskerke, Oostkerke en Sint-Joris-aan-de-IJzer. Dat deze bij de zwaarst verwoeste dorpen hoorden, vormt geen afdoende verklaring. Naast de stuwende kracht van burgmeester of pastoor speelde ook het benutten van ruimtelijke kansen een belangrijke rol. Zo lag het nieuwe Kaaskerke op veilige afstand van twee gevaarlijke spooroverwegen. In Oostkerke wachtte men de opruiming van ruïnes en betonnen abris niet af om de wederopbouw aan te vatten. Bovendien lag het nieuwe dorp dichter bij het station. De oude kerkhoven, zoals dat van Oostkerke, bleven bewaard als relicten van de vroegere dorpen.
De meeste dorpen kregen pas bij de wederopbouw een gemeentehuis. Meestal vergaderde de gemeenteraad vóór de oorlog in een dorpsherberg. Het kleine regionalistische gemeentehuis in Werken, beeldbepalend ingeplant aan het bij de wederopbouw gecreëerde kleine dorpsplein, illustreert deze evolutie. In enkele grotere dorpen rond Ieper werden de ruime gemeentehuizen uitgebreid met aansluitende dienstgebouwen zoals een veldwachterswoning (Vlamertinge). Een kenmerkend voorbeeld vormt ook het heropgebouwde gemeentehuis van Boezinge dat door de onteigening van huizen aan het Katspel in één blik gevat kon worden met de kerk.
Onder welke vorm de kerk herbouwd werd, hing af van de kunsthistorische waardering van de vernietigde kerk, onder meer door de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen. ‘Oude’ kerken in regionale baksteengotiek werden à l’identique herbouwd. Schoolvoorbeelden hiervan zijn de kerken van Lampernisse, heropgebouwd door architect Jozef Viérin, en van Merkem. Naast het veel voorkomende hergebruik van bak- en natuursteen ging er bij de kerken van Esen en Werken ook ‘archeologische’ aandacht uit naar het bewaren of reconstrueren van romaanse muurresten in ijzerzandsteen. De 19de-eeuwse restauratiepraktijk om leien torenspitsen te reconstrueren in baksteen werd bij de wederopbouw verdergezet. Zo werden de bakstenen torenspitsen van de Sint-Hadrianuskerk in Handzame en van de Sint-Pieterskerk in Stuivekenskerke getrouw heropgebouwd. In dit laatste dorp maakte men van de kans gebruik om de toren van het verlaten oude dorp naar het nieuwe dorp te verplaatsen.
18de- of 19de-eeuwse kerken in (neo)classicistische of neogotische stijl pasten niet in het beeld van het ‘oude dorp’ en werden meestal ‘herbouwd’ op basis van de regionale baksteengotiek. De Sint-Veerlekerk in Oostkerke en de Sint-Bavokerk in Westrozebeke illustreren dit ideaaltype: een driebeukige hallenkerk met voorgeplaatste (west)toren.
In een kleiner aantal wederopbouwdorpen verrezen kerken met een vernieuwende ruimtewerking. Een brede middenbeuk gaat daarbij samen met tot wandelgangen herleide zijbeuken en een zijdelings geplaatste toren. Dit sluit aan bij nieuwe, eigentijdse opvattingen over liturgie, waarin werd gepleit voor een grotere participatie van de gelovigen. Hierin werd het altaar het aandachtspunt in een breed kerkschip. Omdat de focus lag op de eucharistieviering werd de doopvont ondergebracht in een afgezonderde ruimte, bijvoorbeeld onderaan de toren. Op dit grondplan werden versoberde neoromaanse of gotische kerken geprojecteerd. Voorbeelden zijn de kerken van Sint-Joris, Poelkapelle en Houthulst. De Sint-Jan-Baptistkerk in dit laatste dorp wijst ook op de architecturale veelzijdigheid van architect Jozef Viérin.
Hoewel de Onze-Lieve-Vrouwekerk van Zonnebeke van eenzelfde ruimtewerking getuigt, is de vormentaal ervan veel moderner. Deze kerk wordt beschouwd als één van de eerste modernistische kerken in België. Reeds vóór de oorlog was architect Huib Hoste beïnvloed door de Amsterdamse school. In 1917 werd hij als oorlogsvluchteling in Nederland medeontwerper van het Belgenmonument in Amersfoort, waaraan het Geluwse oorlogsgedenkteken enigszins refereert. Ondanks zijn aanstelling in 1919 als architect voor enkele dorpen kreeg Hoste veel tegenwind. Enkel in Zonnebeke kon hij naast het aanlegplan ook het ensemble van kerk en pastorie realiseren. Hostes ontwerp voor een gemeentehuis bevond de gemeenteraad echter te modern.
Bij de kerk in Zonnebeke liggen neoromaanse vormentaal, zadeldaken en de referentie van de toren aan de oude torens in de kuststreek en de Westhoek nog in de lijn van de traditie. Baksteenbouw - kenmerk van zowel vroeg modernisme als regionalisme - spoort hier echter samen met kubistische bouwvormen en een sterk gestileerde decoratie. Vernieuwend zijn ook het experimentele, zichtbaar gelaten betongewelf en de onderschikking van de decoratieve kunsten aan de architectuur (gestileerde heiligenbeelden, geometrische glasramen...).
Bij de wederopbouw kwam er een versobering van de kerkinterieurs. Door het weglaten van barokke altaren werden koorramen terug geopend met een betere lichtinval tot gevolg. In de meeste wederopbouwkerken beperken de figuratieve glasramen zich tot het koor. Uitzonderlijk zijn ook de zijbeuken van rijkelijke glasramen voorzien. Zo vertolken deze ramen in de Sint-Veerlekerk van Oostkerke de Tien Geboden. Onder meer in de Sint-Michielskerk van Boezinge en de Sint-Pieterkerk van Esen herdenken glasramen de omgekomen burgers en militairen. Het oorlogslandschap met de kerkruïne vormt daarbij de achtergrond voor een calvarie met gewonde Belgische soldaat. In Boezinge bespeurt men achter de heiligenlevens ook gebrandschilderde afbeeldingen van het wederopbouwdorp (kerk, pastorie, oorlogsgedenkteken, hoeves ...).
Auteurs: Vanneste, Pol
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Wederopbouwarchitectuur na de Eerste Wereldoorlog
Is gerelateerd aan
Dries
Is gerelateerd aan
Markt (Nieuwkerke)
Is gerelateerd aan
Sint-Jacobsplein
Is gerelateerd aan
Sint-Veerleplein
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Wederopbouw in de frontdorpen [online], https://id.erfgoed.net/themas/17307 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.