Deze straat liep, vóór de aanleg van de Kanaalstraat, langsheen de omwalling van het kasteel naar de oostelijke stadspoort, de Uikhoverpoort, die dus oorspronkelijk aan de noordzijde tegen de kasteelomwalling was aangebouwd. De Uikhoverpoort was een onderdeel van de in 1625-1630 gebouwde stadsomwalling, en gaf uit op de weg, die naar Uikhoven en Boorsem leidde. Door de aanleg van de Zuid-Willemsvaart ten oosten van de stad, is de situatie op deze plaats thans grondig veranderd. De Uikhoverpoort bleef bewaard, evenals de gracht, gevoed door de Siepbeek.
Achter de poort, intra muros, vormen de gevelwanden een klein, trechtervormig plein, gedomineerd door de imposante gevel van het huis nummer 23. Aan de zuidzijde van dit plein loopt de voormalige Molenstraat, thans eveneens Oude God, die in zuidelijke richting naar de stadswal liep, waarvan de ligging thans nog door de Siepbeek wordt aangeduid. Hier lag de grafelijke watermolen, zeer fragmentarisch bewaard in de hoofdzakelijk 19de-eeuwse gebouwen. Het eindpunt der Molenstraat werd gevormd door de thans verdwenen Nonnenpoort, die toegang gaf tot het eveneens verdwenen norbertinessenklooster, dat met zijn tuinen, binnen een eigen omwalling en ommuring, buiten de stadswal lag. Het klooster werd in 1140 gesticht door graaf Gisbert van Bronckhorst, de orde werd opgeheven en de goederen geconfisceerd in 1797; in 1828 werden de laatste resten van het klooster afgebroken.