Teksten van Cederlaan

https://id.erfgoed.net/themas/2472

Cederlaan ()

De Cederlaan maakt deel uit van de Nieuw-Parkwijk "Den Brandt", een prestigieus villapark in 1910 aangelegd op het grondgebied van Antwerpen en Wilrijk. Het rechtlijnige tracé verbindt de kruising van Berkenlaan, Laarstraat en Olmenlaan, met de kruising van Vijverlaan, Groenenborgerlaan en Sneeuwbeslaan.

Historisch kader

"Den Brandt", een domein met oppervlakte van zowat 48 ha gelegen op het grondgebied van de gemeente Wilrijk, werd in 1910 met uitzondering van het kasteel door de erfgenamen van René Jacques della Faille de Waerloos verkocht aan de stad Antwerpen. Een beperkt gedeelte van de gronden bleef behouden als openbaar park, bedoeld om te worden ingelijfd in het nieuw te vormen Nachtegalenpark. Met dit doel verwierf de stad in dezelfde periode eveneens de domeinen Middelheim en Vogelenzang, een operatie die gepaard ging met grenswijzigingen tussen de stad Antwerpen en de gemeenten Berchem en Wilrijk. Voor het overgrote deel van de gronden van "Den Brandt", bestemd als villapark, verkreeg de familie della Faille de Waerloos een verkavelingsvergunning. Daarop werd in de schoot van de familie de naamloze maatschappij Extensions et Entreprises Anversoises opgericht, later bekend onder de naam Extensa, die instond voor de verkoop van de percelen van de Nieuw-Parkwijk "Den Brandt". Een conventie tussen deze maatschappij en de stad Antwerpen, de zogenaamde "Conventie della Faille" bepaalde de stedenbouwkundige voorschriften, onder meer de aard en omvang van de op te richten gebouwen en het soort van gebouwen dat er niet mocht komen, zoals elke vorm van handel, nijverheid of horeca, verzorgings-, onderwijsinstellingen en kloosters. Voor de percelen gold een minimum oppervlakte van 1000 m2 verminderd tot 600 m2 voor bepaalde zones, en het aanwezige bomenbestand diende zoveel mogelijk te worden gevrijwaard. Het karakter dat voor de nieuw te bouwen landhuizen werd nagestreefd was dat van het 'parc habité', met een vrijstaande inplanting, een sierlijk omheinde voortuinstrook van 4 tot 6 m diep, een minimum afstand tussen de woningen van 8 m, en een opgelegde kroonlijsthoogte tussen 7 en 17 m. Mits naleving van de gestelde perceelsoppervlakte konden de woningen per twee tot maximaal drie worden gekoppeld. De noordwestelijke hoek van de wijk, samenvallend met de uiteinden van Acacialaan, Eglantierlaan en Berkenlaan, een sectie van de Kruishofstraat en de volledige Varenlaan, grotendeels op het grondgebied van Wilrijk, was voorbehouden voor aaneengesloten rijbebouwing 'de caractère architectural', met ruimte voor horeca. Hetzelfde gold voor het zuidwestelijke hoek van de wijk, samenvallend met de uiteinden van Cederlaan, Sorbenlaan, Vijverlaan en Dennenlaan. Alle bouwplannen dienden zowel door de maatschappij als door de stad te worden goedgekeurd, en voor de bebouwing gold een maximale termijn van twee jaar na verkoop van het perceel.

Het aanlegplan van de Nieuw-Parkwijk "Den Brandt" werd ontworpen door hoofdingenieur-directeur van de dienst Wegenis Richard Lemeunier. Ten noorden aanleunend bij het voormalige militaire oefenveld Wilrijkseplein, wordt de wijk omgrensd door de Beukenlaan, de Groenenborgerlaan, de Cederlaan en de Berkenlaan. Hoofdas van de pittoreske parkaanleg met beboomde lanen is de Della Faillelaan, die in een wijde boog rond het Park Den Brandt loopt, en achtereenvolgens wordt gekruist door de Eglantierlaan, de Acacialaan, de Hagedoornlaan, de Kastanjelaan, de Olmenlaan, de Vijverlaan en de Dennenlaan. Een parallel circuit bestaat uit de elkaar kruisende Sorbenlaan en Ahornenlaan, waarop de pas begin jaren 1930 aangelegde Wilgenlaan, Platanenlaan en Palmenlaan aansluiten. Daarnaast fungeert de Seringenlaan als toegangsdreef tot Park Den Brandt in het hart van de wijk. De wegenwerken werden in 1911 en 1912 bij openbare aanbesteding toegewezen aan de aannemer van openbare werken Arthur Van Rijsseghem, en in twee fasen voltooid tussen 1911 en 1913. De aanplant van bomen en de verkoop van bouwgronden ging eveneens begin 1911 van start, waarna midden dat jaar al de eerste bouwaanvragen konden worden ingediend. Tot de naamgeving van de nieuwe straten werd in november 1911 beslist; de plechtige inhuldiging van de Nieuw-Parkwijk "Den Brandt", met concerten en vuurwerk, vond plaats op 7 september 1913. Waar de wijk vóór de Eerste Wereldoorlog slechts een beperkte bouwactiviteit kende, met uitzondering van de speculatieve, verstedelijkte zone in de noordwestelijke hoek, vond de belangrijkste bebouwingsgolf plaats tijdens de eerste helft van de jaren 1920, gevolgd door een tweede tijdens de jaren 1950 en 1960. Afgelopen decennia stond de wijk opnieuw onder grote druk van de vastgoedmarkt, waarbij percelen zowel werden opgesplitst voor de bouw van bijkomende woningen, als samengevoegd voor nog grotere nieuwbouwvilla's. Een beperkt aandeel van de oorspronkelijke bebouwing, die aan het einde van de Tweede Wereldoorlog ook al was getroffen door bominslagen, ging daarbij verloren.

Architectuur

Het tracé van de Cederlaan behoort slechts voor de westelijke helft tot het eigenlijke villapark, waarvan het karakter wordt bepaald door open bebouwing op grote percelen. Van het drietal bewaarde landhuizen uit het interbellum, geldt de villa Van den Broeck door Maurice Dieltiëns uit 1928 als belangrijkste. Van de eenvoudige, regionalistische doktersvilla Jules Vrints uit 1934 op nummer 2 is de ontwerper niet bekend. Verdwenen is de op de Amsterdamse School geïnspireerde villa Nicolas Van Laten door Paul Smekens uit 1924 (voorheen nummer 8).

De oostelijke straathelft van de Cederlaan maakt deel uit van de verstedelijkte zone in de zuidwestelijke hoek van de Nieuw-Parkwijk “Den Brandt”, gekenmerkt door een aaneengesloten rijbebouwing met voortuintjes. Dit straatgedeelte werd grotendeels bebouwd vanaf de vroege jaren 1920 tot midden jaren 1930. De doorsnee bebouwing wordt gevormd door burgerhuizen en meergezinswoningen in conventionele baksteenbouw, sommige met discrete kenmerken van de cottagestijl. Typische voorbeelden zijn de met baksteenmozaïeken versierde gekoppelde woningen Ch. De Pooter en Jean Maes uit 1923 op nummer 14-16, de gekoppelde meergezinswoningen door de aannemer Arthur Bernaerts uit 1923 op nummers 27-31, de meergezinswoning John Van Gansen door de aannemer Louis Vrancken uit 1925 op nummer 34, een reeks woningen door de aannemers Eduard en zijn zonen de Gebroeders Van Biesen uit 1925 op nummers 42, 44, 46-48 en 56, en de gekoppelde woningen op nummers 60-62. Eduard Van Biesen bouwde ook de meergezinswoning met café op nummer 64. Een meer uitgesproken voorbeeld van cottagestijl is de half open rijwoning op nummer 3, gekenmerkt door puntgevels met pseudo-vakwerk, van omstreeks 1925. Uit de beginfase van het modernisme dateren behalve de woning Koumans door Eduard Van Steenbergen uit 1928, twee projecten door Paul Smekens: de meergezinswoning Berckelaers uit 1924 en de sterk verbouwde meergezinswoning voor eigen rekening uit 1925 op nummer 38-38A. Van dezelfde groep maken twee meergezinswoningen uit 1926 op nummer 11-13 deel uit, die tot de vroege realisaties van Geo Brosens moeten gerekend worden. Deze gekoppelde panden met elk drie driekamerflats, ontworpen in een uitgepuurd baksteenmodernisme naar Nederlands voorbeeld, zijn minder gaaf bewaard. Uit de vroege jaren 1930 dateren enkele panden met een ingehouden art-deco-inslag, zoals de gekoppelde meergezinswoningen L. Permanne uit 1930 op nummers 22-24 waarvan de ontwerper niet gekend is, de expressieve woning G. Schrauwen uit 1932 op nummer 10, en de sobere meergezinswoning W. Janssen uit 1934 op nummer 41-43 hoek Vijverlaan, beide laatste ontworpen door Philemon Schönberger.

  • Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 238#4106 (nummer 2), 238#1036 (villa Van Laten), 238#932 (nummers 14-16), 238#957 (nummers 27-31), 238#1328 (nummer 34), 238#1334 (nummer 42), 238#1125 (nummer 44), 238#1150 en 238#1242 (nummers 46-48), 238#1158 (nummer 56), 238#1804 (nummer 64), 238#1232 (nummers 38-38A), 238#1528 en 238#1532 (nummers 11-13), 238#2731 (nummers 22-24), 238#3702 (nummer 10) en 238#3994 (nummers 41-43).
  • MOENS J. 1989: Antwerpen 1921. Mondaniteiten en praatjes, Interbellum 9.2, 8-11.

Auteurs:  Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Braeken J. 2015: Cederlaan [online], https://id.erfgoed.net/teksten/167382 (geraadpleegd op ).


Cederlaan ()

Korte, rechte straat in de residentiële buurt van het Nachtegalenpark. Lintbebouwing met voortuintjes, overwegend drie bouwlagen onder plat dak, uit de jaren 1920, soms sterk aangepast zoals het als opbrengsthuis gebouwde nummer 38 naar ontwerp van Paul Smekens van 1925. Voorts enkele villa's.

  • DINET Ph., Paul Smekens. Opleiding en architectuur tot 1940, Eindverhandeling architectuur Sint-Lucasinstituut Gent, 1978-1979, 36.

Bron: KENNES H., PLOMTEUX G. & STEYAERT R. met medewerking van WYLLEMAN L. & HIMLER A. 1992: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Fusiegemeenten, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nd, Brussel - Turnhout.
Auteurs:  Steyaert, Rita; Kennes, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Steyaert R. & Kennes H. 1992: Cederlaan [online], https://id.erfgoed.net/teksten/102493 (geraadpleegd op ).