Metalen brandverzekeringsplaatjes werden vroeger door brandverzekeraars tegen de gevel gespijkerd wanneer een pand bij hen verzekerd was tegen brandschade. In Vlaanderen gebeurde dat van 1819 tot 1919.
In het pre-industriële Europa vormde vuur een ernstige bedreiging. De boeren op het platteland waren erg kwetsbaar voor brand. De houten huizen en schuren met daken in riet of stro gingen zo in de vlammen op. Dat kon door blikseminslag of spontane ontbranding, maar evengoed door onoplettendheid of moedwillige brandstichting. Nog groter was het brandgevaar in de steden. De huizen stonden opeengepakt. Als er al preventie was, was die weinig effectief en blussen lukte ook al niet zo goed bij gebrek aan adequate hulpmiddelen. Er hebben dan ook vaak grote stadsbranden gewoed. Tot overmaat van ramp was er geen enkele formele schadevergoeding voor wie door brand getroffen werd.
Bekend is de Great Fire in 1666 in Londen. Het stadscentrum bewaarde nog steeds het middeleeuwse stratenpatroon met houten huizen in smalle, kronkelige straatjes op een moerassige bodem. Een ideale voedingsbodem voor vuur. Een legendarische brand die 4 dagen woedde, legde de hele stad in de as waarbij meer dan 13.000 woningen in de vlammen opgingen. Een ongeziene ramp; de tijd was rijp voor innovatie.
In 1667 werd ‘The Fire Office’ in de steigers gezet, een brandverzekeringskantoor voor woningen. Eigenaars konden tegen een kleine vergoeding hun eigendom verzekeren tegen brand. De verzekeraar had permanent een team klaar staan om uit te rukken bij brand om zo de schade aan de verzekerde huizen te beperken.
Verzekerde huizen kregen een metalen plaatje tegen de gevel, hoog genoeg tegen diefstal, maar laag genoeg om bij brandalarm goed zichtbaar te zijn. Het brandverzekeringsplaatje gaf aan dat je recht had op interventie door de brandweerbrigade van je verzekeraar.
Het bleek een succesproduct en kreeg navolging. Een halve eeuw later waren er in Londen al acht zo’n verzekeraars met een eigen brandweerkorps actief. Maar de concurrentie speelde... Bij brandalarm uitrukkende korpsen weigerden te blussen als ze vaststelden dat het brandend pand niet bij hen verzekerd bleek. De korpsen maakten elkaar het blussen onmogelijk door het doorsnijden van slangen en andere vormen van sabotage. Toch duurde het nog tot 1833 eer die private korpsen samengevoegd werden tot één Londens korps.
Anders dan in Engeland werd toen in Duitsland geëxperimenteerd met overheidsinitiatieven: een door de overheid opgelegde brandverzekering met een door de overheid ingestelde brandweer. Het werd een verhaal met vallen en opstaan.
Uiteindelijk werd in heel West-Europa gekozen voor het beste van de twee werelden: een op basis van vrijwilligheid gesloten private brandverzekering gecombineerd met een door de overheid georganiseerd brandweerkorps.
De brandverzekeringsplaatjes waren dan geen exclusief toegangsticket meer tot bluswerk, maar kregen eerder een publicitair karakter. Toch bleven ze tot in de 20ste eeuw in gebruik. Dat maakt ze tot een merkwaardig fenomeen. Ze waren uiteraard mooie uithangbordjes voor de verzekeraar. Maar er was meer. De verzekerde moest betalen voor het aanbrengen van het plaatje aan de gevel van zijn verzekerd pand. Dat zou hij niet doen als daar voor hem niets tegenover stond. De plaatjes behielden dan ook twee en mogelijk drie signaalfuncties.
Brandstichting was populair als gerichte wraakactie of bij afpersers omdat het gemakkelijk was en grote verwoestingen aanrichtte. Zeker op het platteland, waar woningen geïsoleerd stonden en men niet het risico liep een hele stad af te branden. Het brandverzekeringsplaatje werkte dan ontradend: afbranden heeft geen zin, de eigenaar wordt toch vergoed door de verzekeraar. Maar ook oproerkraaiers in de steden werden er door ontmoedigd.
Brandende panden met een brandverzekeringsplaatje werden met meer enthousiasme geblust. De pompiers wisten dat ze bij flink bluswerk konden rekenen op de gulheid van de verzekeraar. Ze waren daar gevoelig voor, want vaak ging het nog om private initiatieven, zeker op het platteland. Immers, pas vanaf 1935 waren steden en gemeenten in Vlaanderen wettelijk verplicht er een eigen brandweerdienst op na te houden. In stedelijk gebied was de urgentie wel groter: in Antwerpen bijvoorbeeld ging de Stedelijke brandweer al in 1817 van start.
Het feit dat bij sommige verzekeraars de verzekeringnemer kon kiezen tussen een groot of een klein, een luxueus of minder luxueus plaatje kan er op wijzen dat er tevens een statussymboliek mee gemoeid was.
Toen in Vlaanderen de eerste brandverzekeraar voor woningen van wal stak, in 1819, waren er wereldwijd een 100-tal dergelijke verzekeringsbedrijven actief. Logischerwijze waren die te vinden in de grote handelsmetropolen. Daar was de markt en daar was de nodige verzekerings-knowhow voorhanden.
Bij ons was dat niet anders: de eerste maatschappij was de Compagnie d’Assurance d’Anvers Securitas Société Anonyme. Daarop volgden nog een 25-tal Antwerpse en Brusselse maatschappijen. Vestigingen van buitenlandse verzekeraars kwamen hen vervoegen.
Plaatjes van deze verzekeraars zijn nog terug te vinden op Vlaamse gevels. Ze zitten vaak op 19de-eeuwse burgerpanden met bepleisterde en beschilderde gevels. Ze zijn bewaard gebleven doordat ze mee met de gevel werden overschilderd.
Soms treft men op een gevel 2 of zelfs 3 verschillende plaatjes aan. Mogelijk was het bedrag dat voor een woning bij een maatschappij kon verzekerd worden eerder aan de lage kant, waardoor wel eens meerdere verzekeraars gelijktijdig bij de brandverzekering van een pand betrokken waren. Maar het kan ook zijn dat, wanneer een eigenaar overstapte naar een andere verzekeraar, er een nieuw plaatje tegen de gevel bevestigd werd, terwijl het oude gewoon bleef hangen.
De plaatjes zijn er in alle vormen en formaten, materialen en kleuren, van saai tot fraai. De eerste exemplaren waren in lood, maar dat metaal was onvoldoende hittebestendig. Later werden ze vervaardigd in koper, messing (een koper-zink-legering), tin, zink, plaatstaal, blik (vertind plaatstaal). Vaak zijn ze verguld of geschilderd in opvallende kleuren.
Ze zijn een kwetsbaar stukje erfgoed. Zonder de nodige bescherming roesten ze weg. Ze worden verwijderd bij schilderwerken of ze komen bij verbouwingen in de sloopafval terecht.
Ze zijn ook een gegeerd verzamelobject. Voor zeldzame exemplaren in goede staat wordt veel geld geboden. En dus worden ze ook vervalst.
Er zitten momenteel - anno 2022 - meer dan 400 brandverzekeringsplaatjes tegen Antwerpse gevels. In 4 op de 10 gevallen betreft het erfgoedgevels. Verzekeraar Lloyd neemt meer dan de helft van de plaatjes voor zijn rekening. Verder zijn vooral plaatjes terug te vinden van Helvetia, Securitas, l’Escaut en La Belgique. Van acht andere maatschappijen vinden we een enkel plaatje terug.
Een inventaris en voorbeelden van plaatjes zijn te vinden op https://www.johanenchris.be/brandverzekeringsplaatjes.
De staat waarin de plaatjes verkeren is erg wisselend. Soms erg verwaarloosd, soms wegroestend, soms zit er al zo’n dikke laag verf en smeersel op dat je nog amper een plaatje kunt ontwaren. Maar er zijn ook eigenaars die hun plaatje koesteren en verzorgen.
Auteurs: Buys, Johan; Demesmaeker, Chris
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Brandverzekeringsplaatjes [online], https://id.erfgoed.net/themas/41 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.