Strekt zich uit van het Vroonhof ten noordoosten, tot de Boeschepestraat ten zuidwesten. Het plein ontstond in de loop van de 13de-15de eeuw - een economische bloeiperiode - als nieuwe marktplaats ten zuiden van de Grote Markt. De oude benaming was 'Nieuwe Marct', later Kleine Markt. Het plein werd in 1906 omgedoopt tot Burgemeester Bertenplein naar Felix Berten, burgemeester van 1871 tot 1904.
Rechthoekig plein in het noordoosten versmallend tot rechte 'straat', visueel afgesloten door de dominerende westelijke toren van de Sint-Bertinuskerk (zie Vroonhof). Vóór nummer 30-32 bevindt zich een rechthoekige, laag ommuurde grastuin met een centraal arduinen zuiltje, beschaduwd door beuken, platanen en linde. Ook staat er een klein bakstenen gedenkteken met bronzen afbeelding van de voormalige burgemeester en volksvertegenwoordiger Lucien Deschodt (1906-1947), waaronder het opschrift 'Glorievol straalt over Purperstede 't schitterend licht van uw kortstondig eestvuur'.
Het plein heeft overwegend een woonfunctie, maar er zijn echter ook handelspanden, waaronder een horecabedrijf (nummer 7) en drie herbergen (nummer 1, 22, 35). Verder nog het Vredegerecht (nummer 21) en het Sint-Stanislascollege (nummer 30-32), allebei respectievelijk geheel en deels ondergebracht in een herenhuis uit het laatste kwart van de 18de eeuw. Nummer 24 is een voormalige pottenbakkerij die teruggaat tot de 16de eeuw en naar verluidt werkzaam was tot circa 1975.
De zuidoostelijke en noordwestelijke pleinwand worden gekarakteriseerd door breedhuizen van één à twee en een halve bouwlaag onder pannen zadeldak, onder meer geknikt bij nummer 24, 26 - een pseudo- en mansardedak respectievelijk bij nummer 21, 24 en 30 -, uit de tweede helft van de 18de eeuw, de 19de en de 20ste eeuw.
De bewaarde bebouwing uit de tweede helft van de 18de eeuw is relevant voor de toenmalige Franse stijlinvloeden. Classicistische pilastergevels van baksteen zijn te vinden bij nummer 25 met houten kozijnconstructies, bij nummer 32 met bekronend driehoekig fronton, en bij nummer 21 naar een ontwerp van de Rijselse architect Thomas Gombert met merkwaardige baksteensculpturen in Lodewijk XVI-stijl.
Architectuur uit de 19de eeuw: enkele neoclassicistische pilastergevels als imitatieve begeleidingsarchitectuur, zoals nummer 27 en de verbreding door architect P. Croquison (Kortrijk) van nummer 32 met dertien traveeën rechts. De neogotische stijl wordt vertegenwoordigd door de vleugel (nummer 30) van het Sint-Stanislascollege, van 1879-1893. Echter voornamelijk eenvoudige, al of niet beschilderde lijstgevels (nummer 1, 3, 6, 9, 10, 12, 23), onder meer met licht verdiepte kozijnconstructies, te zien bij nummer 6 en 10; nummer 11 heeft een vernieuwd gevelparement van geglazuurde tegels, dat ook aanwezig is bij nummer 24 uit het eerste kwart van de 20ste eeuw; nummer 7 heeft een vernieuwde bakstenen pilastergevel die volgens een foto van 1919 echter oorspronkelijk bepleisterd was. Nummer 22 is een lage herberg volgens de bouwaanvraag van 1831, tevens slachthuis tot in 1941 (binnenkoer). Volgens het opschrift was deze herberg 'De vette os' genaamd, echter met een vernieuwd bakstenen gevelparement; het uithangbord in de vorm van een os (ceramiek) werd gemaakt naar ontwerp van L. Degheus (Poperinge).
De bebouwing uit de 20ste eeuw, blijkbaar ook sporadisch resulterend uit de vernieling of beschadiging van panden tijdens de Eerste Wereldoorlog, is zonder verdere noemenswaardigheden. Een uitzondering is nummer 26-28, een eenheidsbebouwing uit de jaren 1920 met lichte art-deco-inslag en pseudovakwerk.
Recentere nieuwe bouw omvat nummers 8, 29, en de feestzaal met aansluitende kapel van het Sint-Stanislascollege (nummer 30-32) ter vervanging van de neogotische op de hoek met de Deken De Bolaan.
- LEEUWERCK E. 1982: De verdwenen slachterij "In de Vette Os", Aan de Schreve XII.1, 12-13.