De Ter Rivierenlaan is dé centrale as in de Venneborgwijk in Deurne, aangelegd midden jaren 1920 op de gronden van het vroegere kasteeldomein Venneborg. De brede straat, met een strak noord-zuid-gericht tracé, verbindt de Turnhoutsebaan met de Ter Heydelaan, twee verbindingswegen door Deurne. De straatnaam, toegekend in 1927, verwijst naar het kasteeldomein Rivierenhof waarop de straat ten zuiden uitgeeft.
Omwille van haar centrale ligging, werd in het bijzonder plan van aanleg van de wijk centraal in de Ter Rivierenlaan een groot perceel tussen de bebouwing voorzien voor een parochiekerk. De Sint-Rumolduskerk, getekend in 1956 door Joseph Willems, is een massieve zaalkerk die sterk boven de omliggende bebouwing uitsteekt en opvalt door haar strenge gevel, door twee zware torens geflankeerd en geopend door een monumentaal glasraam.
Aan weerszijden van de laan zien we lintbebouwing bestaande uit woningen van twee tot drie bouwlagen hoog. Burgerhuizen en meergezinswoningen worden afgewisseld met grote driegevelvilla’s. De basisbebouwing dateert van de jaren 1920-1930, echter beschadigd tijdens de Tweede Wereldoorlog en nadien gedeeltelijk vervangen of zwaar hersteld. Een constante in de straat, is de aanleg van voortuintjes bij elke woning, wat het groene karakter van de straat versterkt.
De interbellumbebouwing in de Ter Rivierenlaan bevindt zich stilistisch tussen twee uitersten. Een voorbeeld van vooruitstrevend, puur modernisme is de woning die Gaston Eysselinck ontwierp in de jaren 1930: vernieuwend zowel in gevelopbouw als in interieurindeling. Ongeveer tegelijkertijd tekende Contant Lixon de Villa Roza in een historiserende eclectische stijl, die qua gevel en indeling nauwelijks verschilt van 19de-eeuwse burgerhuizen.
Het burgerlijke clientèle dat zich in deze wijk kwam vestigen had eerder een voorkeur voor de behoudsgezinde, historiserende aanpak. Lijst- en topgevels met classicerende witgepleisterde of pittoreske bakstenen parementen vormen samen een zeer heterogeen straatbeeld, dat globaal gezien zijn charmante interbellumkarakter wist te behouden. Achter deze gevels zitten zowel burgerhuizen als meergezinswoningen, qua gevelopbouw en indeling nauwelijks van elkaar te onderscheiden.
Aansluitend bij de historiserende gevel van Villa Roza, kunnen we de beaux-arts-façade van Villa Helena aanhalen, een meergezinswoning die in 1932 getekend werd door de Eindhovense architect Phil. Donders. Een nog imposantere beaux-artsgevel voor een appartement met de allures van een groot burgerhuis, werd in 1927 ontworpen door de Waalse architect Emile Selerin. De statige gecementeerde gevels van de Borgerhoutse bouwmeester A. De Ridder uit 1933 passen hetzelfde principe toe: de meergezinswoningen krijgen door hun klassiek aangepakte, statige gevels, het karakter van een burgerhuis. Ze verraden hun interbellumoorsprong door de subtiel verwerkte art-deco-ornamentiek. Een gelijkaardig voorbeeld staat op nummer 64, een ontwerp van 1927 door Alb. Hayens voor Lux De Corn.
Net als in de Venneborglaan, herbergt de Ter Rivierenlaan talrijke voorbeelden waaruit de voorkeur spreekt voor de pittoreske sfeer van bouwstijlen als de cottagestijl of de art deco. De realisaties van veelbouwer Karel Van Looy, één van de meest productieve architecten in de wijk, zijn representatieve voorbeelden: uit de bakstenen gevels spreekt een voorzichtige, behoudsgezinde versie van de art deco.
Binnen de woningen die de art deco vertegenwoordigen in de Ter Rivierenlaan, zijn er slechts een handvol waar de architect koos voor stijlzuiverheid, vertaald in krachtige, eigentijdse ontwerpen: de woning die Paul Dries ontwierp in 1925 is een mooi voorbeeld, net als de "werkmanswoning" van bouwmeester A. Staes uit 1929. Op nummer 54, een driegevelvilla in art deco mett één van de meest opvallende gevels in de Ter Rivierenlaan. Ondanks de verregaande aanpassingen van schrijn- en smeedwerk blijft het sterke ontwerp van architect Jef Huygh herkenbaar. Deze Antwerpse architect was met zijn zeer persoonlijke, gedecoreerde en fantasierijke interpretatie van de art deco één van de meest overtuigende vertegenwoordigers van de Amsterdamse School in Vlaanderen. Deze woning uit 1927, die hij bouwde in opdracht van aannemer Jan Horsten uit de Plankenberstraat 123 in Deurne, onderging aanpassingen waarbij alle zo typerende ornamentiek en detaillering werd verwijderd; de typische kenmerken van de stijl van Huygh en de essentie van het originele ontwerp zijn echter nog herkenbaar.
Eenvoudige, vaak al aangepaste burgerhuizen in art deco zijn de nummers 22 (F. Verhoeven, 1931), 24 (Wuyts, 1929), 26 (Frans Spiessens, 1935), 34 (J.A. Pots, 1925), 44 (1932), 46 (Karel Van Looy, 1935), 47 (Juul Weyler, 1930), 77 (1930), 97 (1930), 110 (1933) en 121 (Hermans, 1933).
De bijzonder geslaagde vertegenwoordiging van de Amsterdamse School in deze straat, is jammer genoeg deels verloren door onoordeelkundige verbouwingen. De opmerkelijke verhoudingen van de gevels van de woningen die G. Van Meel en Jef Huygh bedachten, vertalen echter nog afdoende hun geslaagde ontwerp. Victor Gorlé ten slotte, koos voor een strakke, bij het modernisme aansluitende art deco voor de driegevelvilla van Fl. Rubenska.
De cottagestijl is begin 20ste eeuw nog weinig aanwezig in de Ter Rivierenlaan. Een duidelijk voorbeeld is de half vrijstaande woning "Roodkapje", met de typische elementen als het pseudovakwerk en de erkers. Minder gaaf bewaarde voorbeelden zijn nummers 38 (Willie Pijl, 1928), 41 (1926) en 49 (Jules Pingnet, 1928).
Het hoekpand met de Plankenbergstraat, in eenvoudige cottagestijl, is het enige relict van het ensemble "Heldenstad" dat tot in de jaren 1960 het gedeelte tussen Turnhoutsebaan en Plankenbergstraat volledig innam. De twee huizenrijen in cottagestijl werden in 1932 opgetrokken in opdracht van de "Foyers pour invalides de guerre et autres victimes du devoir", een naamloze vennootschap die voor het ontwerp architect Jos de Lange aanstelde.
Van een totaal andere orde is de late cottagestijl die vader en zoon Hoge gebruikten voor de grote woning die ze in 1959 tekenden voor Rémy Van Wauwe. De somptueuze, rijk versierde bouwstijl is het visitekaartje van dit Gentse architectenbureau.
Het modernisme op zijn puurst zoals bij de hoekwoning die Eysselinck realiseerde in 1932-34 vinden we verder niet terug in deze straat. We vinden wel een hele reeks appartementsgebouwen in de meer bescheiden vorm van modernisme terug: met gele bakstenen gevels, bandramen, erkers met afgeronde hoeken en buisleuningen aan de balkons. Nummers 28 (geen architect, 1935), 186 (Louis Pingnet, 1937), 210 (J.R. Bossaerts, 1938), 213 (J.R. Bossaerts, 1939), 215 (Jan Sels-Vermeiren), 220 (geen architect, 1937), 234 (geen architect, 1939), 236 (Robert De Meyer, 1938) en 238 (Fr. Verbeeck, 1938) zijn hier voorbeelden van. Deze bebouwing is zeer representatief voor deze wijk, maar overstijgt in deze straat nergens de standaardproductie.
- Stadsarchief Antwerpen, Bouwdossiers, 329 # 4889 (22), 329 # 5399 (24), 329 # 11944 (26), 329 # 12269 (28), 329 # 3655 (34), 329 # 3550 (38), 329 # 1517 (41), 329 # 8592 (44), 329 # 12303 (46), 329 # 5624 (47), 329 # 3825 (49), 329 # 2723 (54), 329 # 6005 (77), 329 # 2168 (64), 239 # 9609 (97), 329 # 9486 (110), 329 # 15187 (186),329 # 9693 (121), 329 # 15825 (210),329 # 16645 (213),329 # 15064 (220),329 # 16766 (234),329 # 16000 (236),329 # 16520 (238).