Teksten van Sportstraat

https://id.erfgoed.net/themas/3282

Sportstraat (2012) ()

De Sportstraat loopt van de Koning Albertstraat naar de Koningin Fabiolalaan aan de spoorlijn in de buurt van het Sint-Pietersstation. De Sportstraat vormt de belangrijkste straat in de nieuw aangelegde stadswijk na de Eerste Wereldoorlog, de vroegere Sint-Pieters-Aaigemwijk, in het moerassige gedeelte te westen van de Koning Albertlaan en voorts begrensd door de Leie (Gordunakaai) en de spoorlijn naar Oostende. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd de Leie rechtgetrokken tussen het Patijntje en de kort voordien aangelegde Koning Albertbrug. Een aantal nieuwe straten, Sportstraat, Handbalstraat, Tennisbaanstraat, Distelstraat en Duifhuisstraat werden afgelijnd na de Eerste Wereldoorlog en doorkruisen of verbinden reeds bestaande vroegere buurtwegen (o.m. de Patijntjestraat, Aaigemstraat, Rijsenbergstraat). De aflijning van de Sportstraat is vastgelegd in een KB van 12.05.1925 en van 21.04.1931. Het huidige straatbeeld omvat vooral burgerhuizen en kleine appartementsgebouwen uit in de jaren 1925-35 en uit de jaren 1960.

Het vrij homogene straatbeeld met overwegend middelgrote burgerhuizen in modernistische stijl wordt bepaald door zakelijke, functionele rijhuizen in variërende baksteenarchitectuur, van het type enkelhuizen van twee of drie bouwlagen onder zadeldak of plat dak. Bijvoorbeeld nummer 197 naar G. Monnier, 243-245, 251 naar architect G. Goethals, 321-323 naar architect A. Meuleman, 261 architect Charles Frère, 279-283 naar ontwerp van Th. Desmet (1935), 285 architect M. Lauwers (1936), 287, 289, 291 architect K. Saverys (1936), 293 architect Th. Desmet (1937), 316 Maurice Olieux (1935), 394 architect René Mojan (1937). De gekoppelde woningen nummers 14-16 met overhoeks geplaatste erkers doorlopend over twee bouwlagen, en de panden 233 van George Cornille van 1933 en 235 van Michel Pycke van 1933, behoren nog tot de vrij traditionele doorsneebebouwing van het klassieke enkelhuistype met typerende erker op de bovenverdieping van de bredere venstertravee, laatstgenoemde met behouden kleine roedeverdeling in de bovenlichten. Ook de in 1929 gebouwde meergezinswoning nummers 10-12 van architect G. Vermeulen sluit aan bij dit type. De doorsneebebouwing met modernistische inslag wordt gekenmerkt door rijwoningen van twee ongelijke traveeën met twee of drie bouwlagen. Typische stijlkenmerken voor de woningen uit het interbellum zijn de markerende kubistische erkers en balkons, brede vensterregisters (vaak metalen ramen) gelegen in het gevelvlak, bakstenen gevels in halfsteensverband met dieperliggende horizontale voegen, gecementeerde of met tegels bezette gevelelementen (nummer 223, architect Herman Van Ooteghem, 1938), of gevelaflijning met staande dakpannen, bijvoorbeeld nummers 211, 300, 432. Bij de meeste panden is het schrijnwerk vernieuwd. Een opvallend ensemble vormt de rij van vijf kleine huizen nummer 306 tot 314 van twee traveeën en twee bouwlagen ontworpen door Herman Van Ooteghem in 1936: door de gevarieerde muuropeningen en licht verspringende gevelaflijningen, oorspronkelijk met verticale dakpannen als gevelbeëindiging, krijgt de huizenrij een speels karakter, latere ingrepen verstoren echter de erfgoedwaarde. Modernistische burgerhuizen met meer uitgesproken kenmerken zijn nummer 205 (architect F. Vandersmissen), 217 (architect G. Gyselinck), 221 (architect E.F. Callebout), 313 (architect Vanden Hende), 438-440 en 450-452 (architect Th. Desmet).

Kenmerkend in het straatbeeld is de bijzondere aandacht voor hoekoplossingen op de kruispunten met de dwarsstraten. Twee beeldbepalende appartementen bevinden zich op de hoeken met de Patijntjestraat, nummer 157-175 Trianon Residence van architect C. Lefebure (1939) en nummer 212-230 naar ontwerp van J.M. Joris (1936). Dezelfde architect Joris ontwierp eveneens het opvallende appartementsgebouw Residentie Owe, nummer 320-342 op de hoek met de Rijsenbergstraat (1947), ertegenover bevindt zich een fraai burgerhuis nummer 225 van architect R. Buysse (1937). Op de hoeken met de Duifhuisstraat is enerzijds een klein appartementsgebouw van architect Th. Desmet, nummer 406-410 (1937) en een voormalig winkelpand (267-271) van architect Emile De Nil (1935).

Verschillende panden zijn gesigneerd, gedateerd of door literatuur gekend. Tot de meest voorkomende architecten behoren Robert Buysse (nummer 181, 183, 185, en het opvallend hoekpand 225), Th. Desmet (241, 279-283, 293, 350-364, 406-410, 438-440, 442, 450-452) en Guillaume Monnier (177-179, 197, 412-422, 434). Tot de meest belangrijke realisaties uit het interbellum behoren de creaties van de architecten Gaston Eysselinck (195), Jan-Albert De Bondt (elektriciteitsgebouw), Ernest Snoeck (396, 398, 454-458) en Jules Lippens (295-311, 376-380, 444-448).

In het straatbeeld wordt de aaneengesloten rijbebouwing van eengezinswoningen uit het interbellum afgewisseld met naoorlogse kleine flatgebouwen in een vrij conventionele architectuur met garages op de gelijkvloerse verdieping. Een klein flatgebouw nummer 177-179 werd reeds opgericht in 1947 naar ontwerp van Guillaume Monnier, in een architectuur nog volledig aansluitend bij de gele baksteen architectuur uit het interbellum met afgelijnde vensterregisters en een erkervormig uitspringende volume op de rechter bovenverdieping, het oorspronkelijke schrijnwerk dat het horizontalisme in de gevel benadrukte is verdwenen. Een kleinschalig appartementsgebouw met oog voor detail in het gevarieerd materiaalgebruik vormt nummer 40, een ontwerp van studiebureau R. Van de Sompel van 1960. Andere voorbeelden zijn nummer 37-43 en 53-59. Verderop in de straat vormt een aaneensluitende rij van hogere appartementsgebouwen van vijf bouwlagen nummer 76-94 tot 124-170 een representatief bouwblok, gebouwd in de periode 1955-1963 naar ontwerp van Bert De Carne en P. Luypaert, voorzien van typerend balkonnetjes met ijzeren leuning. Het flatgebouw 96-112 van architect Maurits Agon van 1961 brengt een kleurrijk accent in het straatbeeld door de blauwgeglazuurde baksteentjes op de borstweringen tussen de bovenverdiepingen. Opvallend is het aandeel van bouwheer André Giraldo die in de jaren 1950 en 1960 door architecten D. Giraldo, H. Haché en G. Smitz een zestal complexen liet bouwen met conventionele flatgebouwen met vrij vlakke gevelopbouw.

  • Stadsarchief Gent, Bouwaanvragen particuliere woningen, G12, 1929/S/10, 1933/S/23, 1933/S/56, 1935/S/10, 1935/S/34, 1936/S/9, 1936/S/32, 1936/S/33, 1936/S/39, 1937/S/16, 1937/S/30, 1938/S/49, 1947/S/58, 1955/S/25, 1960/S/47, 1961/S/8, 1961/S/11, 1961/S/35 & 1963/S/3.
  • BOGAERT C., LANCLUS K. & VERBEECK M., 1983: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, stad Gent, 19de- en 20ste-eeuwse stadsuitbreiding, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 4NC, Gent.
  • Artesis Hogeschool Antwerpen, Opleiding Monumenten – en Landschapszorg, 1ste master, Onuitgegeven nota’s Kenneth Van Caenegem en Julie Verhelst, 2011-2012.

Auteurs:  Lanclus, Kathleen
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Lanclus K. 2012: Sportstraat [online], https://id.erfgoed.net/teksten/143149 (geraadpleegd op ).


Sportstraat ()

Belangrijkste van de samen met de Handbal-, Tennisbaan-, Distel- en Duifhuisstraat nieuw aangelegde straten in de Sint-Pieters-Aaigemwijk namelijk in het moerassige gedeelte te westen van de Koning Albertlaan en begrensd door de Leie en de spoorlijn naar Oostende. Ze werden afgelijnd na de eerste wereldoorlog en doorkruisen of verbinden reeds bestaande vroegere buurtwegen (onder meer de Patijntjestraat, Aaigemstraat, Rijsenbergstraat). Voornamelijk bebouwd in de jaren 1925-35. Vrij homogene straatbeelden met overwegend middelgrote burgerhuizen in modernistische stijl: zakelijke, functionele rij huizen in variërende baksteenarchitectuur, twee of drie bouwlagen en verspringende kroonlijsten onder zadeldak of plat dak. Typische stijlkenmerken zijn de markerende kubistische erkers en balkons, brede vensterregisters (vaak metalen ramen) gelegen in het gevelvlak, decoratief baksteenverband, gecementeerde of met geglazuurde tegels bezette gevelelementen en gekleurd glas in vensters en deuren. Verschillende panden zijn gesigneerd, gedateerd of door literatuur gekend.

Naast gelijkaardige rijhuizen in de Duifhuisstraat (onder meer nummers 57-61, 63-67 en 122 van M.J. Joris) komen aan het einde van de straat enkele alleenstaande huizen voor met omringende tuinen, vermoedelijk vroegere buitenhuizen uit begin 20ste eeuw (onder meer nummer 24, 115, 121). Het einde van de Sportstraat en Tennisbaanstraat wordt gekarakteriseerd door aaneensluitende meergezinswoningen van na de Tweede Wereldoorlog.

  • Stadsarchief Gent, Bouwaanvragen particuliere woningenreeks, G12, 1927/T/17.

Bron: BOGAERT C., LANCLUS K. & VERBEECK M. 1982: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Gent, 19de- en 20ste-eeuwe stadsuitbreiding, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 4nc, Brussel - Gent.
Auteurs:  Bogaert, Chris; Lanclus, Kathleen; Verbeeck, Mieke
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Bogaert C. & Lanclus K. & Verbeeck M. 1983: Sportstraat [online], https://id.erfgoed.net/teksten/103345 (geraadpleegd op ).