De Venneborglaan ligt in Deurne-Noord en verbindt de Turnhoutsebaan met de Ruggeveldlaan. De aanleg van de straat gebeurde in de jaren 1920; de eerste bouwaanvraag voor een woning in de straat werd in 1925 ingediend.
De straat heeft haar naam te danken aan het 16de-eeuwse waterslot "Venneborg" dat ten noordwesten van de huidige laan lag, tussen de Alfons Schneider- en Ruggeveldlaan. In de jaren 1920 werden delen rondom het kasteeldomein al verkocht als bouwgrond: het zuidelijke gedeelte van de Venneborglaan tussen de Turnhoutsebaan en de Alfons Schneiderlaan was de dreef die naar het kasteeldomein leidde vanaf de Turnhoutsebaan. Dit gedeelte van de straat is herkenbaar als oorspronkelijke kasteeldreef aan haar breedte en aan de twee rijen bomen op het beboomde middenvak. De bebouwing bestaat uit een vrij homogene lintbebouwing uit het interbellum waarin rijwoningen met halfopen bebouwing wordt gecombineerd. Opvallend zijn de verzorgde voortuintjes, met een afsluiting die steeds mee werd ontworpen en ter goedkeuring werd voorgelegd in de bouwaanvraag.
Omdat het slot Venneborg zwaar beschadigd werd door een bominslag tijdens de Tweede Wereldoorlog, ging men in 1947 over tot sloop. De fototheek van het KIK bewaart foto's van het kasteel uit 1944. Het domein werd verkaveld voor een uitbreiding van de "Venneborgwijk". De Venneborglaan werd verder naar het noorden doorgetrokken. De laan is in dit nieuwere, naoorlogse gedeelte smaller; de huizen hebben er geen voortuin en zijn doorgaans minder fraai uitgewerkt dan de bebouwing in de zuidelijke helft van de straat.
De Venneborglaan vormt het centrum van de Venneborgwijk, niet enkel door de centrale ligging in het stratenpatroon, maar ook door de concentratie van de grootste en fraaist uitgewerkte woningen. De basisbebouwing bestaat uit interbellumburgerhuizen van twee tot drie traveeën en twee tot drie bouwlagen onder plat of pseudo-mansardedak. Het globale straatbeeld wordt bepaald door een voorliefde voor pittoreske architectuur. De combinatie van elementen uit de cottage-architectuur en de art deco is bepalend voor de Venneborglaan bij uitbreiding tot de hele wijk. De combinatie met de beboomde straat en de omheinde voortuintjes sluit aan bij de tuinwijkgedachte.
De bebouwing in het meest zuidelijke stuk van de straat, tussen Turnhoutsebaan en Plankenbergsestraat, geeft het beste het oorspronkelijke karakter van deze "boulevard" weer. Amper onderbroken door nieuwbouw of door verbouwde gevels, vormen de twee tegenover elkaar liggende huizenrijen (1-27 en 2-20) door hun sterke ensemblewaarde een statige entree tot de wijk.
Bakstenen puntgevels, erkers, imitatievakwerk
De stijlkeuzes in de Venneborglaan leidden tot een homogeen, pittoresk straatbeeld. Doorgaans zien we gevels met twee twee ongelijke traveeën en bakstenen parement. Heel vaak komt een als puntgevel uitgewerkt dakvenster terug in de brede venstertravee, al dan niet voorzien van imitatievakwerk. Erkers, gecementeerde geveldelen, hoekportalen en schrijnwerk met kleine roedeverdeling of glas in lood zijn vaak voorkomende elementen.
Topvoorbeelden van deze typologie vinden we in het begin van de straat. Nummers 6-8, in een unieke, zuivere cottagestijl werden in 1928 door Emiel Janssens ontworpen en zijn de blikvangers van de straat. De nummers 4, 11 en 15 bijvoorbeeld, zijn verzorgde, representatieve voorbeelden van het doorsnee burgerhuis zoals men het voor ogen had in de Venneborglaan. Knappe ontwerpen van half vrijstaande burgerhuizen in deze stijl zijn onder meer de nummers 47 of 63, met opengewerkte loggia’s op de hoek. De gevelrij tussen de Turnhoutsebaan en de Plankenbergstraat, aan de kant van de oneven huisnummers, vormt een krachtig geheel van allemaal panden van deze typologie, enkel onderbroken door een hogere meergezinswoning met lijstgevel op nummer 19 en een verbouwde gevel op 13.
Sterk gelijkende woningen, met telkens hetzelfde opzet, vinden we ook elders in de straat terug. Nummer 20, een burgerhuis in cottagestijl uitgevoerd naar een dossier van aannemer A.F. Hens uit 1930. Nummer 46 is de architectenwoning van architect G. Vandenabeele, voor zichzelf getekend in 1933. In het bouwdossiers uit 1929 voor de half vrijstaande art-decowoning op nummer 60 is geen architect vermeld. Nummer 61, met spitse puntgevel en zware erker werd in 1931 ontworpen door Fr. De Proost (gesigneerd). J.A. Pots tekende in 1929 het ontwerp voor de art-decowoning op nummer 82. Nummer 84 werd in hetzelfde jaar gepland door bouwmeester C.J. Janssens-Rubbens. Nummers 90 en 124 zijn voorbeelden van realisaties van Karel Van Looy, die veel woningen volgens typeplannen realiseerde in de wijk in de jaren 1920 en 1930. Frans Van Lieshout ontwierp de woning op 121 in 1930. De woning op nummer 122 is een realisatie van provinciaal architect Jules Pingnet uit 1933, die ook een privépraktijk als architect had en zelf ook in de Venneborglaan woonde.
Een aantal art-decowoningen zijn iets anders van opzet, doordat er gekozen werd voor een lijstgevel. Nummer 49 bijvoorbeeld, Villa Cordelia, een eenvoudig ontwerp van Alphonse Pauwels uit 1928. Nummer 77, een realisatie van Wauters en Blommaert, is vermeldenswaard omwille van de smeedijzeren korfboogpoort met verfijnde rozenmotieven. Op nummer 134 is de houten poort in art deco bewaard bij een woning uit 1931 waarvan het bouwdossier geen ontwerper vermeldt.
Amsterdamse School
Ook in de Venneborglaan laat de invloed van de Amsterdamse School zich gelden binnen de art-deco-ontwerpen. Bij nummer 37 bijvoorbeeld vallen de expressieve, gedecoreerde baksteenstijl op, de veelkleurige glas-in-loodramen en de alternatievere aanpak van de gevel. Dit ontwerp uit 1932 van een niet gekende architect vormde wellicht de inpiratie voor een typemodel dat de populaire veelbouwer Karel Van Looy op nummer 43 realiseerde, maar ook op ander plekken in de wijk.
De hoge pannen daken die de Amsterdamse School kenmerken vinden we terug in nummer 117. Het combineren van verschillende metselverbanden, een andere duidelijke eigenschap van de Amsterdamse School, kenmerkt nummer 76. De creatie van aannemer J. Gervais en Zoon op 119, uit 1931, sluit hier stilistisch bij aan. Een brede, apart opgebouwde woning vinden we op nummer 132, ontworpen in 1932 door E. Janssens voor R. Bouteca, combineert rode baksteenbouw met stroken bekleed met keitjes.
De woningen op nummers 32 en 34 verwijzen met hun gecementeerde mijtervormige dakvensters aan de bekende ontwerpen van Jef Huygh. Ze zijn echter ontworpen in 1929 door Gustaaf Dheedene, een lokale Deurnese architect. Nummer 30, getekend door Ferdinand Van Mierlo in 1929 sluit qua stijl en detaillering goed aan bij het ensemble.
Zeer expressieve gevels, die echter door wijzigingen van detaillering hun flair verloren zijn de nummers 59 en 88. Van 59, met bouwdossiers uit 1929, kennen we de ontwerper niet. Nummer 88 is de architectenwoning van Paul Dries, getekend in 1928. Opvallend in zijn eenvoud is het ontwerp van Edward Van Not uit 1929 op nummer 111; de soberheid valt extra op naast de druk versierde art-decogevels die Van Not tekende op nummers 113-115.
Het duidelijkste voorbeeld van de stijlinvloed uit Amsterdam is echter de woning op nummer 72, niet toevallig ontworpen door een Nederlandse bouwmeester van wie in België slecht één ontwerp is gekend: Jac. Hurks.
Deze woning is vernuftig vervlochten met het aangrenzende pand, dat nochtans andere verhoudingen en een andere bouwstijl heeft. Dat pand valt op door de felle kleuren in de gevel: vooral het gebruik van helgroene cimorné is het vermelden waard, zelfs in Vlaamse context. De weinig gekende architect Lode Van Marcke bewees met dit ontwerp dat hij bij de vooruitstrevende architecten van het interbellum hoorde.
Een aantal woningen sluiten qua bouwmaterialen, bouwhoogte en voortuin wel aan bij de basistypologie in de Venneborglaan, maar kregen door een originele insteek van de architect toch een ander karakter. De woning op nummer 36 bijvoorbeeld, geeft met zijn brede helgele bakstenen gevel uiting van de Duitse invloed die in het oeuvre van bouwmeester Paul Berger zijn binnen gesijpeld. De opdracht om een schildersatelier te combineren met een woning bepaalde dan weer het alternatieve karakter van de brede woning die Alfons Van Braekel tekende voor het echtpaar Naveau-Alternaght.
Modernisme
Het strakkere, horizontaal geritmeerde modernisme is in de Venneborglaan in veel mindere mate aanwezig: panden met platte daken, buisleuningen en horizontale raampartijen vinden we voornamelijk terug in het jongere, noordelijke deel van de straat, waar de bebouwing globaal gezien minder kwalitatief is. Het duidelijkste voorbeeld in de straat is het ontwerp van Rik Jacops uit 1935. Minder uitgepuurde voorbeelden van modernisme zijn de nummer 10 en 48, die door hun klassieke aanpak naadloos in het straatbeeld passen. De vreemde eend in de bijt, voorbeeld van een radicaal naoorlogs modernisme beïnvloed door Expo ’58 is de eigen woning van Etienne Oppeel, die door zijn kwartholle gevel de overgang markeert tussen twee verschillende rooilijnen in de straat. Minder strakke voorbeelden van het modernisme, waarin we de stijlverschuiving vanuit de art deco kunnen waarnemen, vinden we op nummers 10 en 48.
Sobere modernistische ontwerpen zijn afhankelijk de zuiverheid van de afwerking; een onoordeelkundige aanpassing haalt het evenwicht onderuit. In verschillende woningen vinden we minder geslaagd nieuw schrijnwerk terug, wat de erfgoedwaarde verzwakte.
Nummer 40 is een naoorlogs ontwerp uit 1949 met typerende gele bakstenen gevel; V. De Vogelaere zorgde voor het ontwerp. Nummer 44 werd door architect Jules Pingnet ontworpen: in 1937 voerde hij de opdracht uit voor zijn latere echtgenote Joanna Weyler; vermoedelijk was het ook de gezinswoning van het echtpaar. Het horizontale karakter van de gevel, de gele baksteen en de afgeronde balkons zijn duidelijke modernistische kenmerken. De erker van 54 is eveneens afgerond en vormt samen met het patrijspoortvormige bovenvenster en de buisleuningen aan het balkon, kenmerken van de zogenaamde pakketbootstijl. Het is een ontwerp van L. Van den Broecke uit 1936.
Twee appartementsgebouwen kregen ook een modernistische look: nummers 31-33, met brede rode bakstenen gevel, werd in 1937 ontworpen door John Van Zeeland. Frans Blommaert realiseerde het appartementsgebouw op nummers 92-94 in 1931.
Historiserende architectuur
Helemaal tegenovergesteld aan het modernisme, zijn de historiserende keuzes die de architect maakte voor het ontwerp van de dubbelwoning op nummers 114-116. De Schaarbeekse architect E. Van Geen realiseerde in 1926 een ensemble in een neotraditionele bak- en zandsteenstijl, waarin elementen uit de cottagestlijl, zoals de leien luifels en de erkers, werden geïntegreerd. De beaux-artsstijl, niet populair in deze wijk, maar populair in het interbellum, herinterpreteerd elementen uit de Franse stijlen. In de Venneborgwijk vinden we deze stijl terug in de huizen op nummers 65 en 71, realisaties uit 1929 en 1930 van architect Benoit Dupont, en bij nummer 98, een ontwerp van René Du Bois uit 1934.
Plattegrond
Om het even welke stijl de architect koos voor de gevel, zo goed als elke woning op de Venneborglaan kreeg een klassieke enkelhuisindeling zoals die sinds de 19de eeuw standaard werd gebruikt voor de stedelijke burgerwoning. Met de gang en trappenhuis aan één kant van de woning, en een enfilade van twee tot drie kamers in de brede venstertravee, is het schema ook duidelijk in de gevels af te lezen. In een aantal woningen op de Venneborglaan waren tijdens het interbellum nog ruimtes voorzien voor dienstpersoneel. Zo vinden we in de woningen op 113-115 concrete aanwijzingen in het bouwdossier, waar bijvoorbeeld een zolderkamer voor de dienstbode wordt voorzien. Andere plattegronden in de dossiers tonen dan weer een mogelijke optie om de ruime woningen op te splitsen in twee wooneenheden, aangezien zowel op de begane grond als op de verdieping een keuken werd voorzien in de achterbouw.
Auteurs: Hooft, Elise
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Hooft E. 2017: Venneborglaan [online], https://id.erfgoed.net/teksten/188768 (geraadpleegd op ).
In Deurne-Noord, van Turnhoutsebaan ten zuiden naar Ruggeveldlaan ten noordoosten. Aanleg rond 1930.
Naamgeving naar voormalig waterslot Venneborg (16de-eeuwse kern), gelegen ten noordwesten van de gelijknamige straat tussen Alfons Schneider- en Ruggeveldlaan, zwaar beschadigd door bominslag Tweede Wereldoorlog, in 1947 gesloopt en samen met park verkaveld voor uitbreiding van de "Venneborgwijk"; het gedeelte van Turnhoutsebaan tot Alfons Schneiderlaan is de vroegere kasteeldreef.
Brede laan, voorzien van een met gras begroeid en beboomd middenvak; homogene lintbebouwing met voortuintjes, ten zuiden van Alfons Schneiderlaan veelal opgetrokken rond 1925-40, ten noorden na 1955; rijhuizen en half open bebouwing, twee tot drie bouwlagen onder plat of pseudo-mansardedak.
De huizen uit de eerste bouwfase met typische kenmerken van cottage, art deco, Nieuwe Zakelijkheid:
Bron: KENNES H., PLOMTEUX G. & STEYAERT R. met medewerking van WYLLEMAN L. & HIMLER A. 1992: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Fusiegemeenten, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nd, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Plomteux, Greet
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. 1992: Venneborglaan [online], https://id.erfgoed.net/teksten/102453 (geraadpleegd op ).