Kade aangelegd in 1880-1886 aan de oostkant van de in 1880-1881 gegraven en circa 1100 meter lange Voorhaven. Havenuitrusting tussen de kaaimuur en de steenweg gepland door stadsingenieur E. Braun (zie algemeen bestek van 1884).
De haveninstallatie omvat zes havenloodsen opgericht van 1885 tot 1892. Vijf daarvan zijn gesloten havenloodsen of pakhuizen van twee bouwlagen, ieder 100 meter lang en 40 meter breed met een tussenruimte van 20 meter van elkaar gebouwd op circa 10 meter van de kaaimuur. Een eerste havenloods (nummer 22) werd opgericht in 1885-1886, een tweede en derde (nummer 23 en 24) vermoedelijk in 1887-1888, de vierde (nummer 21) in 1890-1891 en de vijfde (nummer 20) in 1891-1892. De eerste, derde en vijfde gebouwde loods vertonen ook een kelderverdieping. Het meest noordwaarts werd in 1886 een oorspronkelijk open loods opgericht van slechts één bouwlaag zonder kelderverdieping, van 230 meter lang en 23 meter breed.
Funderingen van beton en kelderverdieping met bank, van baksteen en steen van Ecaussines. Bovenstructnur van de zes havenloodsen volledig opgericht in metaal. Volgens een overeenkomst van 1884 met de stad Gent werd de ijzeren bovenbouw geleverd en gemonteerd door de Société J. Cockerill van Seraing. De conventie Cockerill bepaalde voorts dat enkel de eerst geconstrueerde hangar (nummer 22) van 1885-1886, volledig uit nieuw geleverd materiaal zou worden opgebouwd. Voor de overige loodsen zou gebruik gemaakt worden van gerecupereerd constructiemateriaal afkomstig van gebouwen die door dezelfde firma Cockerill aanvankelijk geleverd waren voor de wereldtentoonstelling te Antwerpen van 1885, en dit om de kosten van de havenloodsen zo veel mogelijk te drukken.
De open ruimten tussen de eerste vijf havenloodsen werden in het begin van de 20ste eeuw opgevuld door betonnen loodsen van twee of drie bouwlagen en ieder vijf traveeën breed (nummer 29A, 22A, 23A, 24A).
De haveninfrastructuur voorzag verder verscheidene spoorlijnen voor goederenverkeer parallel aan de Voorhaven: twee spoorlijnen aan de kaaizijde (een voor laden en lossen en één voor het manoeuvreren) en vier aan de straatkant (vanaf de straatkant een circulatiespoor, een manoeuvreerspoor, twee sporen voor het laden en lossen waarvan het eerste onder het afdak van de loods en het tweede onder de galerij van de loods). Ter hoogte van de open havenloods waren aan beide zijden slechts twee spoorlijnen voorzien. Noordwaarts liepen al deze sporen uit op een dood spoor. Aan de kaaizijde bevonden zich aanvankelijk volgende kranen: op sporen bewegende kleine kranen, portiekkranen en grote vaste kranen die alle werkten op hydraulische kracht voortgebracht door een stoommachine van 100 pk van het systeem Compound ondergebracht in een machinezaal aan de overkant van de Voorhavenlaan tussen de Oslostraat en de Liverpoolstraat (verdwenen).
Aan de straatkant werd het havenloodsterrein over de gehele lengte in 1886 afgesloten door een ijzeren hek met ijzeren hekpijlers, op een gemetst bakstenen muurtje met dekplaat. Ter hoogte van de vroegere tussenruimten der havenloodsen werden in totaal vijf toegangen voorzien.
- Stadsarchief Gent, reeks F. 10(1) en 10(2).