Gelegen in Deurne-Zuid, aan oostelijke zijde van het Te Boelaerpark, verbindt de Van Notenstraat over een lichtjes geknikt noord-zuidtracé de Jozef Verbovenlei met de Drakenhoflaan. Reeds vermeld in 1912 als Van Notenlei maar aangelegd omstreeks 1925, is de straat overwegend bebouwd met bescheiden interbellumwoningen in de rij, waarbij het noordelijk straatdeel zich onderscheidt met voornamelijk residentiële woningen uitkijkend op het groene Te Boelaerpark.
De straat heeft haar naam te danken aan Joanna Francisca Van Noten, echtgenote van Jan Baptist Dehaen, pleitbezorger. Ze werd in 1837 eigenares van het domein Boekenberg, dat ze echter maar één jaar behield. De percelen ten zuiden van de Van Hersbekelei waar later de Van Notenstraat getrokken werd, maakten eertijds deel uit van het gehucht dat kadastraal gekend was als Te Boelaervelden. Deze gronden waren in 1885 (grotendeels) in eigendom gekomen van Charles Louis du Bois-Cogels. Ook het noordelijke straatgedeelte tussen de Van Hersbekelei en de Jozef Verbovenlei eertijds behorend tot het gehucht Westzijde Exterlaar, maakte gedeeltelijk of integraal deel uit van het patrimonium van een andere telg van de bovengenoemde gerenommeerde Antwerpse familie, namelijk Paul Maria. Omstreeks 1911 zijn de percelen in zijn bezit in functie van verdere ontwikkeling overgedragen aan de "Naamloze Antwerpsche Maatschappij voor de onderneming van openbare en bijzondere werken", die vanaf de jaren 1920 (of vroeger) ook in de Van Hersbekelei en de Jozef Verbovenlei actief zou zijn.
De vroegste verkaveling van de straat, kort na de opening in 1925, kwam tot stand aan de zuidelijke zijde onder stimulans van "Maatschappij (nlze) Zurenborg Uitbreiding", die de gronden verworven had van de familie Cogels. Mogelijk komt deze bouwpromotor overeen met de "Naamlooze Maatschappij voor het Bouwen van Burgerhuizen-Oostkwartier". Hun verdere activiteiten in de Van Notenstraat zijn na 1930 tot circa 1950 verdergezet door het vennootschap "Te Boulaer Uitbreiding". Deze laatste kan wellicht gelinkt worden aan de "Hypotheekbank Vooruitzicht", een bouwmaatschappij die eveneens bedrijvig was in de straat omstreeks 1927-1928 en waarbij de ontwerpplannen steeds ondertekend zijn door Jules (de latere provinciaal architect) of Louis Pingnet. De handtekeningen op de bouwplannen bieden hierover vooralsnog geen uitsluitsel. Bepalend voor de verdere ontwikkeling van het meest zuidelijke straatgedeelte (centraal in de oostelijke straatwand) was de V2-inslag op 13 december 1944, waarbij zeven huizen vernield werden, en 19 zwaar beschadigd; de geteisterde zone is heropgebouwd na 1945.
De bebouwing ten zuiden van de Van Hersbekelei en de Joos Robijnslei wordt gekenmerkt door aan de rooilijn opgerichte interbellumwoningen in de rij. Deze panden, doorgaans in bescheiden art-decostijl, kwamen grotendeels tot stand tussen 1925 en 1940.
Een opvallend contrast hiermee vormt het noordelijke residentiële straatdeel, hoofdzakelijk gerealiseerd in de jaren 1930 en voornamelijk bebouwd aan oostelijke zijde (westkant enkel aan de hoek met de Jozef Verbovenlei). Hier is het straatbeeld, aansluitend bij de Van Hersbekelei, geopend met (half) vrijstaande woningen, waarvan een aantal onder een imposant pannendak. Als een gecultiveerde uitbreiding van het Te Boerlaerpark zijn beide straten verfraaid met verzorgde voortuintjes, met een afsluiting die steeds mee werd ontworpen en ter goedkeuring werd voorgelegd in de bouwaanvraag.
De gevels van de veelal compacte rijwoningen ten zuiden van de Van Hersbekelei en de Joos Robijnslei kregen doorgaans een eenvoudig geometrische uitdrukking, ze zijn twee of drie traveeën breed en tellen twee of drie bouwlagen doorgaans onder plat dak. De gevelordonnantie vertoont meestal twee ongelijke traveeën, baksteenparementen in combinatie met simili, terwijl de straatwanden verder verlevendigd zijn met erkers en bow-windows. Nummers 76-80 vormen een opmerkelijk ensemble van verzorgde rijwoningen, wellicht integraal uit het begin van de jaren 1930. Binnen dit gevarieerd geheel onderscheidt nummer 78 zich met een expressieve gevelbekroning en geometrische glasramen, karakteristiek voor de vormentaal van architect Jan Sels. Aansluitend een volgende reeks bestaande uit nummers 82-90, met strakke simili-belijning, waarbij het nummer 88 opvalt door het ritmisch gebruik van diamantmotief in de venster- en erkerborstweringen en het nummer 90 door de toepassing van gelede sierzuilen met peermotief gecombineerd met getrapte deur- en vensteromlijstingen. Nummer 75, een karakteristieke kleinschalige rijwoning uit 1928, kreeg een sobere maar stevige uitdrukking door een nadrukkelijk horizontale geleding, waarbij simili en baksteenstroken elkaar afwisselen, met een geometrisch fries als gevelbeëindiging. Dezelfde forse geleding, hier met meer sierlijke S-motieven, kenmerkt ook het nummer 100 naar ontwerp van Benoit Dupont (die eveneens de ontwerpen voor nummers 76 en 80 tekende), spaarzaam gebruik makend van spiraalmotieven in de borstweringen.
De straatwanden vertonen grotendeels vervangen deur- en vensterschrijnwerk, die het oorspronkelijke strakke gevelkarakter afgezwakt hebben. Uitgezonderd de in Tweede Wereldoorlog geteisterde oostwand in het zuidelijk straatdeel, die een functionele vervangbouw kreeg, vormt de aaneengesloten bebouwing ten zuiden van de Van Hersbekelei een gevarieerd en vrij coherent ensemble in art-decostijl.
De gunstig gelegen, ruime percelen in een fraaie omgeving aan de noordelijke straatzijde trokken niet enkel een gegoed publiek aan, maar eveneens gerenommeerde, modernistisch ingestelde architecten zoals Nachman Kaplansky (nummer 17), Emiel Van Averbeke (eigen woning, nummer 21) en Walter Van den Broeck (nummer 7). Hier en daar zijn voorzichtige verwijzingen naar de Amsterdamse School, met kenmerkende hoge dakvolumes met geglazuurde pannen, een invloed die echter steeds terughoudend toegepast is. Gematigd of progressief opgevat, binnen de modernistisch getinte woningenreeks, onderscheidt zich één afwijkend pittoresk burgerhuis in cottagestijl (nummer 11), nochtans veelvoorkomend in de omgeving van groene parken in stedelijke context.
Nummers 5, 7 en 14 vormen een homogeen ensemble van compacte rijwoningen van twee traveeën en twee bouwlagen onder plat dak. Voorzien van minimalistisch ontworpen baksteenparementen met Dudokvoeg - dieperliggende lintvoegen en platvolle stootvoegen - zijn deze woningen slechts geopend door strakke bandramen en al dan niet verdiept uitgewerkte toegangen. Binnen deze reeks, gekenmerkt door een grote eenvormigheid qua materiaalgebruik en kleurstelling, onderscheidt het nummer 7 naar ontwerp van Walter Van den Broeck zich als architecturaal meest kwalitatieve voorbeeld, met fraaie halfronde uitsprong, centraal en gevelhoog uitgewerkt. Een ander hoogstaande, zuiver modernistische baksteenbouw, is de half vrijstaande kubusvorm (nummer 17) naar ontwerp van Nachman Kaplansky uit 1935. Nummer 9 naar ontwerp van Gustaaf Van Meel, is eveneens half vrijstaand uitgewerkt en combineert dan weer elementen uit het zakelijk modernisme (sobere baksteenplastiek) met een dominante vooruitstekende bedaking, verwijzend naar de architectuur van Frank Lloyd Wright.
Gematigder van vormgeving is het volledig vrijstaande nummer 19, onder schilddak, met eenvoudige gevelopeningen, voorzien van overluifelde toegangen en weloverwogen plastische accenten. Een gelijkaardige ingetogen gevelopvatting typeert nummers 13 en 15. Hiertoe kan ook het nummer 6 gerekend worden, naar ontwerp van Jan Sels, met herkenbaar gebruik van afgeronde erker en aansluitend balkon; nog sterker is een functioneel en terughoudend modernisme toegepast bij de eigen woning van Raymond Dockx-Laporte (nummer 3) uit 1951.
Nummer 112, naar een ontwerp van Willie Pijl, is een stijlzuiver voorbeeld van nieuwe zakelijkheid, bestaande uit compacte en horizontaal belijnde volumes met hoge borstwering onder de dakrand. Deze half vrijstaande woning slaagt er in het zuidelijke door art deco gedomineerde straatdeel in om zowel een rustpunt als een harmonische verbinding te garanderen binnen het aaneengesloten conglomeraat van woningen in dit gedeelte van de straat.
Heel wat van de art-decowoningen in het zuidelijke straatdeel zijn gerealiseerd door bouwpromotoren die bijna steeds werkten volgens een standaardplan, dat beantwoordt aan de klassieke enkelhuisindeling zoals die sinds de 19de eeuw gebruikt werd voor het stedelijke burgerhuis. Met de gang en trappenhuis aan één kant van de woning, en een enfilade van twee tot drie kamers in de brede venstertravee, is het schema ook duidelijk in de gevels af te lezen die doorgaans wel meer variatie uitdrukken. De half vrijstaande woning nummer 112 valt hierbij op door de beperkingen die de architect zich bewust oplegt om een betere bezonning en ruimtewerking te bekomen, met kleinere maar weloverwogen geschikte binnenruimten als compromis. In de residentiële zone vertoont de binnenindeling van de burgerhuizen echter een grotere verscheidenheid, maar desondanks blijft ook hier de plattegrond vrij conventioneel van opvatting. Een nadrukkelijk progressief voorbeeld is het nummer 7 waar de architect ondanks de limieten van de rijwoning kiest voor een open planconcept met traphal tegen de achtergevel; aan de overzijde is bij het compacte modernistische nummer 6 eveneens geopteerd voor een opvallend maar minder doorgedreven planconcept (mee bepaald door beperkingen van het kleine perceel) met inkom links en traphal rechts geïntegreerd in de leefkamer. In een aantal gevallen was een zonneterras op dakniveau voorzien, zoals bij het nummer 21, maar dit is wellicht niet uitgevoerd.
Onoordeelkundige aanpassingen van het schrijnwerk, waarbij het materiaalgebruik en de oorspronkelijke vensterindeling niet gerespecteerd werd en garagepoorten vervangen zijn door sectionaalpoorten, zijn niet dominant maar hebben het modernistische canon enigszins verschraald.
Auteurs: Van den Borne, Steven
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Van den Borne S. 2018: Van Notenstraat [online], https://id.erfgoed.net/teksten/281663 (geraadpleegd op ).
In Deurne-Zuid aan de grens met Borgerhout. Reeds vermeld als Notenlei in 1912; huidige aanleg in 1934. Lintbebouwing opklimmend tot circa 1925; tegenover Boelaarpark eenzijdige oostelijke bebouwing met onder meer villa's vanaf circa 1930.
Bron: KENNES H., PLOMTEUX G. & STEYAERT R. met medewerking van WYLLEMAN L. & HIMLER A. 1992: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Fusiegemeenten, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nd, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Plomteux, Greet
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. 1992: Van Notenstraat [online], https://id.erfgoed.net/teksten/102447 (geraadpleegd op ).