Zuidoostelijke begrenzing van het begijnhof, eertijds grenzend aan de begijnhofgracht (zie benaming). Tot circa 1720, zuidoostelijke straathelft onbebouwd en dienstdoende als was- en bleekplaats voor wol of linnen (belangrijke bron van inkomsten voor de begijnen tijdens de bloei van de lakennijverheid). Na het verval van de draperie, ingepalmd als bouwgrond en voorzien van een traditionele lintbebouwing vanwege de grote vraag naar begijnenhuizen.
Heden rechte, gekasseide straat, enerzijds uitlopend op bakstenen muur met korfboogdeurtje in zandstenen omlijsting, dat toegang geeft tot de Stadswandeling; anderzijds uitlopend op "'t Soete Naemke" (nummer 15). Straatbeeld sterk bepaald door de traditionele rijhuizen (nummers 4-13) van 1721-1726. Andere straatwand getypeerd door eenvoudige begijnenwoningen afgewisseld met gekalkte tuinmuren, ter vervanging van vroegere huizen, meestal gesloopt in de eerste helft van de 19de eeuw. Tegenover nummer 11 bewaarde pomp; rechts ervan bevat de muur twee behouden rechthoekige zandstenen vensteromlijstingen.
Bron: KENNES H. & WYLLEMAN L. 1990: Inventaris van het cultuurbezit in Belgiƫ, Architectuur, Provincie Antwerpen, Arrondissement Mechelen, Kanton Lier, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 13n1, Brussel - Turnhout. Auteurs: Kennes, Hilde Datum: De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)