De Aaigemstraat situeert zich in het verlengde van de Meersstraat, waarvan ze vroeger deel uit maakte, vanaf het kruispunt met de Koning Albertlaan via een sterk gebogen tracé tot de Koningin Fabiolalaan. De straat doorkruist zo de vroegere Sint-Pieters-Aaigemwijk, die een sterk ruraal karakter met beperkte bebouwing had binnen een moerassig gebied, begrensd door de spoorlijn naar Oostende, de Leie en de Koning Albertlaan. De aanleg van de wijk werd gestimuleerd door de bouw van het Sint-Pietersstation. De stelselmatige urbanisatie vond plaats tijdens het interbellum.
De Aaigemstraat vormt één van de oudste straten van de wijk en werd reeds in 1892 en 1913 afgelijnd (Koninklijke Besluiten van 3 november 1892, 9 april 1913 en 10 juli 1946). De straat bewaart aldus restanten van vooroorlogse bebouwing uit het laatste kwart van de negentiende eeuw en begin twintigste eeuw. Deze kleinschalige rijbebouwing wordt afgewisseld met burgerhuizen uit het interbellum, overwegend als een rijbebouwing van enkelhuizen, evenals een aantal kenmerkende hoekhuizen en een sporadische alleenstaande villa (nummer 118). Op het einde van de straat bevinden zich eveneens enkel doorsnee woningen van na de Tweede Wereldoorlog zoals nummer 117 van 1950 ontworpen door Guillaume Gyselinck in opdracht van Joseph Adinau.
Het einde van de straat, nabij het kruispunt met de Koningin Fabiolalaan, wordt bepaald door een reeks schuin ingeplante arbeiderswoningen. Een opvallend ensemble, gesitueerd op een lager straatniveau, is een rij van veertien arbeiderswoningen (nummer 132-156) in spiegelbeeldschema, waarbij nummers 132-152 gebouwd werden volgens een bouwaanvraag van 1899 onder leiding van de Gentse aannemer Lodewijk Frans Snouwaert, in opdracht van Gustaaf Reyns. De verbouwde woningen nummer 154-156 werden gebouwd volgens een bouwaanvraag uit 1904 naar ontwerp van Arthur Vande Kerkhove in opdracht van Xaveer De Staute. Deze bouwheer liet ook de twee, schuine ingeplante arbeiderswoningen (nummer 128-130) aan de hoek met de Duifhuisstraat realiseren, volgens een aanvraag van 1905. Ze zijn opgevat als enkelhuizen volgens repeterend schema van elk twee traveeën en twee bouwlagen onder een vernieuwd pannen zadeldak (nok evenwijdig met de straat). Lijstgevels met een beschilderd baksteenparement, doorbroken met getoogde muuropeningen, waarbij nummer 130 de originele houten T-ramen bewaart.
De overige, bewaarde vooroorlogse bebouwing situeert zich aan de rechterzijde van de straat tussen de kruispunten met de Patijntjestraat en Rijsenbergstraat. Deze omvatten enkelhuizen in rijbebouwing (repeterend schema) van twee traveeën en twee bouwlagen onder een zadeldak, gebouwd in opdracht van Frans Bethune.
Voorbeelden hiervan zijn nummer 88, die samen met vier andere huizen gebouwd werd volgens een bouwaanvraag van 1884, en opgevat is als een bepleisterde lijstgevel met schijnvoegen onder een zadeldak (leien, nok evenwijdig met de straat), waarbij de afgeronde vensters van de bovenverdieping voorzien zijn van doorgetrokken lekdorpels.
Het hoekhuis met de Patijntjestraat (Aaigemstraat 36), voorzien van een typerend café met toegang in de afgkante hoektravee, kwam tot stand volgens een bouwaanvraag van 1886, samen met vijf links aanpalende huizen in de Aaigemstraat.
De nummers 100 en 102 werden iets later gebouwd in opdracht van Bethune, namelijk volgens een aanvraag van 1891 ontworpen door A. De Hoon. Gelijkaardige arbeiderswoningen zijn nummer 92, 104 en 108, volgens een bouwaanvraag van 1903. De woningen zijn ontworpen als bepleisterde lijstgevels met schijnvoegen, voorzien van rechthoekige muuropeningen. Alle gevels werden in de eerste helft van de twintigste eeuw aangepast naar een art-decogetinte vormgeving, met geometrische motieven in de borstweringen en als gevelaflijning, met tandlijsten en een opvallende licht uitkragende erker op de bovenverdieping van nummer 100 en 104.
Een ander vooroorlogs pand bevindt zich nabij het kruispunt met de Koning Albertlaan. Nummer 4 werd gebouwd volgens een bouwaanvraag van 1912 in opdracht van Joseph Gelein als een burgerhuis met winkelpui, van twee traveeën en drie bouwlagen onder een zadeldak (nok evenwijdig met de straat). Lijstgevel, op de bovenverdieping doorbroken door getoogde vensteropeningen in geprofileerde omlijstingen en voorzien van doorgetrokken lekdorpels. Vernieuwd schrijnwerk en aangepaste winkelpui, afgewerkt met vierkante zwarte en rode geglazuurde tegels, gefabriceerd door “Vloer en gleiswerk / coop. vennootschap / Blancquaert-Allart / V. Braeckmanlaan, 73 / St.Amandsberg (Gent) / Tel. 190.50” (vermelding rechts onderaan de pui).
De overige bebouwing in de straat omvat voornamelijk doorsnee-burgerhuizen en bakstenen rijhuizen van meestal twee traveeën en twee of drie bouwlagen onder een zadeldak of plat dak, bijvoorbeeld nummer 1-5A van 1925 ontworpen door E. De Weyn. Het straatbeeld van de Aaigemstraat wordt overwegend gemarkeerd door de opmerkelijke staalkaart van interbellumarchitectuur, gerealiseerd door architecten als Geo Henderick (Patijntjestraat 2-8 en Aaigemstraat 28-34, 18, 20 en 22-26), Michel Buyse (125, 127 van 1933, 129 van 1933, evenals het aansluitend hoekhuis met de Koningin Fabiolalaan), Frans Flameng (de gesigneerde panden nummer 99 van 1935 waarbij Flameng eveneens de bouwheer was, en nummer 101-103 van 1936), Walter Cantré (112-114) en Alexander Meuleman (73-81).
Enkele voorbeelden in een stijl aanleunend bij de art nouveau zijn nummer 15 van 1923 en nummer 21 van 1916 en nummer 23-27 van 1922 (waarbij het schrijnwerk werd vervangen). Opvallende bakstenen lijstgevels met een gebogen gevelbeëindiging, waarbij de bovenverdiepingen gevat zijn tussen aflijnende lisenen. Nummers 15 en 23-27 worden op de middenverdieping gemarkeerd door een licht gebogen erker onder een bekronend balkon.
Een representatief ensemble van interbellumarchitectuur zijn drie burgerhuizen (nummer 18, 20, 22-26) in een sobere, functionele baksteenarchitectuur in navolging van de Amsterdamse School, naar ontwerp van architect Geo Henderick, volgens bouwaanvragen van 1927 en 1928 in opdracht van Alexander Van Heuverswijn. Panden met kenmerken van art deco zijn het voormalige werkhuis met magazijn Aaigemstraat 8 naar ontwerp van architect Charles-Joseph Van de Velde volgens bouwaanvragen van 1924 en 1936, en de woning Aaigemstraat 125 van 1935 ontworpen door Michel Buyse.
Kenmerkend in het straatbeeld is de bijzondere aandacht voor de hoekhuizen. Beeldbepalend hoekcomplex met de Patijntjestraat (Patijntjestraat 2-8 en Aaigemstraat 28-34), gerealiseerd in een expressionistische baksteenarchitectuur in navolging van de Amsterdamse School, naar ontwerp van Geo Henderick (1931). De hoek aan de andere zijde van de Patijntjestraat wordt ingenomen door nummer 36, het vooroorlogse hoekhuis met café. De hoek van de Aaigemstraat met de Koning Boudewijnstraat wordt gemarkeerd door een grootschalig hoekhuis (nummer 29-33) van respectievelijk vier, één en drie traveeën en drie bouwlagen, waarbij een winkelruimte was ontworpen in de pui van de afgesnuite hoektravee. Het pand werd gerealiseerd volgens een bouwaanvraag van 1924 in opdracht, en mogelijk ook naar ontwerp van bouwkundige Georges Verenghen. De hoek met de Tenderstraat wordt ingenomen door een meergezinswoning ontworpen door Alexander Meuleman (nummer 73-81). Architect Walter Cantré ontwierp het hoekhuis met de Rijsenbergstraat (nummer 112-114) in nieuwe zakelijkheid. Het appartementsgebouw op de hoek met de Duifhuisstraat is een ontwerp van de Luikse architect Gérard Baiwir (gevelsignatuur "G. Baiwir / Arch." links naast de deur) volgens een bouwaanvraag van 1957 in opdracht van Albert Simoen.
Auteurs: Verhelst, Julie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Verhelst J. 2014: Aaigemstraat [online], https://id.erfgoed.net/teksten/156008 (geraadpleegd op ).
Vroeger deel van de Meersstraat. Huidige straat met bochtig tracé van de Koning Albertlaan tot de Koningin Fabiolalaan, doorheen het gebied van Sint-Pieters-Aaigem. Dit landelijk en vrij moerassig gebied, tot 1796 eigendom van de Sint-Pietersabdij, werd voornamelijk geürbaniseerd na de aanleg van het Sint-Pietersstation. De Aaigemstraat, één der oudste straten, werd reeds in 1892 en 1913 afgelijnd. Het einde van de straat, aan de Koningin Fabiolalaan wordt heden nog bepaald door een reeks schuin ingeplante arbeidershuisjes, twee bouwlagen en twee traveeën (spiegelbeeldschema) op een lager straatniveau gelegen en daarvoor afgesloten door een leuning en toegankelijk via twee trappen. Gedeeltelijk met voortuintjes (nummer 132- 156) en daterend uit de tweede helft van de negentiende eeuw.
Restant van een steegbeluikje van 1869 achter nummer 73. De overige bebouwing omvat voornamelijk doorsnee-burgerhuizen en bakstenen rijhuizen van meestal twee traveeën en twee of drie bouwlagen onder zadel- of plat dak. Naast enkele licht art-nouveaugetinte (nummer 15, 21, 23-27) komen voornamelijk gevels in Nieuwe Zakelijkheid voor waaronder enkele gesigneerde: nummer 101-103 Fr. Flameng, 1936; nummer 125 M.H. Buysse. Markante hoekpanden met de verschillende doorkruisende straten, onder meer het hoekcomplex met de Patijntjestraat naar ontwerp van architect G. Henderick van 1931 en de hoek met de Rijsenbergstraat (nummer 112-114) in Nieuwe Zakelijkheid op de buitentrap gesigneerd: "architect W. Cantre, 1939".
Sporadisch komt een alleenstaand, vroeger buitenhuis voor (nummer 118).
Bron: BOGAERT C., LANCLUS K. & VERBEECK M. 1982: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Gent, 19de- en 20ste-eeuwe stadsuitbreiding, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 4nc, Brussel - Gent.
Auteurs: Bogaert, Chris; Lanclus, Kathleen; Verbeeck, Mieke
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Bogaert C. & Lanclus K. & Verbeeck M. 1983: Aaigemstraat [online], https://id.erfgoed.net/teksten/103205 (geraadpleegd op ).