Tussen Grote Markt en Boterstraat. Ten zuiden van de Hal; in feite het smalle westelijk gedeelte van de Grote Markt, in 1842 voor het eerst vermeld als Neermarkt. Zuidzijde: zuidwestelijk hoek sinds de tweede helft van de 13de eeuw ingenomen door het nieuwe Vleeshuis met lange zijde aan de in de loop van de 16de eeuw overwelfde "scipleet" ter hoogte van de Boomgaardstraat; naar recent onderzoek mogelijk tot in de 16de eeuw ook met vrijstaande oostgevel volgens onder meer 13de- en 15de-eeuwse plaatsbepalingen wijzend op een onbebouwd terrein tussen het Vleeshuis en de overige aaneengesloten bebouwing met respectievelijk de huizen "Zwynkin", "Den Caesbanc" en "Den Vijfhouc" (Grote Markt nummer 47-51) op de zuidoostelijke hoek bij Grote Markt/Rijselsestraat. Voor de Eerste Wereldoorlog sloot het Vleeshuis aan bij een vrij uniforme gevelwand met 19de-eeuwse lijstgevels vaak met oude kern van een diephuis onder afgewolfd zadeldak; handelspanden.

Wederopbouw: niet uitgevoerd voorstel van stadsarchitect J. Coomans voor een terugwijkende bebouwing links van het Vleeshuis (zie stadsinleiding), echter wel inkorting van de gevelwand ten voordele van een verbreding van de Rijselsestraat. Naar het vooroorlogse uitzicht herstelde Vleeshuis (nummer 8). Voorts imitatieve begeleidingsarchitectuur uit het begin van de jaren 1920, bestaande uit varianten op traditionele bouwschema's geïnspireerd op de gotiek en de lokale renaissancestijl (nummer 4, 5, 6, 7), de bouwtrant van het "Nieuwerck" (nummer 2, 3), en de lokale 18de-eeuwse architectuur (nummer 1).